‘VOETBAL KIJKEN IS TOCH EEN SOCIAAL GEBEUREN?’

© BELGAIMAGE

Op zoek naar een andere voetbalbeleving in Engeland. Een rondrit langs pubs en sportbars. ‘Meen je dat? Word jij hiervoor betaald? Wat een droomjob!’

Eerlijk, het was niet ons idee. Een weekend voetbal kijken in de pub. Om dat aan de baas verkocht te krijgen. Op kosten van de zaak op café en daar wat verhalen optekenen… We durven veel, maar dit? Tot het idee op een dag toch op de redactietafel belandde. Niet tussen – excusez le mot – pot en pint, maar op een dinsdagochtend bij een koffie en een broodje.

Of dat geen leuke manier kon zijn om een special rond Engelse voetbalbeleving eens ‘anders’ in te vullen? Op zoek naar voetbalfun in de pubs. Wie is de caféganger en wat drijft hem? Wat zegt hij daar en vooral: waarom zit hij dáár, en niet in het stadion of bij hem thuis?

Wat nu volgt, is evenwel geen verzameling toogpraat. Voetbal en pubs, dat is ernstig onderzoeksmateriaal. Zelfs voer, zo leerde enig voorbereidend werk, voor sociologen aan de universiteit.

Als we Kevin Dixon mailen met wat vragen, schiet hij in de lach. Dixon is senior lecturer aan de Teesside University. Sportsociologie is er zijn vak en het gedrag van voetbalfans in de pub bestuderen was een thesisonderwerp. Hij hoopt dat we ‘enjoy everything Boro has to offer‘, mailt hij terug. Als bijlage: zijn studie The football fan and the pub: an enduring relationship. Hij mailt dat er nog een andere wetenschapper mee bezig is, Mike Weed van de Canterbury Christ Church University. Ook diens studie krijgen we per mail.

Wat een beetje lacherig overkwam als idee, krijgt plots verrassend enige ernst.

BRIGHTON, BRITAINS HIPPEST CITY

Eerste stop op de weg naar (lichte) dronkenschap in dienst: Brighton, in het zuiden van Engeland. Bekend van zijn pier, die diep in zee steekt en alles heeft wat de romanticus onaantrekkelijk vindt: een lunapark met gokmachines, een café en helemaal op het einde een kermis. De pub op de pier adverteert met livevoetbal, maar loopt een beetje achter. Engeland-Spanje wordt aangekondigd, een wedstrijd van een paar dagen eerder. Het is november, vroeg donker, en de ouderlingen achter hun pint zwijgen stil.

Een tijdje terug zette The Guardian de stad neer als ‘the hippest city in Britain‘. Reden: de stad had bij de parlementsverkiezingen als eerste in het land een groene volksvertegenwoordiger naar Westminster gestemd. Naar aanleiding daarvan vroeg de auteur van het artikel aan stadsgenoten waaraan ze dachten als ze over hun stad mijmerden. Aan de Terre a Terre, twitterde er eentje, verwijzend naar het vegetarische restaurant met die naam. Aan Coffee@33, klonk het bij een ander, waar barista’s van het inschenken van je koffie zo’n trammelant maken dat je denkt dat ze bezig zijn aan een experiment dat de wereld definitief doet veranderen.

Die hippest city, voor sommigen ook wel de ‘meest goddeloze stad van Britain’, ziet er op het eerste gezicht doodnormaal uit bij het binnenrijden. Vergane glorie met her en der enig modernisme, zoals de vliegende schotel die langs een paal op en neer glijdt en toeristen bovenaan beloont met een mooi uitzicht over de kliffen. Tekenen van protest in het straatbeeld. Save our NHS – de Britse Maggie De Block is volop bezig met snoeien in de gezondheidszorg, zeer tot ontsteltenis van de modale Brit. Tekenen van armoede ook: her en der wat daklozen die smeken om een sigaret en wat geld. De receptionistes in het hotel zijn Spaans van afkomst. Ook dat is Engeland anno 2016. De dag erna, veel noordelijker, zullen ze Lets zijn. En op straat hoor je veel Pools.

