Toen Greg Van Avermaet op 8 september 2008 als 23-jarig broekje een rit in de Vuelta won, slaakte hij een zucht van opluchting: ‘Het was al veertien dagen geleden dat ik gewonnen had …’ Ruim twee jaar en twee maanden later staat hij nog altijd droog. Aan zelfbewustzijn heeft hij nochtans niet ingeboet: ‘Ik weet dat ik ooit wereld-kampioen kan worden.’

Ik heb niet veel plaats nodig en zo hoef ik ook niet veel op te ruimen”, lacht Greg Van Avermaet wanneer we opmerken dat weinig toprenners zich tevreden zouden stellen met een huurappartement boven een bank langs een drukke centrumstraat in Berlare. Voor de 25-jarige ex-keeper van SK Beveren, die afgelopen zomer het ouderlijke nest in Hamme verliet, is het allicht een tijdelijk onderkomen, want hij heeft een stuk grond gekocht in … Stoumont, een kleine gemeente van 3000 inwoners die ieder jaar Luik-Bastenaken-Luik verwelkomt. “In december of januari start de bouw, tegen midden 2011 moet het klaar zijn, al weet ik nog niet zeker of mijn vriendin en ik definitief zullen verhuizen. Ik zie het vooral als een investering in mijn carrière. Stoumont is een ideale uitvalsbasis om te trainen op de Ardense heuvels.”

Het tekent de metamorfose die de Oost-Vlaming het voorbije seizoen onderging. Terwijl hij vroeger in het hokje van de kasseicoureurs werd gestopt, bewees Van Avermaet dat hij ook op zware parcoursen uit de voeten kan. Méér zelfs: middelhoge cols lijken hem beter te passen dan de korte, bonkige Vlaamse hellingen. Getuige daarvan zijn uitslagenlijst van 2010: 12e in Tirreno-Adriatico, 11e in de Clásica San Sebastián, 4e in een bergrit in de Vuelta en 16e in de Ronde van Lombardije. Zijn resultaten in de Ronde van Vlaanderen en Parijs-Roubaix: 39e en 27e, op vijf en zeven minuten van Fabian Cancellara

“Niet de kasseien en de hellingen zijn het probleem – ik ben explosief genoeg – maar de nerveuze aanloop. De schrik na mijn zware valpartij in de sprint van de Scheldeprijs 2009 is wel volledig weg, maar toch: dat gewring en ellebogenwerk ligt me niet zo goed. Ik ondervind dat ik beter rendeer als ik plaats heb om te koersen en als ik geen dertig man moet omverduwen om vooraan te raken.”

Van Avermaet zal daarom in 2011 – bij zijn nieuwe ploeg BMC – zijn doelen verleggen: géén Dwars door Vlaanderen, géén E3-Prijs en vooral géén Parijs-Roubaix. Wél: Gent-Wevelgem, Ronde van Vlaanderen, Brabantse Pijl, Amstel Gold Race en voor het eerst de Waalse Pijl en Luik-Bastenaken-Luik. “De ideale voorbereiding op de Waalse klassiekers zou via de Ronde van het Baskenland moeten lopen, maar ik wil absoluut de Ronde van Vlaanderen rijden. Parijs-Roubaix schrap ik wel, want De Hel put me te veel uit. Philippe Gilbert deed het vorig jaar ook zo en won de Amstel Gold Race en schitterde in Luik. De combinatie met de Ronde is dus zeker mogelijk. Valt het mee, dan ligt mijn toekomst in de Ardennen.”

Het was Paul Van Den Bosch, coach van Sven Nys en sinds vorig seizoen ook begeleider van de Omega Pharma-Lottoploeg, die in mei in dit blad al wees op de polyvalentie van de Berlarenaar: “Greg is een completere renner dan velen denken.” Onder impuls van Van Den Bosch veranderde Van Avermaet zijn trainingsaanpak: iets minder volume, maar wel krachttraining op de rollen, waardoor hij bergop een stap vooruitzette. In Tirreno-Adriatico kon de Oost-Vlaming zelfs de ronderenners lang volgen op de steile Italiaanse colletjes.

