Gefascineerd kijkt Glen De Boeck naar wielerwedstrijden. Omgekeerd volgt Peter Van Petegem geboeid het voetbal. Een verhaal over wederzijds respect, aan de vooravond van de Ronde van Vlaanderen én Lierse-Anderlecht.

De een heeft van wielrennen zijn beroep gemaakt, maar genoot onlangs met grote teugen – en na veel gepruts aan zijn decoder van Canal+ – van Anderlecht-Club Brugge. De ander is profvoetballer, maar laat geen wielerwedstrijd onbekeken. Toen ze zestien waren, leken ze elk voor de andere sport voorbestemd te zijn : Glen De Boeck speelde met de idee wielrenner te worden, en de jonge Peter Van Petegem zette als nummer tien de lijnen uit op het middenveld van zijn voetbalploeg.

Vorige week zaten ze even samen, in Gent. Daags na Dwars door Vlaanderen genoot De Boeck nog na van de revanche van Anderlecht tegen Club, terwijl Van Petegem hetzelfde deed na de collectief sterke prestatie van Lotto-Domo, afgerond met een zege van speerpunt Robbie McEwen. Een opsteker die de ploeg, nu de topweken eraan komen, best kon gebruiken. “Niet overdrijven, hé”, zegt Van Petegem. “Als je er niet staat in februari, sta je er nu ook niet. Anderzijds : als de conditie goed is, hoef je niet gestresst rond te lopen. Zelfs niet in de aanloop naar een Ronde Van Vlaanderen.”

“Ik hoor Jean-Marie Dedecker ons steeds verwijten dat voetballers te weinig trainen”, pikt De Boeck in. “Maar judoka’s pieken naar twee toernooien per jaar en voor de rest trainen ze. Als ik mij drie maanden kan voorbereiden op één toernooi, in ons geval een WK, zal ik ook top zijn. Vroeger moesten wielrenners tien maanden lang presteren, nu delen ze hun seizoen anders in. Het is specialistenwerk geworden : wie goed moet zijn in de klassiekers, speelt niet mee in de Ronde van Frankrijk, en omgekeerd. In voetbal heb je dat niet, het seizoen duurt tien of elf maanden.”

Is wielrennen zwaarder ?

Glen De Boeck : Wielrenners trainen anders. Ik heb veel gefietst, niet op hoog niveau, maar ik kan goed vergelijken. Mijn bewondering voor de arbeid die wielrenners leveren, is heel groot, maar vergelijken heeft geen zin. Wij trainen anders, staan constant bloot aan contacten… Wij komen aan zestig wedstrijden per jaar : dat betekent dat je gemiddeld in een seizoen twee wedstrijden per week speelt.

Peter Van Petegem : Ik zie dolgraag voetbal, sta in volle bewondering voor technische hoogstandjes. Daar moet je echt op trainen. Wij kruipen op de fiets en malen kilometers, vijf, zes uur : dat is heel anders. Eenvoudig, maar hard. Ronaldo kan met één beweging de man van de match zijn. Als ik in volle inspanning de Patersberg opvlieg en ze zien me daarna niet meer, zal niemand daar achteraf nog bewondering voor hebben. Naar voetbal ga je niet kijken om iemand anderhalf uur van de ene goal naar de andere te zien lopen, maar een coureur is geven en geven en geven. Al is er ook daar tactiek, vergis je niet.

Zijn spurters de spitsen van het wielrennen ?

Van Petegem : Een spurter is een luxepaard, wat niet wil zeggen dat het bij hem allemaal vanzelf komt. Financieel zal er een verschil zijn, maar de jongen die in Dwars door Vlaanderen de spurt voor Robbie aantrok, kreeg achteraf evenveel felicitaties als de winnaar zelf. Het blijft een ploegsport : wij vertegenwoordigen Lotto-Domo, zij Anderlecht. In beide gevallen wint het team. Ik heb de Ronde Van Vlaanderen kunnen winnen omdat andere jongens mij heel ver hebben gebracht zonder dat ik een trap te veel moest geven. Het is zoals de keeper in het voetbal, die is even belangrijk als de spits. Een knecht traint evenveel als de kopman.

De Boeck : Eerst moet je individueel de kwaliteiten hebben om er te geraken, maar daarna is het collectief belangrijk. Als het individuele primeert, blijft het nooit lang duren. Dan krijg je wrijvingen en problemen in de groep. Altijd.

Wat voor wielrenner zou jij geworden zijn ?

