Terwijl alle Belgische voetballers dromen van Nederland, wil Stijn Vreven na negen jaar terug naar België.

Slechts één keer wordt Stijn Vreven (34) op de Hasseltse Markt beleefd aangeklampt. Dat is het verschil met Nederland, zegt hij : “Vrijdag liep het hier vol Nederlanders. Die riepen me al toe van tien meter ver. Na vijf minuten wist iedereen op de markt dat ik hier zat. Vreselijk vond ik dat. Aan dat extraverte, dat uitbundige, die openheid heb ik nooit kunnen wennen. Op het veld wel, privé blijf ik toch een rustige Belg.”

Vier jaar geleden interviewde dit blad Vreven al eens naar aanleiding van zijn afscheid aan Nederland. Hij zou toen naar Kaiserslautern gaan, maar zijn verblijf in Duitsland was van korte duur. Via Cyprus ging het weer naar Nederland, waar hij als een gerespecteerde speler vertrekt. Tenzij hij geen Belgische club vindt. “Zodra ik aangaf dat ik wegging bij Den Haag, contacteerden clubs in ere- en eerste divisie me, maar omdat ik absoluut terug wilde naar België, zei ik toen duidelijk nee. Als ik hier over een dikke maand nog zonder club zit, moet ik misschien toch terug.”

Ben je verbaasd dat je nog geen club hebt ?

Stijn Vreven : “Eigenlijk wel. Ik dacht : als ik tijdig aankondig dat ik terug wil, zal een aantal clubs me wel contacteren. Als je negen jaar het hoofd boven water houdt in het buitenland, ben je toch geen prutser, denk ik. Toen ik zei dat ik wilde terugkeren, kon ik zelf uitrekenen dat er van de achttien clubs meer dan de helft afviel : de topclubs zitten niet te wachten op een 34-jarige rechtsback. Een stuk of zeven zoeken geen rechtsback van mijn type. Ik heb hetzelfde probleem als een keeper, ik heb maar één positie : rechtsback.”

Misschien denken clubs dat ze je niet kunnen betalen of dat je komt uitbollen.

“Uitbollen ? Ik weet niet eens wat dat woord betekent, het staat niet in mijn woordenboek. Iedereen wéét toch hoe ik functioneer. Als ik aan een club al moet uitleggen dat ik nog gedreven ben, is mijn goed gevoel al weg. En wat het geld betreft : ik heb niet voor niets negen jaar in het buitenland gespeeld. Ik keer niet terug voor het geld.”

Wat zoek je zelf ?

“Ik hunker naar een team waar iedereen alles voor elkaar overheeft. Dat gevoel van bij Utrecht wil ik nog één keer meemaken : in wedstrijden alles voor elkaar overhebben. Een ploeg waar iedereen weet dat, als hij een misstap zet, zeven anderen klaarstaan om dat recht te zetten. Dat miste ik de afgelopen jaren. Zo’n club moet me meteen bellen ! Of ze voor Europees voetbal gaan of tegen de degradatie voetballen, daar ben ik niet meer mee bezig. Vroeger speelde mijn ego nog meer. Toen dacht ik : daar zit 20.000 man, daar 50.000 man. Nu telt enkel het spelletje en nog één keer laten zien wie ik ben.”

Hoelang wil je nog doorgaan ?

“Hangt ervan af waar ik terechtkom. Vorige week zag ik Danny Boffin, die op zijn 41ste nog in tweede provinciale speelt. Zo lang houd ik het niet vol, maar mentaal ben ik absoluut nog niet klaar met deze sport. Ik heb nog de drang om erin te vliegen. Of ik in lagere afdelingen zou aarden, weet ik niet. Op zo’n pleintje in provinciale moet je een knop omdraaien, de Arena, Ajax en de Kuip vergeten. Ik heb altijd gevoetbald voor de kick van de adrenaline. Vijftigduizend Ajaxsupporters die mij alleen uitfloten, heb ik altijd als geweldig ervaren.”

Elke Belgische voetballer wil naar Nederland. Waarom wil jij nu eens terug ?

“Na negen jaar vind ik het tijd om terug naar huis te gaan. België is mijn land, ik heb er niet lang gespeeld. Ik zou hier willen eindigen. Ik heb alles meegemaakt, in vier verschillende landen gespeeld, met Utrecht vier keer Europees gespeeld.”

