Bjarni Vidarsson komt uit het land van de Eyjafjallajökull en belandde via Everton, Twente en Roeselare bij KV Mechelen. Gestolde lava en klare nachten geven de schets van zijn jeugd een mystiek tintje. ‘In IJsland groeien kinderen heel ongedwongen op.’

IJslandse jongeren die een lief aan de haak slaan, kraaien maar beter niet te vroeg victorie. “Er bestaat ginder een website”, zo vertelt Bjarni Vidarsson, “en daarop kun je jouw naam ingeven en die van je partner. Het systeem checkt dan hoe dicht je familie bent. In een land met maar 320.000 inwoners heb je snel een gemeenschappelijke voorouder. Kom je die drie generaties hoger al tegen, dan zit je in de problemen. Zoiets wil je echt niet te weten komen als je al twee jaar een relatie hebt met iemand. Ik checkte het voor de veiligheid dus ook maar eens voor mijn vriendin en mij. Bij ons zijn er acht à negen tussenstations. ( lacht) Dan ben je wel even opgelucht.”

Crazy landschap

Omdat het bevolkingsaantal zo laag ligt, kent iedereen ook iedereen. Bjarni: “Ik kan zeggen dat ik in onze tuin met Eidur Gudjohnsen speelde. Hij is een goede vriend van Arnar, mijn oudste broer. Achter ons huis, in Hafnarfjördur, is er een grote vlakte met gestolde lava. ( lacht) Het landschap daar is echt crazy, het is er alsof je op de maan loopt. In het midden van die vlakte gaapt een gat, met gras op de bodem. In dat gat hadden we een voetbalveldje waarop we met vijf tegen vijf konden spelen. Ik sjotte er vaak met David, mijn andere oudere broer. Op een dag kwam Arnar eens meedoen en hij bracht Eidur mee, die toen bij PSV een blessure had opgelopen. Dat was een geweldige namiddag.”

Het decor waarover Bjarni het heeft, is indrukwekkend, vindt Cerclespeler Frederik Boi. Hij is een vriend van Arnar en reisde begin juni naar IJsland, waar hij logeerde bij de familie Vidarsson. “Een fascinerende omgeving,” zegt hij, “met natuur die je nergens op het Europese vasteland vindt. Elke 150 kilometer zie je een nieuw landschap. Bergen, groene vlaktes met schapen en paarden, watervallen, gletsjers, warmwaterbronnen …”

Tussen al dat moois speelde de kleine Arnar. “Bjarni is tien jaar jonger dan ik”,zegt hij, “en dus een product van de playstationgeneratie. In mijn kindertijd bestond dat nog niet, wij liepen de hele tijd buiten. We bouwden houten hutjes of gingen met sneeuwballen gooien. Op mijn twaalfde nam ik Bjarni, die toen twee was, trouwens mee als ik ging voetballen met vriendjes. Vanuit zijn buggy zat hij dan naar ons te kijken. Hier zouden ouders niet vlug toestaan dat een jong kind met zijn nog jongere broertje op stap gaat, ik ook niet, maar in IJsland is zoiets vanzelfsprekend. Daar groeien kinderen heel vrij op, ongedwongen. In de zomer wordt het ’s nachts nooit echt donker, dan lopen ze om elf uur ’s avonds nog buiten te spelen. Toen ik daar enkele weken geleden was, dacht ik spontaan: is dat wel een goed idee? Maar vroeger mocht ik dat zelf ook, het is nu eenmaal de gang van zaken. Ik geloof dat je daar zelfstandig van wordt.” Bjarni zegt: “Omdat de criminaliteit in IJsland laag ligt, hoeven ouders ook niet snel ongerust te zijn.”

