Van Uruguay via Italië naar Standard : de loopbanen van Fabian Carini en Gonzalo Sorondo hebben een grote gemeenschappelijke deler. Een dubbelgesprek.

Vrienden voor het leven zijn ze intussen geworden. Fabian Carini en Gonzalo Sorondo hebben dan ook een opvallend gelijklopend parcours afgelegd. Beiden 23 jaar. Beiden Uruguayaan. Beiden als voetballer gevormd in Montevideo, bij clubs die inzake opleiding van jonge spelers een reputatie te verdedigen hebben en die in de schaduw van de topclubs Penarol en Nacional opereren : Carini bij Danubio, Sorondo bij Defensor. Beiden op jonge leeftijd doorgestoten naar het calcio. Beiden in Italië blijven haperen. Beiden inmiddels omgeleid naar Standard, met de bedoeling daar hun loopbaan opnieuw te lanceren : Carini vorig seizoen al, Sorondo in de aanvangsfase van de huidige campagne.

“In Italië was mijn horizon dichtgegroeid”, zegt Gonzalo Sorondo. “Een voetballer is nooit gelukkig wanneer hij niet speelt. Ik wilde een ploeg vinden waar ik wel geregeld zou kunnen spelen. Toen Standard zich aanbood, heb ik niet geaarzeld. De aanwezigheid van Fabian was daarbij een pluspunt, maar niet de enige reden van mijn keuze.”

Kenden jullie elkaar al van voordien ?

Carini : “Natuurlijk. We speelden in Uruguay weliswaar niet bij dezelfde club, maar wel samen in de nationale jeugdelftallen. Daar hebben we vriendschapsbanden gesmeed, die zijn vanzelfsprekend nog versterkt eens we beiden naar Europa uitweken. We hebben altijd contact onderhouden. Ik heb Gonzalo gezegd dat Standard voor hem een goede club zou zijn om zich te heroriënteren, omdat hij hier zeker speelgelegenheid zou krijgen. Let wel, ik heb hem niet proberen te beïnvloeden. Hij is oud en wijs genoeg om te beslissen. Maar ik beklaag me zijn komst natuurlijk niet.”

Bizar dat jullie carrière zo simultaan verloopt.

Sorondo : “Inderdaad, behalve dan dat Fabian een jaar vroeger dan ik naar Europa is afgereisd. Maar voor de rest : veel gelijkenissen. Zijn club, Danubio, kan je perfect naast mijn club, Defensor, leggen. Twee clubs uit Montevideo die veel belang hechten aan de opleiding en begeleiding van jonge voetballers. De wedstrijden tussen Danubio en Defensor zijn een klassieker in het Uruguayaanse voetbal. Vooral bij de jeugdploegen heerst er tussen beide clubs een scherpe rivaliteit, omdat Danubio en Defensor de jeugdkampioenschappen domineren. De grootste beloften van het Uruguayaanse voetbal zitten bij die teams.”

Jullie debuteerden daar wel op jonge leeftijd in het eerste elftal en in de eerste klasse.

Sorondo : “Ik was achttien jaar.”

Carini : “Ik zeventien. Naar Europese normen is dat vroeg, en zeker voor een doelman, maar bij ons is het tamelijk normaal om op die leeftijd naar het eerste elftal door te stoten. Uruguay is qua voetbal een echt exportland. Veel Uruguayaanse voetballers wijken uit naar het buitenland. Als gevolg daarvan komen er in de teams veel plaatsen vrij. Het is hoegenaamd niet uitzonderlijk voor een Uruguayaanse voetballer om op zestien-, zeventienjarige leeftijd op het hoogste nationale niveau te debuteren en drie jaar later voor het buitenland te kiezen. Ik was twintig jaar toen ik naar Juventus vertrok.”

Sorondo : “En ik 21 jaar toen ik voor Inter Milaan tekende.”

Dat zijn wel meteen twee Italiaanse topclubs, terwijl jullie in Uruguay voor subtoppers uitkwamen. Hoe kan zoiets ?