Wat mis je dan ?

“Het gevoel van thuiskomen. Vrienden en familie kunnen uitnodigen naar je wedstrijden. Mijn dochter is nu schoolplichtig. Ze moet nog zeven jaar worden en heeft in drie landen al op vier verschillende scholen gezeten. Van Grieks-Engels naar Duits en Nederlands. Voor haar kan ik het niet meer maken om te blijven reizen. Ze heeft stilaan stabiliteit nodig. Of misschien heb ik dat nodig en schuif ik het gewoon af op haar (denkt na). Het voetbal heeft me veel gegeven, maar ook veel gekost. In het buitenland is de druk twee keer zo groot als op jongens van de eigen competitie. Ik heb het altijd van mijn karakter en mentaliteit moeten hebben. Altijd heb ik op de toppen van mijn tenen moeten lopen. Mentaal begint dat door te wegen. Ik wil nog één keer in België laten zien wat ik ben geworden, als mens en als voetballer. Ik wil ook niet stoppen met een degradatie. Erger kan het niet.”

Hoe bedoel je ?

“Je kan degraderen omdat je te kort kwam, maar ook omdat de kwaliteit er wél was, maar het samenhorigheidsgevoel, de teamgeest en de wilskracht niet meer. Dat was bij ADO Den Haag het geval en daarmee had ik het ontzettend moeilijk. Niet alleen ik. Michael Mols‘ afscheid was aangekondigd, maar ook hij zei : ‘Zo stop ik niet, ik ga nog een jaar door.’ Die man is 37, dat zegt alles over wat we meegemaakt hebben.”

Heb je spijt dat je een lopend contract op Cyprus ruilde voor een bij ADO Den Haag ?

“Ik heb me laten overhalen door Frans Adelaar, met wie ik bij Utrecht een goeie band had. Toen hij ontslagen werd, wist ik dat ik een probleem kreeg als de tweede trainer overnam. Ik wist dat hij aasde op de job van hoofdcoach en ik was de man van Adelaar. Aan het woelige karakter van de aanhang stoorde ik me niet. Dat was ik, na Utrecht en Kaiserslautern, wel gewend. Wat me wel stoorde, was de mentaliteit in de spelersgroep. Dat we met een ploeg die negende moest eindigen, kansloos degradeerden. Als het zo loopt, word ik opstandig. En in dit geval moest dat slecht aflopen : Lex Schoenmaker is het icoon van Den Haag. Die heeft daar niet één, maar acht standbeelden. Zelfs na de degradatie scandeerden de supporters zijn naam.”

Nieuwe stadions

Den Haag was nog de enige eredivisieclub zonder nieuw stadion. Hoeveel nieuwe stadions heb jij tijdens je verblijf in Nederland zien optrekken ?

“Ik ben nog begonnen in het oude Utrechtstadion. Nieuwe en grotere stadions betekenen betere velden, meer middelen om betere spelers aan te trekken. Logisch : de inkomsten zijn verdubbeld of verdrievoudigd door het uitbreiden van de toeschouwersaantallen. Die nieuwe stadions maakten de competitie beter.”

In welke zin ?

“De subtop is veel groter geworden. In België heb je twee of drie topclubs, nog een stuk of twee subtoppers en al de rest is van hetzelfde niveau. In Nederland heb je vier topclubs en een stuk of zes goeie subtoppers die kans hebben om Europees te overwinteren. Vorig seizoen overwinterden drie subtoppers Europees. Heerenveen begon met 10.000 toeschouwers, nu hebben ze er 28.000 en ze gaan nog een ring bij plaatsen.”

Waarom kan dat daar wel en hier niet ?

“De steden hechten veel meer belang aan een goeie voetbalclub dan de Belgische steden. Ook de stad Den Haag vindt zijn voetbalclub belangrijk, dus komt de stad snel over de brug met geld voor het nieuwe stadion. Gevolg ? De begroting van Den Haag gaat met drie miljoen euro omhoog. Dat is gigantisch, zeker voor een club die straks in de tweede klasse voetbalt.”

Zijn er ook clubs die hun broek scheurden aan het nieuwe stadion ?

