Louter op basis van een goed WK werd Ronaldo gekozen tot Europees en Wereldvoetballer van het Jaar. Maar de enige die liefst vier hoofdprijzen won en dus de meest succesvolle voetballer van 2002 was, is zijn land- en ploeggenoot Roberto Carlos.

God, familie, werken en voetbal. Vier waarden die vader Oscar hoog in het vaandel voerde. Al snel was het voor hem duidelijk dat zijn enige zoon, Roberto Carlos da Silva, later geld kon gaan verdienen als voetballer. Het talent, de motoriek en de kracht van zijn kleine jongen waren onmiskenbaar en uitzonderlijk. Toch had de kleine Roberto andere dingen aan zijn hoofd. Net als zijn Braziliaanse leeftijdsgenoten werkte hij in een fabriek in zijn geboortedorp Garça. Het werk slorpte te veel tijd op om zich volledig op het voetbal te richten. In zijn schamele vrije tijd voetbalde hij op straat tegen veelal oudere vriendjes. Geen oudere speler kon hem van zijn stuk brengen. Het kleine jongetje was linksbuiten en linksachter tegelijk.

Roberto Carlos was twaalf jaar toen hij papa Oscar vroeg of hij zijn werk mocht opgeven om zich helemaal op het voetbal te concentreren. Zijn vader speelde vroeger zelf in enkele lagere afdelingen en kon niet anders dan zijn zoon de toestemming te geven. De kleine Roberto mocht zijn eigen weg gaan en sloot zich aan bij Atlético Juventus, de bekendste club in de buurt. Roberto Carlos herinnert zich de opwinding van zijn vader toen die hem aanmeldde als lid. “In Brazilië droomt iedere vader ervan dat zijn zoon profvoetballer wordt”, vertelt hij zeventien jaar later. “Mijn vader en ik waren vastbesloten : het moest lukken. Je kunt dan nog zo vastberaden zijn, slechts weinig spelers bereiken ook hun doel. Ik heb enorm veel moeten opofferen en heb de nodige dosis geluk gehad. Het heeft lang geduurd voor ik mijn droom kon waarmaken. Als er één zaak is die ik geleerd heb, is het ongetwijfeld afzien.”

Na vijf jaar bij de provincieclub verkaste Roberto Carlos naar middenmoter Uniao Sao Joao. “Een goede club om als jonge speler te beginnen. Ik heb er veel geleerd en mezelf kunnen ontwikkelen.” Het was voor iedereen duidelijk dat de linkermiddenvelder met zijn toekomst bezig was. Terwijl zijn medespelers na de training het veld verruilden voor het strand, schaafde Roberto Carlos zijn traptechniek bij. “Ik wou van op grote afstand ballen strak trappen.” Oefening baarde kunst. Door de vele tijd die hij in zijn traptechniek investeerde, werd de lange, strakke trap een specialiteit.

En toen bood de Braziliaanse topclub Palmeiras zich aan voor de jongeman met het fenomenale linkerbeen. “Dat was de kans om me in de kijker te spelen van Europese grootmachten”, aldus Carlos. “Ik besloot om nóg meer te gaan leven als prof.” Bij Palmeiras belandde hij eerst noodgedwongen en later vanzelfsprekend op de linksachterpositie. In drie seizoenen (67 competitiewedstrijden) maakte hij zes doelpunten. “Te weinig, maar dat had te maken met het feit dat de plaats als linkerverdediger nieuw voor me was. De juiste invulling vond ik pas in mijn laatste jaar.”

In de zomer van 1995 koos Roberto Carlos voor Internazionale. Dat avontuur duurde slechts één jaar. “Toch heeft die periode grote indruk op me gemaakt. Ik heb er veel bijgeleerd. Zowel op het veld als naast het veld. Als mens en als voetballer ben ik er opengebloeid. De terecht hoog aangeschreven competitie, de uitstekende medespelers, de geweldige supporters… Ik heb veel vrienden overgehouden aan mijn tijd in Milaan. Inter en het Italiaanse voetbal liggen me nauw aan het hart. Van trainer Roy Hodgson mocht ik veel initiatief naar voren nemen. Heerlijk. Toch vertrok ik, omdat de club te veel niet-EU-spelers onder contract had staan. Ik ben met pijn in het hart vertrokken. Ooit kom ik misschien wel terug. Het voelt alsof ik Inter nog wat verschuldigd ben.”

Het was niet verwonderlijk dat Roberto Carlos de lokroep van Real Madrid in 1996 niet weerstond. “Als kind al was dat voor mij de beste club ter wereld. Iedereen had de mond vol over Di Stefano en Gento.” Toch waren de sterren van Real niet zijn grote voorbeelden. “Het klinkt als Braziliaan misschien bizar, maar Pelé was niet mijn grote voorbeeld. Mijn groot idool was de Argentijn Diego Maradona. Pelé heb ik nooit zien spelen, Maradona wel. Ik herinner me nog dat ik zwaar onder de indruk was van zijn kwaliteiten. Hij deed dingen die ik niet voor mogelijk hield. Een fenomeen met ongelooflijk veel talent.

“Ik ben ervan overtuigd dat talent ook nog in het huidige voetbal de doorslag geeft. Iedereen praat tegenwoordig over tactiek. Toch blijft het concept voor mij simpel. Als je niet scoort, win je niet. Er moeten slechts vier spelers achter de bal blijven, de verdedigers. De rest kan zich aanvallend uitleven. Tegenwoordig speelt het voetbal zich vooral op de flanken af. Kijk maar naar Brazilië, AS Roma of Real. Ik voel me daar goed bij. Of ik mijn verdedigende taken niet verwaarloos ? Neen, ik heb automatismen met al mijn teamgenoten. Je moet gewoon de onderlinge afspraken respecteren en de ruimte afdekken die je ploeggenoot laat.”

