“In 2004 stond in De Standaard dat de spelerskern van Anderlecht 13 uur per week traint en die van Club Brugge 12,5 uur. Match inbegrepen. Moet je dan verbaasd zijn dat de conditie van die sporters ondermaats is ? Met 12, 13 uur krijg je op het conditionele vlak niks klaar. Ik ken genoeg van sporttraining om dat met absolute zekerheid te zeggen.” De kritiek die Paul Van Den Bosch, trainer van veldritsensatie Sven Nys, verder in dit blad levert op het Belgische voetbal, klinkt bijzonder scherp. Jan Van Winckel, assistent-trainer bij Club Brugge en net als Van Den Bosch verbonden aan de KU Leuven, reageert “ontgoocheld” op diens uitspraken.

“Ik respecteer Paul enorm. Hij is een van de beste fysiologen van het land en zijn werk met Nys verdient alle lof. Dat maakt deze kritiek des te pijnlijker, want het is koren op de molen van het groepje pseudokenners dat al jaren roept om meer en langere trainingen. Paul verbaast er zich blijkbaar over dat Club en Anderlecht maar 12 à 13 uur per week trainen. Ik zeg u : eigenlijk is dat al te veel veldtraining. Wij trainen bij Brugge maar een tiental uur per week op het veld, maar doen daarnaast dagelijks aan krachttraining, blessurepreventietraining en tactische videoanalyses. Paul vergeet blijkbaar dat wielrennen en voetbal totaal verschillende sporten zijn, de ene een cyclische niet-contactsport en de andere een a-cyclische contactsport. Bijgevolg vragen beide een totaal andere trainingsaanpak.

“Wielrennen is een duursport, waarbij je aan een relatief lage intensiteit je spieren belast. Maar spieren herstellen vrij snel, waardoor het, mits de nodige rust, perfect mogelijk is om zowel in de voor- als in de namiddag een lange training in te bouwen. Voetballers trainen aan hogere intensiteit en belasten ook meer hun pezen en gewrichten. Na een trainingsprikkel moet je dus rusten of het aantal blessures zal niet te overzien zijn. Dat is de aard van deze sport en bijgevolg ook de aard van de voetballers. Wij werken met atleten die een snel spierweefsel hebben maar toch in staat moeten zijn om op negentig minuten meer dan elf kilometer af te leggen. Je haalt met hen het grootste rendement door één intensieve, maar relatief korte training per dag.

“Ik vind het vreemd dat Paul, als wetenschapper, uitspraken doet over een sport waarvan hij uiteindelijk toch ver af staat. Hij was conditietrainer bij Lommel en Tielen. Met alle respect, maar op basis van ervaringen bij die clubs mag je toch niet heel het Belgische voetbal gaan bekladden ? Mijn grootste vrees is dat bestuursleden de uitspraken van Paul ernstig gaan nemen. Nu al zijn er trainers die druk ondervinden van hun bestuur om meer te gaan trainen. Wat in mijn ogen onnodig is.

“Dat het slecht gesteld is met de conditie van de Belgische voetballer klopt absoluut niet. Ik ken de testresultaten van de spelers van Club Brugge en ik kan u zeggen dat die in sommige gevallen zelfs indrukwekkend zijn en op het niveau van topatleten. Het Belgische voetbal zit in een neerwaartse tendens, dat is waar. De mondialisering heeft daar echter veel mee te maken. Daar heeft, om maar een voorbeeld te noemen, het veldrijden minder last van.”

JVB

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content