Na één seizoen bij FC Eindhoven stapt Marc Brys over naar FC Den Bosch. Hij timmert langzaam maar zeker aan de weg in Nederland, al is het natuurlijk wel even wennen: “Ik was hier een week toen een speler tegen me zei: loop niet zo te kutten, man.”

Ik kon niet de kleedkamer binnenkomen en een speler op de bank zetten ten voordele van iemand die gepusht wordt. Daar doe ik niet aan mee.” Marc Brys (46) is een man met principes en dus bedankte de ex-hoofdinspecteur van politie toen Excelsior Moeskroenvoorzitter Dufermont hem in 2007 vroeg om een reeks Spanjaarden in de etalage te zetten. Ondanks een zevende plaats in de stand werd Brys nog voor de winterstop ontslagen. “Je ego en je vakbekwaamheid krijgen een deuk, maar mijn ontslag bij Germinal Beerschot in 2005 viel me veel zwaarder dan bij Moeskroen. Beerschot, dat was mijn ploeg, ik heb daar bij de jeugd gespeeld, dat ging veel dieper. Daar was mijn hart.”

Een half jaar na zijn ontslag bij Moeskroen tekent Brys een contract bij FC Eindhoven, dat gemiddeld voor 1700 toeschouwers speelt en in de bodem van de eerste divisie – onze tweede klasse – resideert. FC Eindhoven kampt bovendien met financiële problemen en kan slechts met de hulp van grote broer PSV en de supporters het hoofd boven water houden.

Niet bepaald de beste omstandigheden, maar Marc Brys vliegt erin met het optimisme en de werklust die hem zo typeren. Ook al leidt dat niet meteen tot sprekende resultaten – FC Eindhoven eindigde uiteindelijk negentiende – toch weet de Antwerpenaar iets neer te zetten bij de Nederlandse club. Het toonaangevende Voetbal International zet Brys op de tweede plaats in het trainersklassement en FC Den Bosch, een van de betere clubs uit de eerste divisie, biedt hem een contract aan voor het seizoen 2009/10. Bij FC Eindhoven wisselde Brys tijdens de laatste twee weken van het seizoen van plaats met assistent Pascal Maas, die hoofdtrainer wordt.

Wat was je grootste verrassing toen je in Eindhoven als trainer begon?

Marc Brys: “Ik trof een groep aan die conditioneel nergens stond. Dat is eigenlijk het grote probleem in de hele eerste divisie. Ik liet ze eens een wedstrijd zonder stopmomenten spelen en na tien minuten was het op. De conditie was erbarmelijk, eigenlijk schandalig voor een profvoetballer. Dan vraag je hun trainingspatroon van de vorige jaren, en stel je vast dat ze maar vier trainingen hadden. Ik vind dat je als profvoetballer het moreel verplicht bent om een goede conditie te hebben. Als je niet moe bent, ben je veel scherper en alerter, is je motoriek veel beter en ga je ook beter voetballen.”

Eerder zei je over het Nederlandse voetbal: “Er wordt hier naïef verdedigd.”

“Hier is alles veel meer geënt op dominant zijn. Een eenvoudig voorbeeld. Toen ik pas bij FC Eindhoven was, liet ik de spelers een wedstrijdje doen van elf tegen elf. Ze spelen 4-3-3, de keeper heeft de bal en die centrale verdedigers gaan meteen maximaal open. ( droog) Ik zeg: ‘Stop, stop. Zo gaan we niet voetballen.’ Die bekeken mij precies alsof ik van een andere planeet kwam. ‘Zo spelen wij altijd.’ En dat is waar, hé. Ze beginnen altijd te voetballen van achter uit, de opbouw naar een lange bal is zélden aan de orde. Die gaan zoeken, zoeken, zoeken om toch maar kort op te bouwen, tegen het gekke af. Dat is hun spel. De centrale verdedigers gaan maximaal open en bij het kleinste foutje zit je in de problemen. Maar daar gaan zij niet vanuit. Daarin zit natuurlijk ook het avontuurlijke en de liefde voor het voetbalspel.”

