Geen selectie zo Belgisch als die van SV Roeselare. ‘Een gezonde politiek,’ zegt de nieuwe sportief manager Hans Galjé, ‘waar ik niet spectaculair van wil afwijken. ‘ Een béétje dan toch ?

Amper drie buitenlanders telde de kern van SV Roeselare toen het seizoen begon : Eric Joly, Wagneau Eloi en Abdoulaye Soumaré -drie Fransen. Eloi stond een keer aan de aftrap, Soumare viel een keer in en Joly speelde geen minuut. De laatste twee zijn weg ondertussen, Eloi traint niet meer mee en zit voor zaken in China momenteel. Hooguit zijn hem nog enkele afscheidsminuten in de laatste thuismatch gegund. De huidige buitenlanders zijn Paul Kpaka, erbij gekomen eind augustus en de enige met regelmatige speeltijd, en Sami Allagui, sinds de winterstop gehuurd van Anderlecht. Alle andere spelers hebben een Belgisch paspoort. Kpaka, afkomstig van Sierra Leone, ook bijna trouwens.

De verhouding autochtonen-allochtonen in een samenleving biedt tonnen stof voor geladen discussies. Ook in de sport. Grenzen vervagen, mensen overal ter wereld zijn mobieler dan ooit, we reizen om de wereld te zien, maar voetballers die bij ons hun brood komen verdienen, ervaren we als een probleem. Aan het voetbal in Roeselare lijkt die mondiale ontwikkeling wonderwel voorbij te zijn getrokken, zelfs ondanks de nabijheid van de Franse grens, waarover de laatste jaren talloze, vooral Noord-Franse spelers zijn ingevoerd. Of waarover, in de omgekeerde richting, Belgische spelers werden gedomicilieerd wegens een (vorige week afgeschaft) fiscaal voordeel.

Weinig van dat alles op Schiervelde, in tegenstelling bijvoorbeeld tot bij Ronse, jarenlang een reeksgenoot van Roeselare in de tweede en derde klasse. Hoewel slechts op enkele kilometers van zijn deur sloeg huidig Roeselaretrainer Dirk Geeraerd eerder een aanbod van Ronse af. “Natuurlijk wil ik graag met Franse voetballers werken, maar dan het liefst in Bordeaux. Niet hier, want dan verlies ik een stuk van mijn eigenheid”, zegt de van Oudenaarde afkomstige trainer, die er voor een goed begrip aan toevoegt met Denderhoutem in bevordering kampioen te hebben gespeeld met acht donkere jongens. “Maar als ik mijn lijstje met gewenste spelers afloop, betrap ik mij erop dat ik automatisch voor Belgen ga.”

Taal van de liefde

Die voorkeur doet Geeraerd uitstekend passen bij SV Roeselare, dat zijn Belgische – juister : West-Vlaamse – identiteit hoog in het vaandel voert. De trainer ziet daar drie verklaringen voor. Vooreerst is de club nog maar een prille eersteklasser. Bijna twee jaar geleden promoveerden ze uit de tweede klasse, waar door de beperkte budgetten het aantal buitenlandse spelers automatisch lager ligt. Vaak is het niet mogelijk noch wenselijk om meteen na een promotie een andere koers te gaan varen : verplichte investeringen in infrastructuur bemoeilijken sportieve bokkensprongen.

Bovendien blijkt Roeselare over een prima jeugdwerking te beschikken. Jurgen Sierens, James Lahousse, Martijn Monteyne, Björn Beauprez en Maxime Annys zijn lokaal doorgestroomd talent. Dat is dubbel op, want met spelers uit de eigen regio hou je volgens Geeraerd ook het best voeling met de West-Vlaamse volksaard. “De mensen hier zien graag hard labeur. Spelers die de mouwen opstropen en in het zweet staan : daar zijn ze fier op. Wij zijn een volk dat zo groot is geworden ook. Daarom zoekt Roeselare spelers met zo’n mentaliteit. Qua imago kom je daar ook verder mee. Je ziet bij ons niet zelden de hele ploeg na een wedstrijd nog tussen de sponsors en de vips rondhangen. Die mensen verwachten dat. Dat je dezelfde taal spreekt, bevordert dat contact.”

Zo harmonieus als nu is het niet altijd toegegaan bij Roeselare. Onder het vorige bestuur en trainer James Storme werd de club beticht van mensenhandel, met Mannaseh Ishiaku als bekendste slachtoffer. November 2006, zes jaar na de aanklacht, werden alle betrokkenen vrijgesproken. Volgens voorzitter Luc Espeel is het huidige beleid geen statement om zich van dat onverkwikkelijke verleden te distantiëren. Hij heeft het over sociaal engagement en positief denken. “Wij willen het Belgische voetbal helpen.”

In zijn zoektocht naar een precies antwoord op de vraag ‘waarom zo Belgisch ?’ ontpopt Espeel zich als een begeesterd taalminnaar. “Je hoort wel eens : ‘Voetbal is een universele taal.’ Volgens mij steekt er meer achter. Voetbal is meer dan een teamsport, het is ook gevoel. Het is ook kunnen zeggen wat er op je hart ligt. Daarom vind ik taal zo belangrijk : taal is wat mensen doet communiceren. Ik vergelijk het graag met de liefde : op den duur moet je als geliefden ook iets zéggen en dan volstaat de universele taal van de liefde niet. Je moet elkaar vóélen. Weten welke gevoelswereld er schuilgaat achter een oer-Vlaamse godverdomme wanneer ik eens hard vloek. Groepsgeest in de sport ontstaat vooral wanneer je dezelfde taal spreekt.”

