Voetbal in Berlijn: een huwelijk met veel echtscheidingen

© getty
Jacques Sys
Jacques Sys Jacques Sys is een Belgische sportjournalist

Voor het eerst in 42 jaar wordt volgend weekend in Berlijn weer een derby gespeeld. Het gepromoveerde Union Berlin ontvangt dan Hertha BSC. Tussen de stadions van beide clubs ligt 30 kilometer. En een totaal andere manier van denken.

Het is alsof Union Berlin alleen ontwaakt als er wordt gevoetbald. Voor het hoofdgebouw van het stadion keuvelt een secretaresse met een postbode. Het gaat er zeer gezellig en ongedwongen aan toe. Niets doet vermoeden dat hier een club uit de Bundesliga huist. En nog veel minder dat er op deze plek straks een derby wordt gespeeld. Het Stadion An der Alten Försterei zal dan met zijn 22.012 plaatsen uitverkocht zijn. Zoals voor alle andere wedstrijden. Union had eventueel naar het Olympiastadion (74.477 plaatsen) kunnen uitwijken, waar Hertha zijn thuiswedstijden afwerkt, maar daar wilde de club niets van horen. Ook al gaan er daardoor één miljoen extra aan inkomsten verloren. Union wil de capaciteit van zijn thuishaven optrekken naar 37.000 plaatsen, maar toestemming heeft het daarvoor nog niet. Het stadion, aan de ene kant omzoomd door een park en aan de andere zijde door een drukke straat, is slecht gelegen. Voor en na iedere match ontstaat er een gigantische verkeerschaos. Die kan, met meer publiek, alleen maar vergroten.

In Berlijn interesseert niemand zich voor voetbal.’ auteur Frank Willman

Union Berlin is na RB Leipzig de tweede voormalige Oost-Duitse club die op dit moment in de Bundesliga uitkomt, al vallen beide verenigingen totaal niet te vergelijken. Door zijn alliantie met Red Bull staat Leipzig model voor het kapitalisme in het voetbal, terwijl Union zich daarvan wil distantiëren. Nochtans bestond na de promotie de vrees voor een commercialisering van de club, voor de ondergang van de typische fancultuur, voor een vereniging die zou worden getransformeerd in een marketingmachine. Maar Union behoudt zijn typische waarden. Het koestert zijn supporters die meer dan elders inspraak hebben in het beleid.

Union was al in de DDR-periode een rebelse club die niet gesteund werd door de politie of het leger. De supporters kwamen uit de naburige bedrijven, voornamelijk uit de elektro-industrie, waar 30.000 arbeiders werkten. Intellectuelen gingen niet naar Union kijken. ‘ Die Mauer muss Weg’, is een kreet die, toen er bij een vrijschop een muur werd opgesteld, door de jaren heen vanonder het stof wordt opgedolven om de afkeer voor het socialistisch regime te accentueren. Het heette dat niet elke supporter van Union een staatsvijand was, maar dat iedere staatsvijand wél als Unionaanhanger gold. In de mate van het mogelijke zette de club zich af tegen het politiek systeem. Toen het faillissement een paar keer dreigde, staken de supporters de handen uit de mouwen. Ze bedachten ludieke acties en hielpen het stadion eigenhandig moderniseren. Sommigen offerden er zelfs hun vakantie voor op. Die liefde van de supporters wordt voortdurend gecultiveerd.

Zelftevredenheid

Onmogelijk is het dat Union Berlin in handen komt van een investeerder, ook al wordt dat in Duitsland bemoeilijkt door de 50+1-regel die voorschrijft dat die nooit alle aandelen in handen kan krijgen. Dankzij een clever management, gebouwd rond voorzitter Dirk Zingler, heeft de club zijn omzet van vier naar eerst 40 en vervolgens 60 miljoen euro verhoogd. ‘Wij hebben’, zegt Dirk Zingler, die een groot logistiek bedrijf runt, ‘niemand nodig die ons beveelt.’ Dus opereert Union met het geld dat voorhanden is en gaat het geen enkel risico aan. Als het weer zou degraderen, dan gebeurt dat met de spelers die vorige zomer werden aangetrokken. Althans, dat is de bedoeling.

