Voor het derde jaar op rij domineerde Juventus op één been de Italiaanse competitie.

Het mooiste compliment kreeg Juventustrainer Antonio Conte van analist Arrigo Sacchi. “Ik heb het nooit zo voor Juventus gehad”, biechtte de gewezen succestrainer van Milan onlangs op. “Goeie spelers, maar als teamprestatie en kwaliteitsvoetbal onvoldoende. Maar nu is dat anders. Ik vind het Juventus van Conte het mooiste dat ik ooit aan het werk zag. Nog beter dan het Juve van Lippi. Harmonieuzer, een team dat alles beheerst. Als je dit Juve aan het werk ziet, lijkt voetbal de simpelste zaak van de wereld.”

De afgelopen drie jaar was in Italië de vraag niet wie kampioen zou worden, maar wanneer Juventus de titel zou vieren, en met hoeveel voorsprong op welk team. Dit jaar schrok iedereen even op toen AS Roma met een nieuwe trainer (Rudi Garcia) bij de aftrap verrassend weg spurtte, maar op 25 november pakte Juventus de koppositie terug om ze niet meer af te geven. Na Nieuwjaar beperkte de titelstrijd zich tot drie vragen: wanneer wordt Juve kampioen, haalt de Oude Dame het record van 100 punten, en wie wordt tweede?

Nochtans zag het er niet meteen naar uit dat er een nieuwe succesperiode aanbrak toen Conte (44) in 2011 trainer werd bij Juventus. Dat was na de moeizame terugkeer uit tweede klasse na het Calciopolischandaal twee keer zevende geworden en voetbalde als een provinciaal team, teruggetrokken op de eigen helft. Weg was wat Conte zich uit zijn tijd als speler van Juventus (tussen 1991 en 2004 won de middenvelder een CL, een UEFA Cup en vijf landstitels) herinnerde: dat de tegenstander met knikkende knieën in Turijn aantrad.

Cadeau Pirlo

Het grootste welkomstcadeau kreeg Conte van AC Milan. Dat riep na het behalen van de kampioenstitel in 2011 middenvelder Andrea Pirlo voor contractbesprekingen naar de bestuurskamer. Pirlo mocht van afgevaardigd bestuurder Adriano Galliani blijven, maar dan wel met een prestatiegericht contract en slechts voor één jaar. Een basisplaats kon de trainer de ouder wordende middenvelder allerminst garanderen.

Diep gekwetst en transfervrij stapte Pirlo over naar Juventus, waar hij op een indrukwekkende manier sportieve weerwraak nam met een team dat van jaar tot jaar sterker werd.

Naast Pirlo kreeg Conte in zijn debuutjaar nog Arturo Vidal, Mirko Vucinic en Stephan Lichtsteiner.Een jaar later kwam Paul Pogba transfervrij over van Manchester United, dit seizoen kreeg Conte verdediger Angelo Ogbonna van stadsrivaal Torino maar vooral een spotgoedkoop en prima aanvalsduo: Fernando Llorente en Carlos Tévez.

Het succes van Antonio Conte stoelt op drie principes: hard werken, hard werken en nog eens hard werken. Zijn voorbeeld is het totaalvoetbal van Bayern, waar Robben en Ribéry zich uit de naad lopen voor het team.

Twee lange trainingssessies per dag zijn bij een team van Conte meer regel dan uitzondering. De trainer is keihard en veeleisend voor al zijn spelers. Favorietjes heeft hij niet. “Sympathiek vind ik de spelers met wie ik win, een hekel heb ik aan degenen met wie ik niet win.” Al na de eerste titel vraagt iedereen zich af hoe lang spelers die mentale en fysieke belasting aankunnen, maar hoe langer Conte Juventus coacht, hoe beter zijn team voetbalt. “Mijn voetbalfilosofie is er een waar het talent ten dienste staat van het teambelang en de organisatie van de ploeg”, zegt hij. Over zijn eigen rol is hij bescheiden: “Een trainer is als een kleermaker, die de ploeg knipt op maat van de spelers die hij ter beschikking heeft.”

Intern geniet Conte veel respect. Wat hij belooft of zijn spelers voorhoudt, komt uit. Langs de lijn en in de interviewzaal gaat hij als een bezetene te keer, qua lichaamstaal of met giftige opmerkingen naar wie commentaar geeft op zijn team, maar zijn formule werkt. De spelers plooien zich zonder morren dubbel en worden beloond met een derde titel op rij, de 30e uit de clubgeschiedenis, exact 109 jaar na het allereerste kampioenschap.

Financiële balans

Gek is het uiteindelijk niet dat wie het meest investeert ook met de prijzen gaat lopen. Van alle Italiaanse clubs torst Juventus de grootste loonlast (115 miljoen, tegenover 105 miljoen voor Milan). De afgelopen drie jaar spendeerde geen andere Italiaanse club 155 miljoen aan inkomende transfers, al daalden de investeringen van jaar tot jaar. Haalde Juventus twee jaar geleden nog voor 84,5 miljoen nieuwe spelers, dan was dat een jaar later nog voor 45,6 miljoen en dit jaar slechts 25 miljoen voor Ogbonna (15 miljoen), Llorente en Tévez.

In twee jaar is de totale schuldenmassa opnieuw gestegen van 121 miljoen (juni 2011) tot 188 miljoen. Waren de jaarlijkse verliezen de vorige seizoenen teruggelopen van 95 miljoen euro (na 2010/11) naar 15 miljoen vorig jaar, dan wordt het verlies voor dit seizoen begroot op 35 miljoen, door minder inkomsten uit de CL én grotere uitgaven (+18 procent extra aan spelerslonen tegenover vorig seizoen).

De schulden nog verder laten oplopen is geen optie. Clubbaas Andrea Agnelli gaf al aan dat de Franse internationaal en middenvelder Paul Pogba na dit seizoen waarschijnlijk niet te houden valt. PSG zou al 70 miljoen geboden hebben. Met dat geld kan Juventus de schuldenlast voor een deel afbouwen en houdt het nog een flinke som over om te investeren in één of twee topspelers. Zo hoopt het trainer Conte (die nog altijd niet bijgetekend heeft) aan boord te houden.

DOOR GEERT FOUTRÉ

Het succes van Antonio Conte stoelt op drie principes: hard werken, hard werken en nog eens hard werken.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content