Daarna was het vet echter van de soep. “Na Tirreno-Adriatico was ik ervan overtuigd dat ik mijn beste voorjaar ooit zou rijden. In Milaan-Sanremo voelde ik me nog goed, maar door een val verspilde ik veel krachten. Dwars door Vlaanderen was minder en in de E3-Prijs kreeg ik geen poot meer aan de grond. Hetzelfde in de Ronde van Vlaanderen: altijd achter de feiten aan gekoerst. In Parijs-Roubaix ging het iets beter, maar daar reed ik lek op een slecht moment. Alleen de Brabantse Pijl was echt goed ( hij werd er achtste, nvdr).”

Zo goed in Tirreno-Adriatico en dan opeens niets meer? Heb je daar een verklaring voor?

“Niet echt. Misschien stond ik een kilootje te scherp, waardoor ik wat kracht miste op de kasseien en de korte hellingen. Maar of dat dé oorzaak is? Ik weet het niet.”

Volgens Paul Van den Bosch was het vooral een mentaal probleem. Je voelde je bij Omega Pharma-Lotto niet genoeg gewaardeerd omdat je vooral in dienst van Gilbert moest rijden.

“Dat was geen ideale situatie. Natuurlijk mag Gilbert kopman zijn, maar hij is niet de enige die resultaten wilde boeken. Ik vond dat ik meer mijn kans moest krijgen.”

Gilbert die een paar dagen voor de Ronde van Vlaanderen verkondigde dat hij je niet in de finale verwachtte, heeft naar verluidt ook kwaad bloed gezet.

“Het is niet leuk om voor zo’n belangrijke koers zoiets te horen van een ploegmaat, zeker niet in de media. Ik had verwacht dat de ploegleiding Philippe tot de orde zou roepen, maar dat hebben ze nagelaten. Dat is in het verkeerde keelgat geschoten, ja, zeker omdat ik sowieso al niet welgezind rondliep. Want zelfs toen ik wél kopman was, zoals in de E3-Prijs, liep het voor geen meter. Mijn onkunde heeft me meer gefrustreerd dan die discussie met Gilbert en de ploegleiding.”

Het ene is misschien het gevolg van het andere.

“Misschien … Ik had er vooral moeite mee dat ze dachten dat ik alleen voor mezelf reed en nooit iets wilde doen voor Gilbert.”

Was dat zo?

“Het is toch mijn taak niet om in de eerste honderd kilometer op kop te rijden? Ik heb wél altijd gezegd dat ik Philippe zou helpen als ik mij niet super voelde. Daar had ik geen enkel probleem mee en dat heb ik altijd gedaan. Maar als ik wel goede benen had en de ploegleiding zei dat Philippe en ik onderling moesten uitmaken wie er wie zou helpen, dan moest ík me altijd opofferen. In het voorjaar had ik niet het recht om veel te eisen, maar in de rest van het seizoen – zeker in de Vuelta – hoopte ik toch meer mijn kans te kunnen gaan. Oké, Philippe ís een betere coureur dan ik, maar hij heeft toch ook een aantal zeges aan mij te danken.”

In het BK van 2009 klopte Boonen Gilbert en jou in de sprint, omdat Gilbert het naliet om het gat voor jou te laten vallen. Speelt dat nog mee?

“Dat vergeet je niet rap, neen. Veel wil ik er niet meer over zeggen, maar dat is een van die koersen die niet in mijn voordeel zijn uitgedraaid omdat Philippe alleen aan zichzelf dacht.”

Is hij ondankbaar?

“Neen, dat is zeker geen probleem, Philippe zegt altijd heel gemeend ‘merci’. Alleen: in sommige ‘minder belangrijke’ wedstrijden moet hij – zoals Johan Museeuw vaak deed – iets meer vrijheid geven aan zijn ploegmaats zodat ook zij eens kunnen schitteren. Hij houdt er te weinig rekening mee dat andere renners óók ambitieus zijn.”

Insiders zeggen dat bij Omega Pharma-Lotto niet de ploegleiding de beslissingen neemt, maar Gilbert. Klopt dat?

“Voor een deel wel, ja. Maar als Philippe zulke grote koersen wint, is het niet onlogisch dat ze alles voor hem doen en dat hij mee mag beslissen. De ploegleiders moeten wel openlijk en duidelijk aangeven dat zíj de baas zijn en de eindbeslissing bij hén ligt. Dat is te weinig gebeurd. Zeker niet voor de Ronde van Vlaanderen …”

Ondanks alles ging je met Gilbert en enkele ploegmaats in juli op stage in Italië.