Spelers van Hertha BSC groeten de supporters. De laatste titel van de club dateert van... 1931.
Spelers van Hertha BSC groeten de supporters. De laatste titel van de club dateert van… 1931.© getty

In wezen leidt Union Berlin een leven in peis en vree. Niemand die zich over iets opwindt. Ook al dook de club niet echt overtuigend het seizoen in, een 2-1-zege tegen Borussia Dortmund ten spijt. Die zelftevredenheid wil sommigen wel eens irriteren. Zoals Frank Willmann bijvoorbeeld, journalist en auteur van verschillende boeken. Ofschoon hij uit de DDR komt waar zijn sympathie uitging naar Carl-Zeiss Jena, bezoekt Willmann al twintig jaar de thuismatchen van Union. ‘Dat er nu na een nederlaag nog altijd 20 minuten lang door de supporters wordt geapplaudisseerd, dat kan toch eigenlijk niet’, zegt hij. ‘Maar Union vindt het kennelijk belangrijk om zich zo te blijven profileren. Overdreven veel sympathie voor de tegenstander, de kerstliederen die er in het stadion worden gezonden de dag voor kerstavond, het hoort bij de identiteit van de club. Maar het is me allemaal te zeemzoet. Het profvoetbal is een harde en commerciële wereld. Vroeg of laat zal ook Union daarin moeten meegaan.’

Hertha BSC verkoopt zich aan degene die het meest biedt.

Leeg palmares

Een zaterdagnamiddag rond het Olympiastadion in Berlijn. Het is een weekend waarin er in de Bundesliga, omwille van een interland, niet wordt gespeeld. Rond het stadion, in het Olympiapark, liggen tien oefenvelden. Die Zukunft gehört Berlin staat er op de borden rond alle velden te lezen, maar op voetbalvlak ligt de toekomst zeker niet in Berlijn. Een aantal jeugdploegen van Hertha BSC werken hun competitie af. In de blauw-witte uitrusting, met verticale strepen. Een handvol mensen staan te kijken. Er is weinig beleving, weinig bezieling. Naar het beeld van het voetbal dat Hertha BSC al te vaak serveerde: kleurloos en zeer saai. Het Olympiastadion, eigendom van de stad, is ondanks zijn mythische naam zijn glans kwijt. Hertha BSC wil daarom al langer een nieuw stadion met een capaciteit van hooguit 55.000 plaatsen. Maar alle plannen daarover verzanden in een politiek kluwen en sterven een stille dood.

Heel erg populair is Hertha BSC, dat in de jaren 80 nog in vierde klasse speelde voor een publiek van rechts-radicalisten, in eigen stad nooit geweest. Dat heeft onder meer te maken met een corruptieschandaal waarin de club nu bijna 40 jaar geleden was verwikkeld en dat de vereniging als loden ballast met zich meesleept. Ook het gegeven dat Berlijn voor de val van de Muur op een eiland lag, maakte het niet echt aantrekkelijk. Hertha werd in 1930 en 1931 kampioen, sindsdien is het palmares leeg.

In een poging om het blazoen weer op te poetsen, pompte de ondernemer Lars Windhorst vorige zomer 200 miljoen euro in de club. Windhorst, een wat excentrieke man die met drie gsm’s door het leven stapt en zijn rijkdom opzichtig etaleert, kent nochtans niets van voetbal en wil zich ook niet met het beleid moeien om, zoals hijzelf grijnst, de ontwikkeling van de club niet in de weg te staan. Door zijn geld was Hertha wel relatief actief op de transfermarkt en betaalde bijvoorbeeld 20 miljoen euro voor Dodi Lukebakio.

Buigzame club

Maar de club bivakkeert in de middenmoot, ook al had de nieuwe trainer, de uit de jeugd doorgestroomde Kroaat Ante Covic, het voor het begin van het seizoen over attractief, moedig en dominant voetbal. Hertha BSC draait voor een gemiddelde van net geen 50.000 toeschouwers, maar de helft daarvan komt uit het 80 kilometer verder gelegen Brandenburg. Je ziet het ook in de stad. Nergens wordt er gerefereerd naar Hertha, tenzij in de fanshop, gelegen langs de vermaarde Kurfürstendamm. Maar veel volk zie je daar niet. Niet onbegrijpelijk want op een truitje van Dodi Lukebakio of van de vorige zomer aangetrokken Dedryck Boyota zit al evenmin iemand te wachten als op een shirt van de kersverse international Niklas Stark of de Ivoriaan Salomon Kalou, met drie miljoen euro per jaar de bestbetaalde speler van de club.

Supporters van Union Berlin leven intens mee. Iedere thuiswedstijd van de club is, met 22.000 plaatsen, uitverkocht.
Supporters van Union Berlin leven intens mee. Iedere thuiswedstijd van de club is, met 22.000 plaatsen, uitverkocht.© getty

Het is vreemd dat het voetbal niet echt van de grond komt in deze zeer levendige en van vitaliteit bruisende metropool, ook al wordt het stadsbeeld wat ontsierd door tal van daklozen en zie je geregeld sjofel geklede mensen met hongerige ogen in vuilbakken grabbelen, op zoek naar etensresten. De desinteresse voor voetbal zit verankerd in de mentaliteit van de stad. Zo zegt Frank Willman het althans: ‘Niemand interesseert zich hier voor het voetbal. Ook de derby zal nauwelijks leven. Hertha BSC is niet echt een club waarmee je je identificeert. Maar het is wel een zeer buigzame club. Stel dat Red Bull een samenwerking met Hertha zou aangaan en de club RB Berlin heet, dan krijg je binnen de kortste keren 100.000 leden, drie keer zoveel als nu. Want dan wordt er succes verwacht. Wat dat betreft is de Berliner eine Nutte (een hoer). Hij verkoopt zich aan degene die het meeste biedt.’