De Boeck : Ik was zestien. Ik wilde een contract bij Boom, maar kreeg er geen. Ik had een vriend die koerste en zo heb ik beslist om de overstap te maken. Koppig dreef ik door, maar toen ze zagen dat het menens was, kreeg ik alsnog een contract. Zo ben ik blijven voetballen. Hoever ik het als wielrenner had kunnen brengen, weet ik niet, maar ik ben het altijd graag blijven doen. Als ik tijdens revalidaties twee, drie uur moet fietsen, is dat absoluut geen last voor mij. Een spurter was ik niet, maar ik kon redelijk goed klimmen. Ik heb Tilff-Bastogne-Tilff gereden voor wielertoeristen en dat ging me goed af.

Van Petegem : Ik was middenvelder, maar als je vijftien bent, weet je nog niet waar je toekomst ligt. Ik deed alle sporten graag, maar in het wielrennen lag mijn toekomst. Op mijn zestiende ben ik in de competitie gestapt. Mijn broer is doorgegaan in het voetbal. Hij heeft bij Brakel nog met Sandy Martens gespeeld en een jaar in Waregem in de periode van Aurelio Vidmar. Toen Brakel en Waregem het niet eens geraakten over een transfersom – het was nog vóór het arrest-Bosman – is hij ontgoocheld naar Spanje uitgeweken. Daar heeft hij dan een meisje leren kennen. Mijn neef heeft nog voor Brugge gespeeld, maar hij brak niet door. Te weinig karakter.

De Boeck : Je begint sneller te voetballen, omdat je nauwelijks wat nodig hebt.

Van Petegem : Tegenwoordig organiseren ze voor kinderen van tien, elf jaar al stages met de fiets. In onze tijd bestond dat niet. Ik ben langzaam gegroeid in het wielrennen, ben prof geworden op mijn 22ste.

Voetbal is een teamsport, mis je dat niet ? Train je niet liever in groep ?

Van Petegem : Het is leuker, maar de keerzijde is dat je je in een groep kan wegsteken en dan wordt de kwaliteit van de training veel minder.

De Boeck : Hoe groter de groep, hoe minder je aan bod komt en hoe lager de intensiteit van de training. Dan moet je daar zelf je intensiteit insteken, in zijn geval is dat : aan de kop van die groep gaan sleuren.oeHoe

Van Petegem : Toegegeven, elke dag zes uur alleen trainen is absoluut niet leuk, maar ik ken renners die het doen. Heel eenzaam is dat. Als jeugdrenner trainde ik ook altijd alleen, ik moest dat van thuis. Keihard. Maar eenmaal je weet wat je er voor moet doen, breng je het ook op in een klein groepje. Met meer dan zes of acht renners zullen we nooit zijn. Op stage wordt de ploeg soms verdeeld in twee groepen.

Is de Ronde Van Vlaanderen een eerlijke koers ? Man tegen man ?

Van Petegem ( lacht) : Ik weet niet of er zoveel eerlijke koersen zijn.

De Boeck : Zijn er dan óneerlijke ?

Parijs-Roubaix lijkt anders toch op een loterij. Het bos van Arenberg, of de Koppenberg vroeger : is dat koers of spektakel ?

De Boeck : Misschien, maar wie voorin zit en scherp is, kan het toeval verkleinen. Wie dertigste of vijftigste is op de Koppenberg loopt een groter risico op een valpartij. Maar ik begrijp je : als ik één ding verafschuw, zijn het kasseien.

Van Petegem : Ik rijd Parijs-Roubaix héél graag. Het is de enige koers die ik nog absoluut wil winnen. Maar eerlijk ? In sport is niks eerlijk. Ze vallen in Waregem met dertig op hun kloten, Museeuw raakt geblesseerd, in onze ploeg breekt Hans De Clerq zijn knieschijf… Er kan altijd iets gebeuren.

Kivilev overleed na een val in Parijs-Nice. Blijf je daar lang bij stil staan ?

Van Petegem : Ja, toch wel. Achteraf beginnen dan weer de discussies : helm verplichten of niet. Maar dan komt Milaan-Sanremo en rijden ze weer zonder helm. En dan zijn we opnieuw vertrokken. Je moet. De dag dat je op het gevaar begint te letten, mag je stoppen. Als voetballers bang beginnen te worden van tackles, is het ook over.

De Boeck : Maar niks is belangrijker dan het leven, daar sta je toch iets langer bij stil. Daar verbleekt de sport bij.

Van Petegem : In een massaspurt zal ik rapper in de remmen gaan, omdat ik weet dat ik toch niet kan winnen. Maar bang ben ik niet. Ik heb wel nog het lef om als eerste de Koppenberg op te draaien omdat het daar voor mij wél moet.