Angst voor de psycholoog

Vanwaar komt die manier van voetballen?

“Als je het Nederlandse voetbal al iets kunt verwijten, is dat het gebrek aan vreemde invloeden. Er is maar één soort voetbal het beste en dat is hun soort voetbal. Met die instelling zijn ze zeer ver geraakt en dat blokt hen een beetje af om open te staan voor vreemde invloeden. In de eredivisie verandert dat langzaamaan, maar in de Jupiler League ( de eerste divisie, nvdr) wordt er nog puur vanuit de liefde voor het spel gevoetbald. Heel offensief, tegen het naïeve soms. Hier krijg je van die tactische ingrepen: 1-0 achter na een kwartier, verdediger eraf, middenvelder erop. Heel veel één-tegen-éénsituaties ook. Dat zie je in België zelden, daar heb je altijd een covering van links of rechts.”

Hoe heb je de beruchte mondigheid van de Nederlandse spelers ervaren?

“( lacht) Ik was hier een week toen een speler tegen me zei: ‘Loop niet zo te kutten, man.’ Ik wist niet wat ik hoorde. In België heb je in elke ploeg vier, vijf dragende figuren die wat mondiger zijn, hier doet iedereen dat eigenlijk. Over alles wordt hier gedebatteerd. Je kunt hier niet zomaar out of the blue wat zeggen of doen, alles kan in vraag gesteld worden. Natuurlijk moeten ze af en toe gewoon kunnen incasseren, maar ik werk graag met intelligente jongens die zelf leiding kunnen nemen.”

FC Eindhoven is de bodem van het betaald voetbal. Zag je dat niet als een stap terug?

“Laat ons eerlijk zijn: als Ajax belde, dan had ik niet getwijfeld. Je moet dat een beetje in zijn context zien. Ik wou heel graag op de Nederlandse markt komen en FC Eindhoven is een geweldige ploeg. Dat zijn eerlijke, warme mensen, ik krijg hier heel veel respect en waardering. Dit was voor mij de club om de intrede te maken in Nederland. Het verwachtingspatroon was, zeker in het begin, zeer laag. Het was mijn bedoeling om op te vallen bij een ploeg die weinig perspectieven heeft. In werk is het goed gelukt, maar het komt iets te weinig tot uiting in de rangschikking. Dat is jammer.”

FC Eindhoven balanceerde het afgelopen jaar op het randje van het faillissement. Konden ze hun financiële verplichtingen nakomen?

“Absoluut, zowel naar mij toe als naar de spelers toe. Nederland heeft daar veel meer vangnetten voor en je zit hier met een heel machtige spelersvakbond. Toen ze hoorden dat ik veel trainde, namen ze meteen contact met me op: ‘Je weet toch dat de spelers twee rustdagen per week moeten hebben?’ Echtig waar!

“Soms is het overdreven, met te veel regeltjes, maar ik wou net naar Nederland komen omdat het hier qua structuur en organisatie beter is. In België heb je meer het systeem van de voorzitter die de plak zwaait en zijn karakter op de club ent. In Nederland werk je met een dagelijks bestuur en wordt de raad van commissarissen maar eens om de zoveel tijd bijeengeroepen. Jij blijft in jouw domein en er is niemand die je na een nederlaag aan je jas komt trekken.”

Je weet als trainer beter waar je aan toe bent.

“In België heb ik nooit een taakomschrijving moeten tekenen. Hier wel. Bij FC Eindhoven wisten ze heel duidelijk welk soort trainer ze wilden. Ik werd ook doorgelicht door een psycholoog. Niet dat dat nu het evangelie is, maar het duidt wel op een zeker professionalisme en doordachtheid.

