Het talent is op in België. Zegt men. En dat het ook aan de opleiding ligt. De clubs wijzen met een beschuldigende vinger naar de voetbalbond. Technisch directeur Michel Sablon ontloopt de kritiek niet, maar antwoordt : ‘De basis wordt breder.’

Collectiviteit. Organisatie. Inzet. Met die kwaliteiten roemde bondscoach Marc Van Geersom de nationale min-19-jarigen, voor ze afgelopen zomer naar het EK in Zwitserland afreisden. In drie wedstrijden maakte België daar geen enkel doelpunt. Met dezelfde kwaliteiten, én fortuinlijk countervoetbal, behaalden de nationale beloften vorige maand tegen Servië & Montenegro wel een fraai resultaat : 4-0. Ook bondscoach Jean-François de Sart beperkt de lof doorgaans tot het hechte blok dat zijn ploeg vormt.

Belgisch recordinternational Jan Ceulemans zag in het zegevierende belofte-elftal dan ook geen drie spelers die volgens hem ooit de A-ploeg zullen halen. “Dan is Servië er héél slecht aan toe”, repliceerde bondsvoorzitter Jan Peeters cynisch, zelfs al zag ook Ariël Jacobs, nog zo’n geoefend oog, in het verliezende kamp enkele talenten waarvan hij vermoedt dat ze nog van zich zullen laten horen. “En is dat uiteindelijk niet de bedoeling : dat je een paar talenten hebt die erboven uitsteken ? Het is er Anderlecht toch ook niet om te doen kampioen te spelen met zijn reserven ?”

Michel Sablon geeft toe dat de zege de verhoudingen vertekend weergaf. “Onze eerste bedoeling is natuurlijk niet om met 4-0 van Servië te winnen, maar om goede spelers voor de A-ploeg uit die beloften te halen. De besten hébben die stap al gezet : Vincent Kompany, Anthony Vanden Borre en Jelle Van Damme. Ik heb inderdaad ook één of twee goede spelers gezien bij Servië, maar ik durf er mijn hand niet voor in het vuur te steken dat zij zullen doorbreken, net zomin als ik dat durf te doen voor onze spelers. Tegenwoordig spelen zoveel factoren een rol, dat je het amper nog kunt voorspellen.”

Sablon is als technisch directeur, sinds de afloop van Euro 2000, de eindverantwoordelijke voor alles wat het sportieve beleid van de KBVB aangaat. Hij hoedt zich voor euforie, maar merkt op dat Servië uitsluitend speelde met spelers uit 1983 en 1984. Meer dan de helft van de Belgische internationals daarentegen had 1985, 1986 en zelfs 1987 als geboortejaar. “Daaruit blijkt dat de basis steeds breder wordt. Dat komt de kwaliteit ten goede. Zeven op tien jeugdinternationals komen uit de topsportscholen. Die bestaan nu vier jaar en stilaan zien we de resultaten : op de Uefarankings zijn we sterk gestegen. Ik denk dat we met héél goede voetballers zitten bij de beloften. Alleen stellen we vast dat onze talenten niet doorstoten naar de top op het moment dat ze er bijna zijn.”

Sablon ziet extrasportieve oorzaken, maar heeft het ook over een mentale kwestie. “Spelers moeten zich pijn willen doen op training. De ambitie hebben om steeds verder te gaan. Keihard willen werken. Ze bevinden zich te snel in een comfortabele positie, met veel geld en alle mogelijke luxe, waardoor ze nog onvoldoende de weg naar het veld terugvinden, daar waar de mouwen opgestroopt moeten worden, waar er afgezien moet worden. Onlangs zag ik in Italië enkele fysieke trainingen. Die duurden een uur en drie kwartier, de spelers zagen echt af – spelers in volle competitie in een kampioenschap dat toch top is. Díe mentaliteit is bij ons een beetje verloren aan het gaan, denk ik. Het is die verbetenheid ook die ik mis bij de jongens die ik hier zie toekomen voor de nationale ploeg.”