Carini : “Dat is een kwestie van managers. Een goede manager heeft goede contacten en kan zijn spelers aan topploegen presenteren. Nadien hangt het van de speler af of hij het waar kan maken. Uruguay heeft altijd al getalenteerde jonge voetballers voortgebracht. Dat is dus een vijver waarin de managers graag vissen. Met de optredens voor de nationale ploeg beland je als jonge Uruguayaanse voetballer automatisch in het uitstalraam. Ik had het geluk dat ik al op negentienjarige leeftijd bij de nationale A-ploeg debuteerde.”

Sorondo : “Ook voor mijn transfer naar Inter speelde een interland een doorslaggevende rol. In 2001 klopte Uruguay Brazilië met 1-0 in de kwalificatieronde voor het WK 2002 in Japan en Zuid-Korea. Met uitzondering van Ronaldo waren alle Braziliaanse vedetten er. Mijn prestatie tegen Romario en Rivaldo heeft blijkbaar indruk gemaakt. Een maand later al zat ik bij Inter.”

Viel de kloof niet te groot uit ?

Sorondo : “Dat spreekt voor zich, Defensor en Danubio kan je niet vergelijken met Inter en Juventus. Als je in Italië aankomt, word je aanvankelijk door alles geïmponeerd : de accommodaties, de trainingscomplexen, de organisatie van de clubs. De omgang tussen de spelers verloopt ook veel professioneler. In Uruguay zijn ploegmaats vrienden van elkaar. Niet dat er minder druk zou zijn. Voetbal is overal een sport waarin nederlagen amper geduld worden. Het grote verschil is dat je in Italië voor zeventigduizend toeschouwers speelt.”

Carini : “Als er bij Danubio vierduizend mensen kwamen opdagen, was dat veel. Maar je was er evengoed verplicht om te winnen. Het is overal hetzelfde : na een verloren match staan de supporters je op te wachten om je de huid vol te schelden. Dat gebeurt zowel in Uruguay als in Italië, als in België en in, voor mijn part, Mongolië.”

Jullie hebben in Italië weinig gespeeld.

Sorondo : “Ik heb zeer weinig speelkansen gekregen. Ik heb in twee seizoenen bij Inter dertien wedstrijden gespeeld : twaalf in de competitie, één voor de beker. En geen enkele Europese bekermatch. Inter is een topclub, de concurrentie is er bikkelhard.”

Carini : “Ik heb met Juventus twee Europese wedstrijden gespeeld : tegen Arsenal en tegen Celtic. De andere matchen waren voor de Italiaanse beker. Maar ik heb weinig gespeeld, moet ik toegeven.”

Zouden jullie er met terugwerkende kracht niet de voorkeur aan hebben gegeven om naar een Italiaanse middenmoter te trekken in plaats van naar een topclub ?

Sorondo : “Dat zou alleszins gemakkelijker zijn geweest. De druk zou niet zo groot zijn geweest. Maar ik heb nergens spijt van. Het is sowieso goed voor je carrière om Inter meegemaakt te hebben. Het is een goede ervaring, je komt toch in contact met ongelooflijk goede voetballers. Vooral in mijn eerste seizoen kwam ik nog geregeld aan de bak. Het seizoen daarop kocht Inter drie nieuwe verdedigers in en kon ik het wel schudden.”

Carini : “Ik betreur mijn transfer naar Juventus geen seconde. Als zo’n club je wil, dan antwoord je toch niet : nee, bedankt ? Bij meerdere gelegenheden was er sprake van om me uit te lenen aan een bescheidener ploeg om me meer te doen spelen. Maar dat hing niet alleen van mezelf af. De clubs moesten een overeenkomst bereiken, mijn manager moest akkoord gaan. En ik volg altijd het advies van mijn manager. Als hij me vraagt om naar Uruguay terug te keren, dan doe ik dat.”

door Daniel Devos

‘Een goede manager kan zijn spelers aan topploegen presenteren.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content