Wat is nu talent ? Jorge Valdano, de sportieve directeur van Real, omschrijft het als een natuurlijke gave voor één discipline. “Ik kan me daar slechts deels in vinden,” geeft de Braziliaan toe. “Er zijn verschillende spelers die talent hebben. Heb ik het ? Ik amuseer me rot op het veld en om je op dit niveau te amuseren moet je al veel in huis hebben. Het is een gave die God me heeft meegegeven. Maar je mag vooral niet vergeten dat je hard moet werken om je doel te bereiken.”

Roberto Carlos kreeg wereldwijde faam met zijn ongeëvenaarde traptechniek. Het onvoorstelbaar kromme schot waarmee hij in de zomer van 1997 scoorde in en tegen Frankrijk, wekte verbijstering en bewondering. De Braziliaan werkt nog voortdurend aan het bijschaven van zijn specialiteit. “Het gaat louter om de snelheid van de bal”, legt hij uit. “Ik kijk nooit naar de positie van de doelman. Als ik de bal goed raak, maakt het niet uit waar hij staat.” Zijn vrije trappen halen een gemiddelde snelheid van 130 tot 140 kilometer per uur. Ooit had hij zelfs een uitschieter van 170.

Om die snelheden de halen, heb je natuurlijk veel kracht nodig. Die haalt de linksback uit de spiermassa in zijn linkerbovenbeen. De diameter daarvan bedraagt 58 tot 60 centimeter, liefst twintig procent meer dan bij de gemiddelde voetballer. Aangeboren fysiek en een flinke dosis krachttraining leverden Roberto Carlos (slechts 1 meter 68 lang) die benijdenswaardige eigenschap op. Bovendien kan hij met zijn loopsnelheid zijn unieke trap nóg meer kracht meegeven. De Braziliaan doet maar 10,6 seconden over de honderd meter, een onwaarschijnlijke tijd voor een voetballer. “Een goede trap en een snelle sprint zijn wapens, maar het is de kunst beiden te combineren. Dat lukt me steeds beter.” Roberto Carlos beschikt ook nog over een bovenmatige spierkracht in zijn armen. Een ingooi werpt hij gerust 36 meter ver.

Of hij net als wijn met de jaren beter wordt ? “Ik denk van wel. Zeker als je elke dag met de bal traint. Voor mij is trainen een plezier. Als ik een bal zie, kan ik het niet laten om er mee te spelen. Voetbal is een aangenaam tijdverdrijf, maar één met verantwoordelijkheden. Je moet het publiek in het stadion animeren en je hebt ook verplichtingen tegenover de club. Ik ben me er bewust van. Brazilianen worden dikwijls verweten dat ze hun verantwoordelijkheid willen ontlopen. Ik doe dat zeker niet. Ik ben een Braziliaan met verantwoordelijkheidszin.”

Roberto Carlos won in 2002 met Real Madrid de Champions League, de Europese Super Cup en de Intercontinentale Beker, terwijl hij met Brazilië ook nog de wereldtitel behaalde. Vier hoofdprijzen waaraan de linksback een meer dan gemiddelde bijdrage leverde. Toch ontving hij geen persoonlijke onderscheiding. De verdediger gunt land- en clubgenoot Ronaldo de eer, maar diep in zijn hart weet hij dat hem een beloning voor een prachtig jaar is onthouden. “Als je puur naar gewonnen bekers kijkt, was dit mijn kans om een individuele prijs te winnen. Die doet zich waarschijnlijk nooit meer voor. Het blijft moeilijk individuen te beoordelen in een teamsport. Bovendien zijn verdedigers altijd in het nadeel. Buiten Franz Beckenbauer, Matthias Sammer en de Russische doelman Lev Yashin waren het altijd offensief ingestelde spelers die de hoofdprijs afhaalden. Maar het was geen ontgoocheling : ik had er niet op gerekend, enkel op gehoopt.”

Met vedetten zoals Ronaldo, Raúl, Zinedine Zidane en Luis Figo om hem heen behoort Roberto Carlos tot een absolute sterrenformatie. Het is bijna vanzelfsprekend dat de prijzenkast van Real almaar rijkelijker gevuld geraakt. “Toch overtuigen we niet”, zegt hij eerlijk. “Vooral in de Spaanse competitie wil iedereen winnen van het grote Real. Hoewel wij graag gemakkelijkere wedstrijden zouden willen spelen, is het goed voor de Primera Division dat we er niet met kop en schouders bovenuit steken. Vooral op verplaatsing hebben we het moeilijk. Telkens als wij bij een club op bezoek gaan, speelt die ploeg de wedstrijd van het jaar. De week daarop gaat dat team dan weer gemakkelijk onderuit.”

Volgens de Braziliaan is de Spaanse competitie de sterkste ter wereld, met Italië als goede tweede. Ook in de Champions League geldt de Koninklijke, de titelverdediger, uiteraard weer als favoriet. “Dat is niet zo raar, maar ik schat AC Milan dit jaar ook heel hoog in. Ze hebben talent en een goede organisatie. De buitenlanders brengen iets extra. Het spel van Milan is de perfecte mengeling van de Braziliaanse frivoliteit en het typische Italiaanse spel.”

door Chris Tempelman en Jacopo Iandiorio

‘Het klinkt als Braziliaan bizar, maar Pelé was niet mijn grote voorbeeld. Mijn groot idool was de Argentijn Diego Maradona.’

‘Een goede trap en een snelle sprint zijn wapens, maar het is de kunst beiden te combineren.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content