De bond als etalage

De nationale jeugdploegen zijn een bron van ergernis voor de clubs. Zij vinden dat de KBVB te vaak een beroep doet op hun spelers. Daardoor missen die niet alleen trainingen in hun club, en dus stappen in hun opleiding (hoewel sommigen bij de bond juist vinden dat internationale tegenstand hun ontwikkeling ten goede komt), ze staan er ook ongevraagd in de etalage voor vraatzuchtige makelaars en scouts.

Sablon erkent het probleem slechts ten dele. “Sommige spelers werden te vaak opgeroepen, dat klopt. Toen Kompany nog zeventien was, konden we hem oproepen voor de min-18, de min-19, de min-21 én de A-ploeg. We hebben daarover gepraat met de clubs en zijn overeengekomen dat van zodra een speler bij de A-ploeg komt, we hem niet meer oproepen voor de andere leeftijdscategorieën, tenzij de coach, zoals nu met Vanden Borre is gebeurd, hem even terugzet naar de min-21. Verder hebben we per leeftijdscategorie een maximumaantal oproepingen per seizoen vastgelegd : ongeveer dertig dagen, alles inbegrepen.”

Verder moeten clubs niet zeuren, vindt Sablon. Al gezien hoeveel makelaars er bij competitiewedstrijden voor jeugd en invallers langs het veld staan ? Bovendien, weet hij, ligt het aantal oproepingen in vergelijking met het buitenland aan de lage kant. Toen Portugal enkele jaren geleden Europees kampioen werd bij de min-17-jarigen, waren de spelers, het eindtoernooi niet meegerekend, 112 dagen samen geweest. “In Portugal is de schoolplicht niet zo streng, die jongens zijn praktisch jonge profs. De Portugezen focussen dan ook echt op het resultaat : zij wíllen Europees kampioen en wereldkampioen worden met hun jeugdelftallen. Maar uiteindelijk stromen ook daar niet veel jongeren door, zelfs niet naar hun eigen profcompetitie.”

Het is, zoals zo vaak, voegt een anonieme bondsman toe, ook een probleem van communicatie tussen KBVB en clubs. Het gevolg zijn pesterijen over en weer, waar uiteindelijk de spelers de dupe van zijn. “Ik ken clubs die de dag voor een wedstrijd bij de nationale ploeg bewust hard trainen met hun jongens, waarna ook de bondstrainers nog eens hard trainen vanuit een drang om zich te profileren.”

Naar de topsportschool !

Ook over de topsportscholen zijn de meningen nog verdeeld. De KBVB werkte een leerplan uit, waarin twaalf lesuren worden vrijgemaakt voor voetbaltraining. Daarvoor stelt de bond per school twee van zijn bondstrainers en een keepertrainer ter beschikking – totale kostprijs voor de KBVB : ongeveer een half miljoen euro. De clubs, en met name iemand als Franky Vercauteren, zouden hun spelers tijdens die extra voetbaluren liever in de club zien. Al was het maar om te vermijden dat bondstrainers de jongens een andere voetbalvisie opdringen.

Sablon schudt het hoofd. In België is er schoolplicht, merkt hij op, ook voor potentiële profvoetballers. Die moeten dus, ook tijdens die twaalf uur, onder het toezicht van pedagogisch gekwalificeerde lesgevers blijven staan. “Onze leraren zijn allemaal regenten of licentiaten, die bovendien minstens de Uefa A-licentie hebben, of de Uefa Pro-licentie. De beste combinatie dus. Hun trainingen zijn gericht op de individuele ontplooiing van de speler. Frank heeft geen pedagogisch diploma en dus mag hij geen les geven aan leerlingen die een gehomologeerd diploma willen behalen. Zou hij dat wel hebben, dan mag hij ze nog altijd niet uit de school weghalen, maar hij zou de trainingen wel zelf mogen komen geven. Wij vragen overigens niet liever dan dat de clubs dit overnemen, zolang ze maar een oplossing vinden voor het wettelijke kader. Wij hebben de aanzet gegeven.”