De jeugdacademie

Dat de drie Vidarssonzonen zich aansloten bij de plaatselijke voetbalclub was logisch. “Handbal is in IJsland ook wel populair,” vertelt Arnar, “onze moeder deed dat vroeger, maar voetbal is toch de nationale sport, zowel voor jongens als voor meisjes.” Voor Bjarni, David en Arnar was de stap naar de groene mat al helemaal vanzelfsprekend omdat hun vader vroeger ook voetbalde. “Pa speelde als rechtsback en rechtsbuiten”, weet Bjarni. “Op zijn negentiende was hij kapitein bij Hafnarfjördur en ook bij 27 wedstrijden van de nationale ploeg droeg hij de aanvoerdersband, maar hij waagde nooit zijn kans in het buitenland. Twintig à dertig jaar geleden was dat nog niet zo vanzelfsprekend als nu. Na zijn spelerscarrière werd pa bij Hafnarfjördur assistent-trainer, bestuurslid en nu is hij de voorzitter. De club werd de laatste zes jaar vijf keer kampioen in de Pepsi League, de hoogste klasse. De spelers daarin zijn semiprofs, een professionele voetbalafdeling is er niet in IJsland.” Toch beschikken verscheidene clubs, waaronder Hafnarfjördur, over prachtige oefencomplexen, iets waar Frederik Boi zwaar van onder de indruk raakte. “Zo’n accommodatie vind je nergens in België”, zegt hij. “Een indoorruimte, fitnesszaal, kunstgras … Als je dat allemaal ziet, besef je dat wij gewoon achtergesteld zijn.”

Niet alleen de vader en de zonen van het gezin Vidarsson zetten zich in voor de plaatselijke voetbalclub, ook mama Vidarsson deed haar duit in het zakje. “Kleren wassen en chauffeur spelen, niks was haar te veel”, zegt Arnar. “Omdat wij alle drie bij Hafnarfjördur speelden, noemden vrienden ons huis al lachend de jeugdacademie van de club.” De hardwerkende mama viel ook Boi meteen op. “Op een dag vertrokken Arnar en ik heel vroeg op uitstap”, vertelt hij. “Zijn moeder lag nog te slapen. Plots hoorde ze ons en hup, dat bed uit. Dan denk je: allee mens, blijf toch liggen, Arnar weet ook alles staan. Geen sprake van. De koffie klaarmaken en ervoor zorgen dat haar zonen niks te kort komen, dat is háár job. Ze zou zich slecht voelen als ze het niet mocht doen. Pa Vidarsson gaat overdag werken en hoeft ’s avonds alleen maar zijn voeten onder tafel te steken. Daarna kan hij zich in de zetel laten ploffen.”

De vader van Bjarni en Arnar werkt in de immobiliënsector. “Hij bouwt en verhuurt nu appartementen en vroeger werkte hij bij een visbedrijf in de haven, op vijfhonderd meter van ons huis”, zegt Arnar. “Hij had toen verscheidene schepen,” vult Bjarni aan. “nu houdt hij er nog één over. Omdat hij vroeger zo vaak weg was voor zijn werk, kregen we van hem alles. Ma moest de strenge spelen.”

De Faerøerjongen

Bjarni lijkt niet specifiek op zijn vader of moeder, vindt Arnar, maar is een mengeling van beiden. “Een vrolijke jongen die overal graag gezien is”, noemt hij hem. “Van zijn ma heeft Bjarni het zorgzame. Hij kan zich heel onegoïstisch opstellen, zich wegcijferen om bepaalde situaties goed te laten verlopen. Langs de andere kant kreeg hij wat bloed van de Faerøer mee. De grootvader van mijn pa komt van daar en een spreuk in IJsland zegt dat mensen die genen hebben van ginder plots heel snel kwaad kunnen worden. Die woede gaat bij hen ook heel snel weer over. Dat trekje zit er bij mij minder in dan bij Bjarni.” Die lacht en zegt: “Soms roepen de mensen: ‘Daar heb je de Faerøerjongen weer.'”

Nog iets wat vaak aan Bjarni gelinkt wordt, is: koppigheid. “Op mijn negentiende vertrok ik naar het buitenland”, vertelt Arnar, “en David deed hetzelfde op zijn zeventiende, toen Bjarni twaalf was. Plots zag mijn moeder dat er van haar kroost maar één derde meer overschoot. Ik was er niet bij, maar ik vermoed dat de jongste toen wel wat verwend is. Ma had ineens maar één jongen meer voor wie ze moest zorgen, die moest maar met zijn vinger knippen om iets te krijgen. Als Bjarni nu een bepaald idee heeft, moet je zelfs niet proberen om dat uit zijn hoofd te praten.” Bjarni knikt, alweer. “Zoals mijn vader, die geeft ook nooit toe.”