“Ik ken er geen. Elk nieuw stadion is een succes gebleken. Je zag clubs als Heracles groeien van amateurniveau naar echt eredivisieniveau. Twente maakt dit jaar de stap van middenmoter naar absolute subtopper, AZ die van absolute subtopper naar topper. Uitbreiding van de al moderne stadions is bijna overal een prioriteit. Zelfs RBC Roosendaal, dat als eerstedivisieclub een klein, gezellig stadionnetje heeft met 5000 plaatsen, wil die capaciteit verdubbelen. Het heeft er ook mee te maken dat Nederlandse clubs meer risico durven nemen. Ik zag vorige week op tv Antwerp-KV Mechelen. Dat stadion is nog hetzelfde als toen ik er tien jaar geleden speelde. Toen was het al niet meer van deze tijd. Jammer dat zulke clubs naar de vaantjes gaan, omdat er geen geld is.”

Waarom niet ?

“Omdat in België nog veel clubs worden geregeerd door een voorzitter die alleenheerser is, die bijna geen verantwoording moet afleggen aan derden. In Nederland heb je alleen maar nv’s of bvba’s. Alle clubs zijn er echte fabrieken geworden, waar in principe geen voorzitter meer is, maar een raad van commissarissen die alles beslist.”

De zaak-Ye

De betalingsproblemen waar Lierse de voorbije jaren af en toe mee te maken had, kent men in Nederland niet ?

“Nee. Laurent Delorge heeft me daarover verteld.”

Kan zo’n zaak-Ye ook in Nederland ?

“Ik denk van niet. Als je iemand in een club wil bereiken, zoals Ye deed, moet je in België bij maar één of twee mensen zijn. Die hebben alles in handen. In Nederland zijn de vertakkingen veel groter. Ik hoorde dat het bij Lierse wel werd voorgesteld alsof de spelers geen andere keuze hadden.”

Heb je begrip voor de houding van Delorge ?

“Hij is heel karig met uitleg, het zit hem heel erg dwars. Voor zover ik het begreep, had hij weinig keuze of het was het einde van zijn voetballoopbaan.”

Wat doe jij, als je op dat moment rechtsback van Lierse bent ?

“Als een trainer tegen mij komt zeggen dat verliezen de enige mogelijkheid is, stop ik ermee. Dan lever ik mijn contract in. Ik ga nooit op een voetbalveld staan om te verliezen. No way ! Ik voetbal enkel en alleen om te winnen. Ik heb al een gigantisch probleem met spelers die de definitie van ‘er helemaal voor gaan’ niet meer begrijpen. Ik ben zo loyaal en geïnteresseerd in de club waarvoor ik speel, dat het zich tegen mij keert. Ik ben ontslagen bij Vitesse omdat ik zei dat ik het belachelijk vond dat we elfde stonden terwijl we vijfde hadden moeten staan. Alsof jij tegen je baas zegt : vanaf nu wil ik alleen nog maar topreportages schrijven.”

Daarom zit ik hier, Stijn !

“Bij Den Haag net hetzelfde. Als een trainer een halfuur tactische bespreking voor de wedstrijd houdt en ik na afloop moet vragen : ‘Wat is nu de bedoeling ? Gaan we druk zetten of inzakken ?’ Dan begint iedereen te lachen, hulptrainer en keeperstrainer incluis. Ik wéét dat hij dan moet regeren om zijn gezicht niet te verliezen, maar liever eervol ten onder dan jaknikkend blijven zitten en als hij weg is met de spelers de koppen bij elkaar steken : ‘Wat gaan we nu echt doen ?’ Daarvoor ben ik net iets te oud geworden.”

Met de vuist op tafel

Hoeveel Belgen voetbalden er in Nederland toen jij er aankwam ?

“Het zijn er nu meer dan dubbel zo veel. Ik denk dat er 67 Belgische profspelers zijn, ook omdat veel spelers transfervrij overkwamen. Daarom is het voor Belgen makkelijker om hier te raken. Utrecht betaalde nog 1 miljoen euro voor mij. Nu komen hier jonge Belgen aan de bak die nog geen tien wedstrijden in de eerste klasse in eigen land in de benen hebben. Als een club van een jonge speler nog maar vermoedt dat hij het misschien zal maken, geven ze hem meteen een contract van vier jaar.”