Op naar de pub, want daarvoor zijn we hier. Een pub, ofte een public house, zoals een pub voluit heet. Wat dat voor een Brit is, probeerden ze in The Guardian ooit eens te omschrijven. Ze kwamen uit bij wat een pub voor een Brit zeker niet is. Een pub is geen bar, al kun je er wel drinken. Een pub is ook geen restaurant, al kun je er eten. Een pub is geen social club, al ontmoet je er wel vrienden. Het is geen bushokje, al kun je er ook schuilen. Geen kabinet van een psycholoog, al kun je er wel op therapie. Geen hotelkamer, al kun je er eventueel blijven slapen. Geen living, al brandt er soms een gezellig haardvuur en kun je er tv kijken. Een pub is niets van dat alles, en tegelijk is het dat allemaal. En vanavond is de pub onze living, met op tv een duel tegen Aston Villa.

De lokale voetbalploeg doet het immers uitstekend. Brighton and Hove Albion, alias The Seagulls, zat twee seizoenen ei zo na in de Premier League, het sneuvelde pas in de play-offs. De voorzitter, duidt Steven die in de pub The Font op zijn vriendin wacht, is a special one. Tony Bloom is via zijn familie al jaar en dag verbonden aan de club. Zijn oom is directeur, zijn grootvader was vicevoorzitter. Tony maakte in het professionele pokercircuit naam als Tony The Lizzard. Steven: ‘Hij verscheen een paar keer op tv en werd zo bekend. Toen hij voorzitter werd, draaide hij de geldkraan open. We hadden nood aan een nieuw stadion, hij bouwde er eentje. Honderd miljoen pond. De club moest ook een nieuw trainingscomplex hebben. Nog eens dertig miljoen.’

Het is niet met poker dat Tony Bloom rijk werd. Sportweddenschappen (de man is een wiskundig genie), pokerwebsites, onlinebookmaking, investeringen in vastgoed: dat soort dingen levert hem de miljoenen op. Zijn pokergeld is zakgeld. Hoe rijk hij écht is, weet niemand, maar de club vaart er wel bij. Sinds zijn overname acht jaar geleden pompte Bloom al zo’n 200 miljoen euro aan interestvrije leningen in de club. De ploeg draait nu mee in de top van The Championship en telt twee oude bekenden. Rechtsbuiten is Anthony Knockaert, ex-Standard. Al elf goals dit seizoen, blijkt uit de statistiek die op het scherm voorbij flitst. Negen van die goals voor eigen publiek. Steven draagt hem op handen. Bij de bankzitters scrolt de naam van Sébastien Pocognoli door beeld. Uitgeleend door West Brom, maar tot dusver zéér anoniem: één basisplaats en daarnaast een handvol speelminuten als invaller. Steven: ‘Eerlijk, ik ken hem niet.’

The Font is geen traditioneel public house. Tot 1988 was dit een kapel, Union Chapel, waar verschillende religies in totaal 300 jaar hun god aanbeden. Een oord van rust en contemplatie in het hartje van The Lanes, de oude stad. Toen de laatste congregatie die er diensten hield, in september 1988 het gebouw te koop zette, sprong brouwerij Firkin erop. Ze installeerde er een microbrouwerij en maakte er een pub van.

Steven komt hier geregeld. Hij is fan van Brighton and Hove, maar heeft als student het geld niet om naar wedstrijden te gaan. Een paar van zijn vrienden hebben thuis een abonnement op Sky Sports, maar dat is voor hem te duur. Dus komt hij hier. Vandaag maar voor een kwartiertje, tot zijn meisje er is. Zij haat voetbal en bovendien is er een probleem met de verwarming. Die is defect en dat heeft gevolgen voor de sfeer. Die is kil. Alleen in de gaanderij boven is er wat enthousiasme voor wat er op het scherm te zien is. De rest zit er apathisch bij. Goed ingeduffeld. Buiten dalen de temperaturen naar vriesniveau. Binnen ook, zeker als Aston Villa scoort. De gelijkmaker brengt enig enthousiasme. Kortstondig. Twee meisjes die samen in de tijdspanne van een voetbalwedstrijd twee flessen cava soldaat maken, tokkelen de hele tijd op hun telefoon. Af en toe kijken ze elkaar aan en wordt er gegiecheld. Een scherm getoond. Uitgaan 2.0. De drank is gebleven, de conversatie miniem.