Zelf was Bjarni pas zestien toen hij het ouderlijke huis achterliet. “We speelden met de nationale ploeg van -17-jarigen tegen Engeland en nadien toonden verscheidene teams interesse: Arsenal, Everton, 1860 München, PSV en Anderlecht. Ik testte vier dagen bij Anderlecht, tussen Vincent Kompany en Hannu Tihinen, maar ik vond de structuur in Engeland beter. Bij Everton zat mijn gevoel direct goed. Ik kon er ook terecht bij een familie die een soort van hotel voor jonge spelers runde. Je had er je eigen verdieping, maar die mensen wasten en kookten voor jou.” Toch duurde het niet lang vooraleer Bjarni zijn eigen appartementje zocht. “Hij vond het maar niks tussen die andere gasten,” weet Arnar, “dat waren vuilaards, zei hij. Niks abnormaals nochtans voor gasten van die leeftijd, maar Bjarni’s kamer moet altijd tiptop in orde zijn. Nog een trekje van de mama.”

De timing van Cahill

Hoewel hij uiteindelijk maar één offi-ciële wedstrijd speelde met Everton, in de UEFA Cup tegen AZ, beschouwt Bjarni zijn stap naar Engeland toch als een goede keuze. “Ik trainde er elke dag met jongens als Tim Cahill en Philip Neville. Er werd ook vaak individueel met me gewerkt, dan riep de trainer me bij zich en focusten we bijvoorbeeld op mijn rechtervoet of op mijn kopspel. Zo’n intensieve begeleiding kon ik in IJsland nooit krijgen. Ik hou aan mijn periode bij Everton een Engelse stijl over, vind ik zelf. Dat typische gedrag van een nummer acht is er bij mij ingestampt: veel van box naar box rennen. En laat aankomen in het strafschopgebied van de tegenstander, daar is ook vaak op gehamerd. Je moet de verdedigers van de tegenpartij verrassen, zoals Cahill. Hij is de beste kopper van het Premiership, zijn timing was de referentie.”

In 2007 mocht Bjarni naar Bournemouth, in de derde klasse, op uitleenbasis. “Ik speelde er zes wedstrijden en scoorde één keer. Een goede, maar moeilijke ervaring. Tussen die boomlange kerels liep ik constant in de lucht te kijken. Ik leerde er wel in duel te gaan. Maar al na één maand moest ik terugkeren naar Everton, waar er veel blessures waren. Ze wilden er de kern weer wat ruimer hebben, maar in het eerste elftal raakte ik niet.”

Begin 2008 verkaste Bjarni naar FC Twente, waar tot kort voordien Arnar speelde. “Maar daar raakte ik half maart al geblesseerd: gescheurde kruisbanden. Ik moest een operatie ondergaan en revalideren tot februari 2009. Intussen was Steve McClaren er trainer geworden in plaats van Fred Rutten en die mocht mij niet zo.” Ook bij Twente sprokkelde hij geen speelminuten in de officiële competitie.

Een jaar geleden vond Bjarni het hoog tijd om echt te voetballen en nam hij met beide handen de kans aan die Roeselare hem bood. “Zeker vóór Nieuwjaar haalde hij daar drie maanden een constant niveau”, zegt Arnar. “Nadien ging het wat meer in golven.” Bjarni beaamt dat: “Na Kerstmis was het moeilijk; er waren problemen tussen de coach en het bestuur. Elke dag gebeurde er wel iets, buiten de groep, maar het tastte onze prestaties aan. Ik was niet de enige die daar last van ondervond.” De zes goals die Bjarni afgelopen seizoen scoorde, vielen allemaal vóór Nieuwjaar. Toch nam de interesse van KV Mechelen niet af na de jaarwisseling.

Bjarni hoopt dat in Mechelen zijn carrière nu echt uit de startblokken kan schieten. “Dat moet lukken, zeker als ik nog een tikje meer verbeten uit de hoek kan komen. Mijn oudste broer heeft dat al sterker in zich dan ik: roepen, tieren, strijden, de tegenstander enerveren. “Ik erfde dat van onze voorouders”, zegt Arnar. “Het leven op IJsland was nooit makkelijk. De vechtersmentaliteit zit er bij velen van ons echt ingebakken.” Bjarni lacht: “Ik moet de Viking in mij alleen nog wakker maken.”

door kristof de ryck

“Op mijn twaalfde nam ik Bjarni, die toen twee was, mee als ik ging voetballen met vriendjes. Vanuit zijn buggy zat hij dan naar ons te kijken. Arnar Vidarsson”

“Ik hou aan mijn periode bij Everton een Engelse stijl over. Bjarni Vidarsson”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content