“Ook voor de spelers werken we hier met een psycholoog. Hij doet bepaalde dingen op mijn vraag, maar hij werkt ook proactief. Hij woont trainingen en wedstrijden bij en zal dan bijvoorbeeld aan de houding van een bepaalde speler merken of er iets schort. Laatst hadden we iemand die zeven doelpunten maakte, telkens op verplaatsing. Dat is geen toeval, dat is een patroon. Daar gaat die psycholoog dan mee aan het werk.”

Staan Nederlanders meer open voor die manier van werken dan Belgen? Toen je bij Germinal Beerschot lichttherapie invoerde, werd je uitgelachen.

“Het probleem was dat ik vrij vlug buiten lag. ( lacht) Dat is de eeuwige moeilijkheid: je doet iets en dat wordt dan afgerekend op de directe resultaten. Terwijl het mentale niet meteen meetbaar is. Veel Belgische clubs hebben al met psychologen gewerkt en dat wordt allemaal vrij snel afgevoerd. Toen we met de Pro License naar het buitenland gingen, waren daar ook heel veel coaches anti.”

Waarom?

“Omdat er veel vrezen voor hun positie, voor hun grip op de groep. Individueel kan het wel: ga jij maar eens een uurtje met die psycholoog praten. Maar ze zeggen allemaal: vermijd dat de pscholoog contact heeft met de groep als geheel. Ik ben het daar niet mee eens. Wat maakt Louis van Gaal zo sterk? Die man heeft misschien honderd werknemers en die straalt naar iedereen uit dat hij geen angst heeft dat jij de poten onder zijn stoel weg gaat zagen.”

Het heeft dus veel met het zelfvertrouwen van de trainer te maken?

“Ik denk van wel. Zo’n psycholoog is geen papegaai, hé, die kan ook wel eens iets in je nadeel zeggen. Dat is best wel confronterend, als zo iemand tegen je zegt: je pakt die speler volledig verkeerd aan.”

Onheus behandeld

Voel je je te weinig gewaardeerd in België?

“Neen, ik vind dat je moet afgerekend worden op resultaten en dan heb ik geen slecht parcours afgelegd. Het eerste jaar bij Beerschot dacht iedereen dat we gingen zakken en we eindigden zevende. Ik zie me daar nog met Jos Verhaegen champagne drinken. Dat was de eerste keer dat hij dat met zijn trainer deed, zei hij. Een superjaar qua beleving. In het tweede jaar kenden we een slechte periode, maar pakten we de beker en werden we negende. Het derde jaar lig je na zeven wedstrijden zonder spits buiten. Ja, dan voel ik mij onheus behandeld. Als ze je dan het jaar nadien terugpakken, dan vind ik dat een bevestiging dat die keuze destijds niet juist was.

“Dan kwam Moeskroen, waar de voorzitter verkeerde informatie kreeg van een makelaar in Spanje, die zijn Spaanse spelers in de etalage wilde zetten. Ik had daar geen problemen mee, op voorwaarde dat het goede voetballers waren. Maar ze hadden kwalitatief te weinig. Ik kon niet de kleedkamer binnenkomen en een speler op de bank zetten ten voordele van iemand die gepusht wordt. Daar doe ik niet aan mee en dat heb ik de voorzitter ook gezegd. Dufermont zei me dat hij dat wel van mij verlangde. Waarop ik antwoordde: dan ga ik liever mijn vroegere job doen.”

Je hebt bepaalde principes waar je niet van afwijkt.

“Naar mijn spelers toe moet ik eerlijk kunnen zijn. Ik kan niet tegen een speler zeggen: je bent niet goed genoeg, terwijl hij dat wel is. Dat doe ik niet. Ik kies uit de spelers die in mijn selectie zitten. Als de voorzitter beslist om iemand uit de selectie te halen, is dat zijn recht. Maar de mensen die ík train, daar wil ik de sportieve verantwoordelijkheid over. Ik denk dat Dufermont destijds ook wel een beetje te snel beslist heeft. Een paar dagen later wou hij nog terugkomen op mijn ontslag, maar ja, dat is natuurlijk te gek voor woorden. Intussen speelt er bijna geen enkele Spanjaard meer bij Moeskroen, maar ik ben er wel op afgerekend. Ja, dan vind ik opnieuw dat ik onheus behandeld ben.”