Union Berlin behoudt zijn waarden. Het laat zich niet transformeren in een marketingmachine.

Club zonder achterban

De meest opmerkelijke en meest gehate club in Berlijn blijft Dynamo Berlin, de tienvoudige kampioen van de DDR die destijds door Erich Mielke, de baas van de Staatsveiligheid (Stasi), werd geleid. Het heette dat hij scheidsrechters omkocht. Althans, zo werd het volop gefluisterd, maar bewijzen daarvoor zijn er nooit gevonden. Wel was het zo dat veel arbiters voor de Stasi werkten. En dat ze hun baas goed wilden stemmen. Bovendien was ook de man die de scheidsrechters aanduidde lid van Dynamo Berlin. Wie een Europese match wilde fluiten, deed er best aan hem niet te ontstemmen. Dat Dynamo de competitie zo domineerde, had ook te maken met de omkadering. Er waren schitterende trainingsvelden en de club bediende zich, als allereerste in de DDR, van video-opnames.

Vandaag speelt Dynamo in de anonimiteit van de Regionalliga Nordorst, de vierde klasse. Het stadion en een deel van de omgeving ademen nog de geur uit van de DDR-tijden. De appartementsblokken hebben een laagje verf gekregen, maar ze ogen nog altijd als kille woonkazernes. Het Erich-Ludwig-Stadion, met afgebladderde gevels en een hoofdingang die stamt uit de tijd voor de val van de Muur, geeft een wat sinistere aanblik. In een naburig café zitten enkele mopperende bejaarden die vroegere tijden romantiseren. Er was, zo roepen ze in koor, geen werkloosheid. En, zo voegen ze eraan toe, we waren sociaal heel goed afgeschermd. Ze gaan kijken naar iedere thuismatch van Dynamo, dat vorig seizoen net de degradatie kon ontlopen, en ze verzuipen in een stadion dat plaats biedt aan 19.000 mensen. Nu komen er gemiddeld 1000 toeschouwers. In het stadion wordt steevast een DDR-vlag opgehangen.

Dynamo leidt een uitzichtloos bestaan en kreunde lang onder het hooliganisme. Een tijd lang was het voetbal ook een uitlaatklep voor neonazi’s. Dit is een kwartier van ontevredenheid, als het ware geïsoleerd van de buitenwereld. Want de wijk Prenzlauer Berg, die wat verderop ligt, bruist van de bedrijvigheid. De contrasten zijn groot. Net achter het stadion liggen nog zeldzame restanten van de Muur, het is een toeristische attractie. En grenzend aan de accommodatie bevindt zich de omgebouwde Max-Schmeling-Halle, een multifunctionele en moderne arena, genaamd naar de voormalige legendarische bokser. Twee zakenmensen steken hun geld in Dynamo Berlin. Er zijn plannen om een nieuw stadion te bouwen. Maar met welk doel in een club zonder achterban?

Het stadion van Dynamo Berlin, tien keer kampioen in DDR-tijden, ligt niet bepaald in de meest flitsende wijk van Berlijn.
Het stadion van Dynamo Berlin, tien keer kampioen in DDR-tijden, ligt niet bepaald in de meest flitsende wijk van Berlijn.© belgaimage

Ankara Berlin

Voetbal in Berlijn is in de lagere reeksen een bestaan zonder perspectieven. Dat heeft te maken met de 50+1-regel. Voor de clubs lijkt dat een doodvonnis. Er waren al kandidaten om een vereniging over te nemen, maar ze schrokken toen ze met die regel werden geconfronteerd. Bij Viktoria Berlin kwam er nog niet zo lang geleden een Chinees aankloppen die 100 miljoen wilde investeren. Binnen de tien jaar zou er in de Champions League worden gespeeld, zo klonk het. Er werd zelfs een grootse persconferentie georganiseerd om al die plannen te verduidelijken. Vervolgens ging het toch niet door. De gulle Chinees wilde namelijk zelf alles bepalen.

