Nicky Hayen (Sint-Truiden) : “Ik bewaar geen te beste herinnering aan hem : hij was mijn rechtstreekse tegenstander en scoorde drie keer tegen ons (grijnst). Dat hij een stevige jongen is, wisten we al voor hij naar Engeland vertrok, maar nu is hij ook een koelbloedige afwerker, iemand die constant op een verdediging weegt, maar toch heel collectief denkt. Roussel is zeker geen luie spits. Hij beweegt voortdurend, durft de bal in de voet te vragen en is met individuele dekking moeilijk af te stoppen. Doordat hij heel actief deelneemt aan het spel, is hij naast de diepe spits eigenlijk ook de spelverdeler van Bergen. Tegen ons was hij constant aanspeelbaar als targetman, schermde hij de bal met het lichaam heel goed af en koos hij in de zestien meter heel goed positie voor het doel. Als de bal wordt ingespeeld, is het beter dat je niet op interceptie speelt. Pas wanneer hij zich draait, mag je kort tegen hem gaan plakken. Maar vergis je ook dan niet in zijn behendigheid : in de individuele duels moet je zelf al een stevig heerschap zijn om hem af te stoppen.”

Philippe Clement (Club Brugge) : “Zelfs toen hij nog voor AA Gent voetbalde, was hij al een Engels type. Daarmee bedoel ik : sterk atletisch, fors gebouwd en zonder vrees. Als ik aan Cédric denk, denk ik eerst en vooral aan zijn kopbalsterkte. Hij heeft een typische nekslag en een totaal andere timing dan wat we hier gewoon zijn : net als Alexandros Kaklamanos blijft hij erg lang in de lucht hangen. Verder zie je duidelijk dat hij in Engeland rijper werd : hij is niet meer zo onstuimig, doet alles veel meer beredeneerd. Hij is ook heel sterk in the box doordat hij daar de luchtduels niet schuwt. Daar hou ik wel van. Hij ligt ook constant op de loer, zal nooit negentig minuten lang werken en wroeten. Wat je zeker niet mag doen, is te kort op hem spelen. Beter is het een afwachtende houding aan te nemen en het duel op kracht aan te gaan. Cédric is een heel intuïtieve spits, een echte opportunist in de zestien : hij heeft maar weinig kansen nodig om te scoren. Ik vergelijk hem graag met Rune Lange : een vechter en een killer op het veld, maar dan op een sportieve manier.”

Stefan Leleu (Antwerp) : “De grootste ontwikkeling heeft hij voetballend gemaakt. Vroeger wachtte hij gewoon op een flankvoorzet om te koppen, nu durft hij wat meer af te haken, de bal te kaatsen of te bevriezen in afwachting van steun vanuit het middenveld. Hij is zeker niet die technisch verfijnde stylist, die met een actie een defensie uit verband speelt. Nee, Roussel wordt het gevaarlijkst op een lange bal vanuit de verdediging, want hij kan hem vrij makkelijk verlengen of voor de afvallende bal zorgen voor iemand die rond hem zwerft, zoals De Vreese, La Placa of Londo. Daarom is het aan te raden een tweede centrale verdediger in steun te hebben, die moet vermijden dat de bal in de zestien meter blijft hangen. Op die manier hebben wij namelijk een doelpunt geslikt tegen Bergen. Het viel me ook op dat ze het spel goed breed houden om hem met centers te bereiken. Voor een verdediger is het belangrijk dat je zijn bewegingen naar de goal goed aanvoelt. Het is een stevige, maar faire voetballer. Hij kan incasseren, maar deelt ook wel eens uit. Zeker geen smeerlap, integendeel zelfs. De manier waarop hij zich de laatste tijd heeft gemanifesteerd, verdient bewondering. Maar om nu al te zeggen dat hij rijp is voor nationale ploeg ? Daar is het, denk ik, nog wat vroeg voor.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content