Geperste appelsienen

Zeg nooit nooit, houdt Espeel een slag om de arm, maar hij ziet Roeselare zijn huidige politiek niet gauw verloochenen. “Om te weten of een speler bij ons past, voer ik altijd eerst een open gesprek met hem. Ik zie me dat moeilijk doen met een Tsjech. Dat er een aantal Franstaligen in de groep zouden zitten, daar heb ik geen probleem mee, maar geen zes talen door elkaar.”

Hans Galjé sluit zich daar graag bij aan. De nieuwe sportief manager houdt de boot eerst wat af om inzage in zijn plannen te geven wegens nog maar sinds 1 maart in dienst. Uiteindelijk vindt hij toch even tijd. Volgens Galjé kan Noord-Frankrijk ook voor Roeselare een rekruteringsgebied worden, zoals hij dat evenmin uitsluit voor Nederland, het land waarvan hij afkomstig is. “Ik heb daar veel en goede contacten, dus als er zich opportuniteiten aandienen, waarom niet ? Uitgangspunt blijft wel dat de kern zo Belgisch mogelijk moet zijn. Ik heb redelijk de vrije hand, maar dat is een gezonde politiek, waar ik niet spectaculair van wil afwijken.”

Niet spectaculair, maar toch een beetje misschien ? Espeel zegt Galjé te hebben gekozen als opvolger voor de naar Club Brugge vertrokken Luc Devroe wegens zijn verdiensten als jeugdcoördinator van datzelfde Club Brugge. “Liefst 25 jeugdspelers zijn er van onder zijn handen vertrokken naar de A-kernen van eersteklassers in België en Nederland. Hans weet perfect wat er aan goede jeugd rondloopt in Vlaanderen en België.”

Maar Galjé heeft voelbaar de ambitie om zijn eigen accenten te gaan leggen ook. Over het muurtje bij de buurlanden gaan kijken hoort daarbij, maar ook het voetballend vermogen in de selectie opkrikken. “Als je ’t 34 wedstrijden op karakter en overgave moet zien te redden, raakt de appelsien uitgeperst. In het kader van dat evenwicht moet je de aanwerving van Stefaan Tanghe zien.”

Galjé zegt aanvankelijk voorbehoud te hebben gemaakt bij de transfer van Tanghe (35), omdat die in conflict kwam met een ander streven van hem : de groep wat verjongen. Anderen in de club lijken wat meer ervaring juist aan te moedigen om zo een betere mix tussen jong en oud te krijgen. Doelman Sierens, Davy Oyen, (de straks vertrekkende) Koen De Vleeschauwer, (de geblesseerde) Yves Vanderhaeghe en (bijna) Frederik Vanderbiest zijn op dit moment de enige dertigers. Precies daarin onderscheidde Roeselare zich ook van streekgenoot Zulte Waregem, de bekerwinnaar van vorig seizoen die de oudste spelersgroep van de eerste klasse heeft. Beide clubs zijn vaak met elkaar vergeleken : samen gepromoveerd, allebei meer dan mooi standgehouden in hun maidenjaar op het hoogste niveau, allebei zelfs Europees voetbal afgedwongen. Met veel Belgen ook, maar daar zat het verschil : Zulte Waregem deed het met oudere, afgeschreven spelers uit de eerste klasse, genre Stefan Leleu en Tjörven De Brul, Roeselare met veel zelf opgeleide of in lagere afdelingen ontdekte jongeren.

Anderlechtse bank

Door zijn, zowel sportief als financieel, uiterst geslaagde avontuur in de UEFA Cup heeft Zulte Waregem het ondertussen nodig gevonden het over een andere boeg te gooien. De club acht zich op een niveau gekomen dat je niet overleeft met kampgeest alleen. Het semiprofessionalisme is afgezworen en een rist buitenlanders deed zijn intrede, met op kop de voor vele Belgische eersteklasseclubs onbetaalbaar gewaande Tosin Dosunmu.

Op Schiervelde zien ze het zo’n vaart niet lopen met Roeselare. Galjé pleit voor realisme en voorzichtigheid, Espeel en Geeraerd spreken hem niet tegen. Geeraerd, met gevoel voor overdrijving : “Ik kan mij niet voorstellen dat Roeselare Hans Galjé nu heeft gezegd : haal maar vijftien Brazilianen !” De voorzitter : “Ik houd ervan dat we weten wie wij zijn : een West-Vlaamse provincieploeg. We zijn ambitieus, willen ons graag handhaven in de eerste klasse, liefst zonder een grijze muis te zijn, maar áltijd met de voeten op de grond.”

Een piste die Roeselare wel wil gaan bewandelen, is die van een samenwerking met een (Belgische) topclub. Onder Luc Devroe waren er vergevorderde onderhandelingen met Anderlecht, waarin ook de transfers van Vanderhaeghe en Allagui moeten worden gekaderd. Roeselare wil graag jonge talenten die in Brussel op de bank blijven of bij de invallers ter plaatse trappelen, kansen geven. Het project was geen eenmansactie van Devroe, wordt benadrukt, maar door zijn plotse vertrek moeten de onderhandelingen met Brussel wel weer worden aangeknoopt, zegt Espeel.

Of ruilt Roeselare Anderlecht nu in voor Club Brugge, waar het met Devroe een aanspreekpunt heeft en Galjé beter dan wie ook zijn weg kent ? Galjé wuift de insinuatie rustig weg : “Maandag ( vorige week, nvdr) heb ik Herman Van Holsbeeck gezien. Hij gaf aan dat Anderlecht nog steeds vragende partij is. Hoe zij dat concreet zien, moeten we nu op korte termijn gaan bespreken. Wat de intenties waren voor mijn komst, weet ik op dit moment nog niet exact. In ieder geval moet het om een win-winsituatie gaan : alle partijen moeten er beter van worden.”

door jan hauspie

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content