Dan moet het wel pijnlijk zijn als je leest dat Moeskroen voor Enzo Scifo kiest als nieuwe trainer ‘omdat die meer charisma heeft’.

“Ik weet waarom ze mij ontslagen hebben, voor mij is dat voldoende. Ik kan ’s morgens mijn vrouw en mijn kinderen recht in de ogen kijken, ik heb mezelf niet verloochend. Als ik dat ooit moest doen, dan stop ik onmiddellijk. Ik meen dat. Voetbal is mij heel veel waard, ik heb van mijn hobby mijn beroep kunnen maken en iedere keer ik op dat veld kom, krijg ik nog altijd het gevoel van: hier heb ik het voor gedaan, dit is wat ik wou. Ik ben geen donquichot, ik weet best hoe de wereld in elkaar zit, maar ik vind: je stelt iemand verantwoordelijk, of niet.

“Je mag dat vragen aan Jos Verhaegen: die heeft mij nooit of nooit gezegd wat ik moest doen. Ik herinner me mijn eerste jaar, toen we op Anderlecht moesten spelen. Ik was heel vol van mezelf, enorm veel vertrouwen. We speelden hoge pressie en we kregen 4-0 binnen. Ik herinner me nu nog de woorden van de voorzitter, daags voordien: ( schudt het hoofd) ‘ Nie doen, jongen, da goa nie! Marc, da goa nie!’ Waarop ik: ‘Ik ga het toch proberen.’ ( lacht) ‘Doe maar’, zei hij. 4-0.”

Jos Verhaegen staat nochtans niet bekend als een fijngevoelig man.

“Jos Verhaegen kon heel colèrig zijn, zo van: ‘Trok op niks! Op niks! Gij zijt de slechtste trainer die ik ooit gehad heb!’ Een uur nadien was dat door. Zijn hart zit op de juiste plaats. Als je ziet hoe die met zijn familie omgaat, met zijn kinderen… Ik herinner me dat ik eens samen met Jos op zijn appartement in Knokke zat. Zijn zoon, Peter Verhaegen, die mee in het bestuur zit, zat op de leuning van zijn zetel. Jos had een afgevallen haartje op zijn vest. En Peter deed dat haartje weg. Dat is een zoon die zijn vader doodgraag ziet. Anders doe je dat niet. Dat is echt, dat is puur. En dat wil zeggen dat je een goede mens bent. Want je kinderen kun je niet bedriegen.

“Pas op, ik heb ook wel eens gedacht: dat is de slechtste voorzitter die ik ooit gehad heb. ( lacht) Maar als ik hem nu bel: ‘Ik zit in de miserie, ik heb 50.000 euro nodig’, dan zegt hij: ‘Kom dat halen.’ Ik heb ongelooflijk veel respect voor die man.”

Is het daarom niet des te vreemder dat je bij Germinal Beerschot zeven speeldagen nadat je de beker hebt gewonnen buitenvliegt? Terwijl je geen spits hebt?

( zwijgt even) “Dat was zijn beslissing niet. Ik zeg daar liever niets meer over, dat is voorbij. Maar als het zo slecht was, zouden ze me het jaar nadien niet terugpakken. Ik heb daar ook lessen uit getrokken. Het was de eerste keer dat ze mij ontsloegen, dat ik dat soort tegenslag meemaakte. Ik had met Berchem twee keer kampioen gespeeld, het jaar daarna zevende met een degradatiekandidaat en het jaar nadien winnen we de beker. Ik dacht dat ik Mourinho was, hé ( lacht).”