Waarom zoeken Nederlandse clubs Belgische voetballers ? Zijn dat goedkope arbeidskrachten ?

“Ook omdat ze mentaal sterker zijn dan Nederlandse spelers. Wij denken : laten we maar beginnen met hard te werken, dan zien we wel wat het oplevert. Een jonge Nederlandse prof vindt zichzelf gauw hartstikke goed. Nederlandse clubs moeten uit België geen speler halen die zeven man kan dribbelen, want die hebben ze zelf massaal in voorraad. Zij zoeken wat ze zelf niet hebben : teamgeest, opofferingsgezindheid. Qua talent zijn ze technisch en tactisch veel sterker, maar het zijn individualisten, als teamspeler zijn wij beter. Anderzijds zijn in België maar drie of vier jeugdopleidingen top, in Nederland is elke profclub daarmee bezig. Met zo’n opleiding had ik meer bereikt.”

Toch hield je je ondanks die beperkingen staande tussen al dat talent bij Utrecht.

“Ik ben daar ook een betere voetballer geworden. Ik moest wel. Al na de derde wedstrijd werd ik uit de ploeg gezet. Ik was absoluut niet gewend om tegen een technisch goed opgeleide linksbuiten te verdedigen. Je staat de hele wedstrijd één tegen één. Daar moest ik even aan wennen. Maar ik wilde absoluut slagen. Daarom heb ik zo veel mogelijk informatie ingewonnen over wat men van mij verwachtte op die positie. Tot ik van de ene op de andere dag zo populair werd dat vier jaar lang bijna de helft van de tactiek op mij werd afgestemd.

“Ik weet nog dat ik toen ik ernaast viel, heel stoer met de vuist op tafel klopte en riep dat ik niet naar Nederland was gekomen om de bank warm te houden. Terwijl ik me niet zo zeker voelde.”

Op leven en dood

Veel Belgische spelers vinden dat ze in Nederland makkelijker kansen krijgen dan in eigen land.

“Dat vind ik iets te makkelijk. Sommige Belgen die in eigen land te timide waren, hebben pas hier in Nederland een knop omgedraaid. Als ze in Nederland aankomen, waar iedereen brutaler is, gaan ze daar makkelijker in mee. Dat moet ook. Anders word je weggeblazen. Zo zie je lieve jongens als Soetaers en Martens hier openbloeien terwijl ze zich bij Anderlecht tussen al die vedetten niet durfden te manifesteren. Het heeft ook met zelfontplooiing te maken.”

Sebastien Pocognoli wil naar AZ. Moet hij dat doen ?

“Als hij niet alleen komt voor het geld maar overtuigd is dat hij hier beter kan worden. Als er iemand is waarvan je denkt dat hij je beter kan maken, moet je dat doen. Hij zal, als de transfer doorgaat, bij AZ op een andere manier moeten leren verdedigen. Niet alleen maar rugdekking geven aan je twee centrale verdedigers als de tegenstander met twee spitsen speelt, waarna je in balbezit als back alle vrijheid hebben. Het is de hele wedstrijd je eigen mannetje in het oog houden en dan nog eens proberen mee te doen in de opbouw.”

Niet iedere Belg slaagt in Nederland. Wesley Sonck maakte het niet bij Ajax.

“Zelfs als je geen voetbalkenner bent, weet je dat Sonck zijn beste matchen altijd in 4-4-2 speelt. Die werd gehaald door Ajax waar ze nog nooit van 4-4-2 gehoord hebben. Ajax speelt altijd 4-3-3. Bijna iedereen in Nederland speelt 4-3-3, zelfs clubs die niet de juiste buitenspelers hebben, zoals ADO Den Haag afgelopen seizoen. De macht van de zogeheten kenners is in Nederland groot geworden. Ik had altijd voor- en tegenstanders. Johan Derksen vond me maar niets, Ruud Gullit nam het dan weer voor me op.

“Mijn eerste wedstrijden in Nederland zorgden voor een cultuurschok. Spelen op leven en dood, dat waren ze absoluut niet gewend. In het begin kreeg ik veel over me heen, nu lees ik in de Nederlandse kranten : ‘ We zoeken een type Vreven.’ Dat heb ik dan toch maar mooi afgedwongen.” S

door Geert Foutré

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content