“Het is niet zo dat wij elkaar mijden als de pest, hé. Philippe is een collega met wie ik af en toe een praatje sla, maar ik zal hem niet uitnodigen om kerstavond te vieren. Als mens kan hij mij gewoon niet bekoren. Waarom? (ontwijkend, nvdr) Heb jij geen collega’s met wie het minder klikt, maar met wie je wel goed kunt samenwerken? Bij Philippe en ik is dat zo, dat hebben we tijdens de Vuelta, het WK en de Ronde van Lombardije bewezen.”

Jonge snotter

Dat je al in juni een akkoord had met BMC, was een kantelpunt in je seizoen.

“Ik had vorige winter al besloten dat ik in 2011 andere lucht wilde opsnuiven. Na vier jaar bij Silence/Omega Pharma-Lotto had ik het wel gezien. Als je dan van een hoogaangeschreven team als BMC een mooi voorstel voor twee jaar krijgt, moet je niet lang twijfelen. Bovendien kreeg ik de garantie dat ik een vrije rol zou krijgen. Dat gaf me de zekerheid die ik in de eerste maanden van vorig seizoen miste. Ik rendeer het best als mijn toekomst vastligt en ik voel dat de ploegleiding vertrouwen in mij heeft.

“Toen ik rond was met BMC, viel er een last van mij af. Ik voelde me bevrijd, hoefde met niemand meer rekening te houden. En dat ik daarna nog al dat werk opgeknapt heb voor Gilbert is toch het mooiste bewijs dat ik voor een ander kan rijden? Ik had even goed kunnen zeggen: mijn contract is binnen, ik koers alleen nog voor mezelf.”

Ondertussen dateert je laatste échte zege van 2008, de Heistse Pijl in mei vorig jaar niet meegerekend. Frustreert je dat?

“Ik ben er niet door geobsedeerd, al denk ik soms ook: oei, is het al zo lang geleden? En dan steekt dat wel, ja, zeker omdat ik bij de jeugd en in mijn eerste twee profseizoenen gewoon was om te winnen.”

Begin dit jaar hoopte je dat je de kick van de zege niet wilde kwijtraken. Is het nog niet zover?

“Een beetje wel, ja, maar verliezen raak je op den duur óók gewend. (lacht) Ik koers nochtans niet anders en krijg bijna evenveel kansen als in mijn eerste twee profjaren, maar om een of andere reden lukt het me niet, terwijl ik wel sterker geworden ben. Ik merkte dat medevluchters niet meer zo vlug met mij naar de finish rijden als in mijn eerste twee jaar. ‘Die jonge snotter kunnen we wel aan’, dachten ze, maar ondertussen weten ze beter en proberen ze weg te raken.”

Twijfel je meer op cruciale momenten?

“Ik denk iets meer na, ja. Maar op het juiste moment de juiste beslissing nemen is gemakkelijker gezegd dan gedaan, hé. Op het BK in Leuven had ik superbenen, maar toen Devolder aanviel, reed ik achteraan in de kopgroep. Gilbert ging meteen achter Stijn, waardoor ik gevangen zat … Wéér net niet. Dan mag je nog heel erg in jezelf geloven, op den duur sluipt die twijfel toch heel langzaam naar binnen.”

Leg je de lat niet te hoog?

“In vergelijking met Tom Boonen heb ik meer tijd nodig om de top te bereiken. Maar ondanks die ‘mindere’ resultaten blijft mijn ultieme doel wel een klassieker winnen, liefst meer dan een. Ik train mij niet te pletter voor de kermiskoers van Heist-op-den-Berg. Ik mik op het allerhoogste. Al in mijn eerste Milaan-Sanremo, op mijn 23e, raakte ik zonder problemen over de Cipressa en de Poggio en wist ik: hier kan ik ooit winnen. Zoals ik in Geelong voelde dat ik ooit – met een beetje geluk – wereldkampioen kan worden. Alleen moet ik erop letten dat die grote overwinning geen obsessie wordt, ik ben tenslotte pas 25. Ik zal er alles voor opofferen, maar lukt het in 2011 niet, dan mag ik niet panikeren. Ik heb nog tien jaar de tijd. Al zou een kleine zege wel deugd doen.” (lacht)

door jonas creteur

“Ik train mij niet te pletter voor de kermiskoers van Heist-op-den-Berg. Ik mik op het allerhoogste.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content