EEN LESJE GESCHIEDENIS

Dat we naar de pub gaan voor een voetbalverhaal, vindt Kevin Dixon helemaal niet verrassend. De connectie tussen cafés en sport, mailt hij, dateert al uit de beginfase van de sport en nog eerder werd in pubs gedobbeld en gekaart. Dixon: ‘Nemen we de volkse traditie van het voetbal er even bij. In Sedgefield werd vroeger op Shrove Tuesday, de dag voor Aswoensdag, aan het begin van de vastenperiode, een wedstrijd gespeeld waarbij de doelen aan beide uiteinden van het dorp stonden. Nu is het een traditie die door de bevolking in stand wordt gehouden, eertijds was het een match tussen enerzijds de boeren en anderzijds de industriearbeiders. De aftrap is om één uur, maar voor vier uur mag er niet worden gescoord. In die tijd gaat de bal doorheen de omliggende dorpen. Om het wat leuk te maken werd deze regel toegevoegd: wie erin slaagde om een bal in een pub binnen te trappen, kreeg een gratis pint.’

Toen in 1863 het moderne voetbal zich organiseerde, speelden pubs al snel een belangrijke rol. Dixon: ‘Fans verzamelden daar om samen naar de wedstrijd te gaan, maar ook om achteraf over de match te discussiëren. De media van toen hadden dat snel door en stuurden krantenverkopers naar cafés om daar hun product aan de man te brengen.’ De uitbaters van die public houses speelden daarop in en gingen zich linken aan ploegen. Ze stelden een lokaal ter beschikking waar spelers zich konden omkleden, vergaderzalen waar het bestuur beslissingen kon nemen, en soms ook grasvelden om op te voetballen. Rond 1890, zegt Dixon, was de caféploeg de meest voorkomende ploeg in het Engelse voetbal. Bijna een eeuw lang vond je in de pub na een match ook de spelers, die er wat kwamen verbroederen met de fans. Veel voetballers kwamen na hun carrière aan de andere kant van de toog terecht en werden cafébaas.

LET’S GO ORIENTAL!

Zaterdagochtend. Het hotel in Brighton werkt volgens Spaanse uren, ontbijt pas vanaf achten. We zitten dan al een uur in de auto. Bestemming: Old Trafford. Noon kick-off, 12.30 uur. Arsenal is de bezoeker: smullen voor de kranten, die gretig het verleden van José Mourinho en Arsène Wenger opwarmen.

In de auto houden diverse zenders van de BBC ons gezelschap. Opvallend: alle officiële zenders van de BBC, op Radio 1 na, draaien tussen het gepraat door oldies. Zowel de nationale als de regionale. Hedendaagse muziek zit alleen nog op de commerciële stations.

Sam Platt’s ligt op de hoek van de Trafford Wharf Road en de Sir Alex Ferguson Way. Een paar decennia geleden waren we hier ook, tijdens het EK’96. Toen was dit nog letterlijk wasteland: oude, vervallen, soms braakliggende industrieterreinen waarop je destijds makkelijk kon parkeren. Nu schrik je als je in de buurt parking zoekt. Hier heeft ITV zijn Coronation Street, de studio’s waar de moeder aller Europese soaps wordt opgenomen. Aan de overkant van de rivier is er een outletcenter. Salford is een hippe buurt aan het worden, met ook ruimte voor kunst, in The Lowry. En naast de gebouwen van ITV ligt het Imperial War Museum.

Zou noon kick-off ook betekenen dat fans zich bij een koffie met croissant voorbereiden op de match? Allerminst. ‘Picture, picture‘, schreeuwt ene Burns. ‘Burns, yes, that’s the name! You want a picture of a true United fan?’ Het is nog geen middag, maar hij is al zo pissed als wat. Bier wordt hier gedronken uit plastic bekers, maar vooral uit cans, grote blikken van een halve liter. Sam Platt’s is een van de weinige pubs in de buurt van Old Trafford, gebouwd in industriegebied. Het zit er vol met luide mannen die geregeld een lied aanheffen. We zijn hier voor Mister Miyagi, een 68-jarige fan van United. Hij moet opvallen tussen al dat jonge geweld, maar we vinden hem niet. We hebben hem net gemist, leert enig rondvragen bij de bouncers, de stoere buitenwippers die aan het hek de toegang tot de pub regelen. De mister is al naar het stadion.