Het overleg dat, ook hier, bij het opstarten van het project wenselijk was geweest, is er nog steeds nauwelijks. Onder meer bij Westerlo trokken ze fel van leer tegen Sablon omdat de bondstrainer van de min-16-jarigen een Westelse international had aangeraden naar de Genkse topsportschool te gaan, wilde hij kans op nationale selecties blijven maken. Sablon : “Of het precies zo is gezegd, weet ik niet, maar het is uitgepraat, met de club en met die trainer. Wat hij wilde zeggen was dat de topsportschool het voordeel van twaalf bijkomende trainingsuren biedt. Uiteraard is de kans dat je later doorgroeit, dan groter.”

Nog bij Westerlo kreeg een clubtrainer van een bondscollega de wenk een speler – jeugdinternational – op een andere positie uit te spelen. “De voetbalbond heeft er zich niet mee te bemoeien waar wij een jongen laten spelen”, vindt Westerlo’s manager Herman Wijnants.

“Dat is waar,” zegt Sablon, “maar het omgekeerde is ook waar. Ik vind dit absoluut geen goede redenering. Toen ik nog trainer was, had ik Crasson in mijn leeftijdscategorie. Bij mij speelde hij in een totaal andere positie dan bij Anderlecht : op het middenveld, of zelfs achter de spitsen. Pierre Hanon was toen zijn clubtrainer. Wij zagen of belden elkaar geregeld, en dan vertelde ik wat ik had gedaan. Hanon probeerde dat dan ook eens, om te zien wat het gaf. Begrijp je ? Hier moet een open discussie over kunnen bestaan. Sommigen vatten het op als inmenging, anderen als een goed idee dat ze ook eens zullen proberen, of als iets waar ze niet in geloven. Ik denk niet dat we daar problemen moeten zoeken – althans, wij doen dat niet.”

Gebuisd voor QIKFoot

Tot slot : QIKFoot, het ambitieuze kwaliteitszorgsysteem dat de VUB, op vraag van de KBVB, ontwikkelde om de jeugdopleiding van de clubs in eerste en tweede klasse door te lichten en te professionaliseren. Dat Beveren en La Louvière goed scoorden, bezorgt het meetinstrument tot vandaag een problematisch imago. Verteld wordt ook dat clubs onjuiste informatie opgeven, dat de controle onvoldoende is en dat Waalse clubs ten onrechte goede punten scoren voor pakweg het kunstgrasveld dat ze cadeau krijgen van de overheid.

“Ik wil dat allemaal niet uitsluiten, maar ik denk zeker niet dat het de regel is”, aldus Sablon. Volgens hem zijn het details die niet doorwegen in de eindafrekening. “Zoals afgesproken gaan we in 2005 een derde en laatste evaluatie maken. Daarna, vanaf de tweede helft van volgend jaar, beginnen we met roadshows voor de amateurclubs, vanaf derde klasse.”

Loffelijke initiatieven allemaal, maar waarom, vragen de profclubs zich af, past de voetbalbond QIKFoot niet eens toe op zichzelf ? Waar is zijn opleidingscentrum ? Waar het inhoudelijke project voor ‘Tubeke’ ? Waar de opleidingscursus voor jeugdcoördinatoren ? Waar de keeperopleiding ? ‘Grandioos gebuisd’ zou er op het rapport staan.

Maar Michel Sablon heeft goed nieuws : “De eerste spade voor ons trainingscentrum in Tubeke gaat in de grond in februari 2005. We openen het centrum op 1 augustus 2006. En de opleidingscursus voor de jeugdcoördinatoren ‘elite’, in eerste en tweede klasse dus, is helemaal klaar. Vanaf begin volgend seizoen kunnen ze inschrijven. Daarna starten de cursussen voor de andere jeugdcoördinatoren. Die gaan we in alle provincies uitdragen via de roadshows van QIKFoot.”

Eindelijk. Want, zegt de anonieme bondsman, het probleem aan de Houba de Strooperlaan is de onderbemanning. “De bond moet terug naar de basis”, legt hij de vinger in de wonde. “Het probleem is dat de politici er zwaarder wegen dan de technici, en politici moeten met van alles rekening houden. Daarom moet de technische commissie dringend meer macht krijgen en het liefst met capabele mensen. Dat is al vaak gezegd, hoog tijd dus dat het eindelijk ook gebeurt.”

door Jan Hauspie en Peter T’Kint

‘De bond moet terug naar de basis.’

‘Onze jonge internationals missen verbetenheid.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content