Er wordt naar alle middelen gezocht om de kleinere clubs nieuw leven in te blazen. Zo is er bijvoorbeeld Berliner AK, dat gevestigd is op 500 meter van de Hauptbahnhof (hoofdstation) van Berlijn en in de Regionalliga Nordost speelt. Het is een vereniging waar een Turkse zakenman de lijnen probeerde uit te zetten, de 50+1-regel ten spijt. Maar vreemd genoeg komen er geen Turken kijken. Ook toen de club tijdelijk in Ankara Berlin werd omgedoopt, veranderde dat niet. Berliner AK beschikt over een schitterende accommodatie. Het speelt in het Poststation waar een mooie houten tribune voor een sfeer van gezelligheid en nostalgie zorgt. Daarnaast liggen drie oefenvelden met kunstgras. En wat verder, aan het zicht onttrokken, vind je weer overblijfselen van de Muur, het litteken van Berlijn dat op onverwachte momenten in het stadsbeeld opduikt. Alsof het verleden niet vergeten mag worden.

Op onverwachte momenten duikt de Muur op in het stadsbeeld, het litteken van Berlijn. Alsof het verleden niet vergeten mag worden.

In het Poststadion zag Adolf Hitler zijn enige voetbalwedstrijd. Dat was in 1936. Duitsland verloor toen tijdens de Olympische Spelen in de voorrondes van Noorwegen en achteraf riep Hitler dat er in de voetbalsport niet geïnvesteerd zou worden. Omdat Duitsland daarin onmogelijk kon uitblinken. De bondscoach werd ontslagen en vervangen door iemand die in Berlijn woonde. De illustere Sepp Herberger zou de Mannschaft, in twee periodes, 20 jaar leiden.

Veel faillissementen

Nogal wat clubs uit Berlijn zijn failliet gegaan en later al dan niet onder een andere naam herbegonnen. Tennis Borussia Berlin is daar een voorbeeld van. Het voetbalt op een steenworp van het Olympisch Stadion. Het Mommsenstadion ligt in Charlottenburg, in een van de betere, groene wijken van de stad. Voor de ingang staat een bord dat dronken mensen en druggebruikers de toegang tot de wedstrijden zal worden ontzegd. Tennis Borussia deelt zijn thuishaven met SC Charlottenburg dat in de achtste klasse uitkomt.

Tennis Borussia speelde twee jaar in de Bundesliga (1974/75 en 1976/77), kampte vervolgens met financiële problemen, ging bankroet, maar richtte zich weer op. Nu staat de ploeg riant op kop in de Oberliga, de vijfde klasse, maar meer dan 500 toeschouwers komen niet op de matchen af. Die reeks verzamelt trouwens drie Berlijnse clubs die ooit hun opwachting maakten in de Bundesliga. Tasmania Berlin bijvoorbeeld dat tijdens het seizoen 1965/66 de slechtste club werd uit de geschiedenis. Er werden maar 10 punten behaald in 30 wedstrijden, Tasmania maakte 15 goals en incasseerde er 108. Eén enkele keer kreeg het een strafschop. Die werd dan nog gemist. Vandaag speelt Tasmania voor 120 toeschouwers, het wat verpauperde stadion ligt net achter de landingsbaan van het oude vliegveld van Tempelhof. Iets beter deed Blau-Weiss Berlin het dat tijdens het seizoen 1986/87 in de Bundesliga speelde en waar René Vandereycken toen zijn geluk beproefde. Na één jaar was het sprookje voorbij.

Voetbal in Berlijn, het is een huwelijk met veel echtscheidingen. En met clubs die blij zijn als ze het hoofd boven water kunnen houden, tevreden met wat kruimels. Neem bijvoorbeeld FC Lichterfeld dat deze zomer van de vijfde naar de vierde klasse steeg. Voor de tweede thuiswedstrijd stond een derby tegen Berliner AK op het programma. De kassier wreef zich achteraf tevreden in de handen. Er waren voor die match … 443 toeschouwers.

De eerste confrontatie

Precies 50 dagen na de val van de Muur, op 27 januari 1990, speelden Hertha BSC en Union voor de eerste keer tegen elkaar. In het Olympisch Stadion kwamen 51.270 toeschouwers kijken en die waren stuk voor stuk enthousiast. Hertha won met 2-1. De strijdkreet van Union, Eisern Union, werd tijdens deze match omgedoopt in Eisern Berlin. Dat was opmerkelijk en toch weer niet: de beide supportersgroepen konden het goed met elkaar vinden. De keren dat Hertha voor de Europacup in Oost-Europa speelde, trokken fans van Union daarnaartoe om met die van Hertha BSC te verbroederen. Het verstevigde de banden.

Vandaag blijft daar niets meer van over. Er heerst tussen beide clubs een fikse rivaliteit. Dat heeft ook te maken met de cultuurverschillen: terwijl Hertha in een gesubsidieerde stad op een kunstmatige manier naar een hoger niveau moet gebracht worden dankzij een investeerder, denkt Union er niet aan zijn ziel te verkopen. Het wil in de eerste plaats zichzelf niet verloochenen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content