De Boeck : Ik was kwaad toen onze wedstrijd tegen Panathinaikos vergeleken werd met de oorlog in Irak. Immoreel vond ik dat, als je ziet wat er nu in Irak gebeurt.

Van Petegem : Dat zijn de media. Na de eerste wedstrijd van het Belgische seizoen was het bij ons crisis. Je leert leven met dat denken in zwart-wit. Voor mij is een koers ’s avonds gedaan, voor de pers leeft ze nog dagen verder.

Wat hebben de oortjes veranderd in het wielrennen ?

Van Petegem : Van mij mogen ze het direct weer afschaffen. Soms is het gevaarlijk, er zijn al valpartijen door gebeurd.

De Boeck : Het is zoals GSM’en in de auto : gevaarlijk. Gisteren zag ik hoe Van Bon bijna op iemands achterwiel reed omdat hij aan het praten was. Ik denk trouwens dat Peter en Johan zelf wel weten hoe er moet gekoerst worden. In de Omloop Het Volk had Museeuw Wilfried Peeters niet nodig om te weten wat er moest gebeuren. En Peter zal in Waregem ook wel hebben geweten hoe de Lotto’s moesten koersen om te winnen.

Van Petegem : Soms is het eenvoudig, ja. Of ik leep ben ? Leep is iemand die niet meerijdt. Ik denk dat ik meewerk, maar anderzijds ben ik ook iemand die de koers heel goed ziét. Ik lever geen inspanningen die geen nut hebben. Als ze tegen mij zeggen dat ik morgen van bij de start moet aanvallen om de publiciteit te halen die Ludo Dierckxsens haalt, pas ik. Elk zijn manier van koersen.

De Boeck : Ik denk dat tactisch inzicht aangeboren is en aangevuld moet worden met veel kijken. Vanaf mijn zevende ging ik elk weekend minstens twee keer naar een wedstrijd kijken. Had ik dat niet gedaan, had ik niet het inzicht gehad dat ik nu heb. Op latere leeftijd krijg je dat er niet meer in.

Financieel is het vet van de soep. Houdt jullie dat bezig ?

De Boeck : Ik heb nog drie jaar contract, heb nog op het goede moment een nieuwe verbintenis getekend. Achteraf kan ik zeggen dat ik de goeie keuzes maakte. Twee jaar geleden had ik een aanbieding uit het buitenland, maar mocht ik niet weg. Toen heb ik lang getwijfeld om mijn contract, dat tot deze zomer liep, gewoon te laten aflopen en het dan te bekijken. Ik zou nog steeds een ploeg vinden, maar nooit meer het contract kunnen tekenen dat ze me toen aanboden.

Van Petegem : Bij ons zijn er minder mogelijkheden. Ik zat jaren goed bij TVM, maar toen dat weg viel, heb ik wat tegenslag gekend met mijn keuzes. Als een sponsor failliet gaat…

Jan Ullrich’s nieuwe ploeg, Coast, mocht aanvankelijk niet starten.

Van Petegem : Ullrich heeft geen problemen : als je nog een contract van 60 miljoen kan tekenen…

De Boeck : Die zeven andere renners in zijn ploeg, dié hebben een probleem.

Van Petegem : Het is zoals in het voetbal : de top zal altijd goed blijven verdienen, maar wat eronder zit ? Ik vind het jammer dat wij niet de pensioenregeling van de voetballers hebben. Er zijn tien, misschien vijftien renners die goed worden betaald, maar voor die beperkte groep iets creëren, is blijkbaar moeilijk. Daar ligt een taak voor de wielerbond weggelegd, want individueel is het moeilijk om iets af te dwingen. Wij hebben ook niet de stabiliteit van de voetbalclubs. Anderlecht en Club Brugge bestaan al honderd jaar. Lotto zit al lang in het wielrennen, maar dat is een uitzondering. Een voetballer heeft een steviger structuur achter zich.

De Boeck : Wij worden verzekerd door de club. Gelukkig, want de premies voor een individuele verzekering zijn gigantisch hoog.

Van Petegem : En dat fiscaal voordeel, zoals de voetballers die iets opzij kunnen zetten, dat hebben wij ook niet. Veel renners vallen de dag dat ze stoppen in een zwart gat. Want wat ze verdiend hebben is doorgaans veel te laag om iets te kunnen opstarten.

door Peter T’Kint en Roel Van den broeck

‘Ronaldo kan met één beweging man van de match zijn. Bij een renner is dat anders.’ (Peter Van Petegem)

‘Ik heb Tilff-Bastogne-Tilff gereden voor wielertoeristen en dat ging me goed af.’ (Glen De Boeck)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content