Voodoo

Je was vroeger hoofdinspecteur bij de politie. Zijn er dingen uit die carrière die je nu als trainer nog van pas komen?

“Als politieman moet je kunnen vertrouwen op je team. Je moet weten hoe je collega’s gaan reageren, je moet weten waartoe ze in staat zijn en je moet ze kunnen vertrouwen, want je leven hangt er soms letterlijk van af. Dat gevoel is heel intens. Het geeft je de waarde van een team, een collectief mee.

“Bij de politie kom je geregeld in crisissituaties waarin mensen heel anders reageren dan je verwacht. Daar leer je omgaan met stress. En voetbal is een aaneenschakeling van stressmomenten. Wat is de essentie van pressie spelen? Je tegenstander in stress brengen, zodat die een vernauwde waarneming krijgt en hij de oplossingen die zich aandienen niet meer ziet. Dan kun je hem bijna moreel dwingen om de bal dáár te spelen waar jij hem kunt recupereren. Daarom leer ik mijn spelers hoe ze met stress moeten omgaan.”

Hoe doe je dat?

“Door onverwachte situaties te creeëren bijvoorbeeld. Dat kan zowel op als naast het veld. Schoenen wegnemen in de kleedkamer bijvoorbeeld. Dat is hun instrument, hé, dat veroorzaakt stress. En dan ga je in het oog houden: hoe lossen ze dat als groep op? Wanneer komen ze naar mij? Wat doen ze ermee?

“We doen ook altijd veel met winnen en verliezen. Als je een aantal wedstrijden speelt zonder overwinning, vervaagt die teleurstelling van een nederlaag. Je merkt dat spelers beginnen te denken: ach ja, weer verloren. Om dat terug op scherp te zetten, zorg je dat op de club een week lang alles rond winnen en verliezen draait. Winnaars worden beloond, verliezers bestraft: een kwartier wachten met eten, ballen gaan halen, materiaal wegdoen. De winnaars mogen steeds iets kiezen, en dan komt het op een bepaald moment zo ver dat ze toch iets voor de groep kiezen.”

Kun je dat met elke groep bereiken?

“Neen, maar dat is wel iets waar je elke minuut aan moet werken. Bij Beerschot heb ik eens gevraagd aan twee spelers: ‘Is hij getrouwd? Heeft hij kinderen?’ Wisten ze niet van elkaar. Allez, je zit iedere dag op mekaars lip en je weet dat niet? Toen heb ik hen tijdens het stretchingmoment in kleine groepen opgedeeld en hen verplicht iets over zichzelf te vertellen. In het begin is dat wat stroef, maar op den duur begon Julien Kemajou van Kameroen plots over voodoo te spreken. Een andere speler vertelde dat hij angst had in het donker, dat hij soms ’s nachts moest opstaan en het licht moest aansteken omdat hij bang was. Als ze zulke dingen aan mekaar vertellen, dan is er vertrouwen en dan voel je je als speler ook opgevangen door de groep.”

Kan zo ’n hechte groep zich ook niet tegen je keren?

“De macht van een groep is zo groot, je kunt een trainer er zó uitwerken. Spelers kunnen een bestuur zo manipuleren, chanteren zelfs, dat je als trainer geen schijn van kans meer maakt. Heel dat bedrijf van een club, dat draait rond hen, hé. Soms spelen ze dat wel eens uit: ‘Hé, trainer, vandaag doen we eens iets anders.’ Als ze dat met heel de groep komen vragen, gaan ze van mij heel dikwijls ‘ja’ krijgen.

“Ik kan een ongelooflijk populaire trainer zijn, ik weet hoe ik dat moet doen. Maar is dat je ambitie als trainer? Ergens binnenstappen met het idee: ze moeten me allemaal graag zien?” S

door loes geuens – beelden: michel gouverneur (reporters)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content