Hij draagt sjaal noch muts in de clubkleuren, onze Aziaat. Geen uiterlijk vertoon. Uit bijgeloof. Vroeger deed hij het wel, maar de resultaten vielen tegen. Mr Miyagi is niet zijn echte naam. Eigenlijk heet hij Ying Soo en is hij een immigrant die al jaren in Zuid-Manchester woont. Nog voor hij naar Engeland emigreerde, was hij fan van rood-wit. In 1992, bij de creatie van de Premier League, nam hij een abonnement. Een paar jaar later startte hij wat nu een traditie is: het mennen van een samenzang onder de fans in de aanloop naar een thuiswedstrijd. Dat gaat zo: een uurtje voor de aftrap komt Mr Miyagi (zijn bijnaam verwijst naar een personage uit de film The Karate Kid) de pub binnen. De gepensioneerde boekhouder drinkt wat, de fans herkennen hem, hij praat wat bij en klimt dan op een tafel. Vervolgens schreeuwt hij ‘Let’s go oriental!’ en zet hij de populaire supportersliederen van United in. Daarop gaat de hele tent los, op zijn gebaren, die wat doen denken aan een karateka. Nu hij wat ouder wordt, verkort de act, zingt hij een lied of zes, zeven. Dan drinkt hij nog iets en gaat hij zijn plaatsje opzoeken.

Sam Platt’s is een ruige tent, waar ze niet doen aan netjes. Negentig procent van de klanten is mannelijk, getatoeëerd en ergens tussen 20 en 30. Ze zien er gevaarlijk uit. Luid. Ongemanierd. Buiten staat een partytent opgesteld omdat niet iedereen de pub in kan. Wie moet plassen, doet dat aan de rand van South Bay, in de River Irwell, die hier passeert, in de bosjes, tegen geparkeerde auto’s, waar het maar kan… Niet tegen de muur van de pub, daar waken veiligheidsmensen over. Is je blik leeg, dan laat je dat vallen waar je staat. De wedstrijd bekijken in de pub kan niet. Een paar minuten voor de aftrap gaat de tent onherroepelijk dicht. Ze heeft geen tv-abonnement, er hangen geen schermen. Hier wordt alleen gedronken en gezongen.

BETER DAN LIVE?

Om de hoek, over de brug, botsen we na enig zoeken op de Matchstick Men, een familiepub waar je rustig iets kunt eten en naar voetbal kunt kijken. Een traditionele pub kun je dit nog bezwaarlijk noemen. Ze heeft wat weg van een American diner, met gezellige hoekjes waar je apart kunt zitten, naast een restaurantgedeelte en een caféruimte. Schermen van alle formaten, zelfs in de eethoekjes een kleintje, zodat je niks van de actie hoeft te missen.

United is een wereldmerk en dat lokt een ander publiek. Naast ons schuiven Fransen aan, wat verderop zitten Aziaten. Een wat ouder koppel komt er ook bij zitten. Hij geïnteresseerd in voetbal, zij eerder in haar boek. Zij drinkt koffie, hij een watertje. Na alle alcohol bij Sam Platt’s een verademing. Ook aan de bar is het rustig. Noon kick off, zegt de bazin, betekent hier drukte na de match. Niet ervoor.

Waarom kijken deze mensen voetbal in de pub? Omdat een abonnement thuis te duur is? Neen, zegt de ouderling: ‘Voetbal is voor mij een sociaal gebeuren. Dat bekijk je toch niet op je eentje thuis. Ik ben redelijk well off, mijn zaak is verkocht. Ik zou het me kunnen permitteren. Maar op je eentje thuis, op een zaterdagmiddag… Straks gaan we de stad in, naar de koffiebar. Wat winkelen. Dat is voor haar. Nu mag ik even.’ Een hevige fan is hij niet, wanneer de wedstrijd wat verslapt en de druk van United na rust behoorlijk steriel is, begint hij op zijn iPad te surfen.

De Frenchies zijn er omdat ze geen ticket konden bemachtigen. Dan is een match kijken in de pub the next best thing. Ze zijn fan van Martial. Anthony! En van Pogba. Paul! De beste twee van United, als het van hen afhangt. Ze zijn jong, hebben geen team op eigen bodem. Het is de PlayStationgeneratie, voor wie Europa een dorp is en Barcelona of Manchester in het weekend aantrekkelijker dan Auxerre. Wat verderop giechelen de Aziatische meisjes. United is hot in Azië en nu ze toch hier zijn, wilden ze die hele voetbalheisa weleens van dichtbij bekijken. Of ze probeerden aan tickets te geraken? Neen. Zo ver gaat de liefde ook weer niet.

Alex Hastie is de enige die echt geconcentreerd de wedstrijd volgt en opveert als United een kans mist, luid schreeuwt wanneer Juan Mata de ploeg op voorsprong brengt, om zich vervolgens direct te excuseren voor zijn lawaai. Alex heeft een bijzonder verhaal. Hij verdient de kost in MediaCity, als ingenieur bij een van de productiehuizen die het voetbal in de huiskamers brengt. ‘Meestal zit ik dus in een of ander stadion of ben ik stand-by op het bedrijf, mocht er wat fout lopen. Weekends zijn voor mij werk. Mijn vader heeft een abonnement op Old Trafford en soms kan ik er gebruik van maken.’ Maar dit keer niet. En omdat hij vrij is, kijkt hij in de pub. Een kenner is hij wel. Als Wenger na de voorsprong van United Olivier Giroud inbrengt, voorspelt hij: ‘Die scoort.’ Het gebeurt uiteindelijk net voor affluiten. Alex zucht. ‘Het verhaal van het seizoen. Te veel draws. Het wordt weer niks dit jaar.’

In de Matchstick Men zijn we dicht bij de nieuwe rol van de pub zoals Mike Weed die in zijn paper The Pub as a Virtual Football Fandom Venue beschrijft. In het voorbije decennium zijn pubs een echt alternatief geworden voor een stadionbezoek. In september 2003 was er zelfs een samenwerking tussen de voetbalwereld, de tv-wereld en de verschillende pubco’s (brouwerijen of bedrijven die pubs opkochten en vervolgens leasden) die uitmondde in een eerste National Pub Football Week. In mei 2004 en september 2005 werd het initiatief herhaald. Toen Mintel en Keynote, twee bedrijven die marktonderzoek doen, in 2002 dit thema analyseerden, bleek dat er meer volk (9,1 miljoen) in de pub naar een wedstrijd keek dan er mensen waren in de stadions (8,7 miljoen). Sport in de pub bereikte 19 procent van de totale bevolking. Niks doet vermoeden dat die cijfers nu lager liggen. In het straatbeeld zie je pubs adverteren met hun voetbalaanbod en speciale websites, zoals de Sky Pubfinder, moeten internauten de weg wijzen naar die pubs die een sportabonnement hebben. In een gemiddeld stadscentrum is dat zowat de helft, daarbuiten ongeveer een vierde.

Mike Weed deed onderzoek naar het waarom van die trend en kwam uit bij het veranderde voetballandschap na de stichting van de Premier League. In de nasleep van het drama in Hillsborough werden zitjes verplicht. Dat gaf een andere demografische invulling aan de bezetting van de stadions. De lagere inkomens vielen uit de boot. Die hadden ook niet direct de centen om zich een schotelantenne aan te schaffen en wedstrijden thuis op tv te bekijken. Bleef over: de pub, waar ze toch al met de mates gingen drinken. Er kwam meer voetbal live op tv en, vooral, het werd véél beter in beeld gebracht dan wat de Britten tot dan gewend waren. Alex: ‘Ik vermoed dat in deze United-Arsenal 22 camera’s worden ingezet. Dan heb je echt beeld uit élke hoek.’

Inmiddels is de penetratie van Sky (of van BT, dat ook een deel van de rechten bezit) in de huiskamers veel groter. Naar schatting bezit ongeveer 47 procent van de Britten een abonnement op de betaalzenders. Ongeveer de helft daarvan betaalt veel centen extra voor de sportkanalen. In de beginjaren van de Premier League was dat nog anders: in 1993 had slechts 8 procent van de Britten toegang tot satelliettelevisie, in 1998 was dat 27 procent. Toen we tijdens het EK in 1996 aan Trevor Brooking vroegen naar de invloed van de komst van Sky op het Engelse voetbal, zei die: ‘Onbestaande. Iedereen praat erover, maar niemand heeft het.’ Twee decennia later heeft Sky het voetballandschap op zijn kop gezet.

Al in 1998 onderkende Dougie Brimson die trend. In zijn Geezers Guide to Football. A Lifetime of Lads and Lager schreef hij dat er een beweging tot stand was gekomen die je kon omschrijven als pub supporting. ‘Het is goedkoper en gemakkelijker om naar de pub te gaan en wat pinten te drinken tijdens de wedstrijden, meestal met dezelfde groep vrienden. Veel vaker is de sfeer er ook beter dan in het stadion.’ Twee jaar later zou Roy Keane een en ander beamen in zijn kritiek op de thuisfans. ‘Je vraagt je soms af of ze er iets van begrijpen. Op verplaatsing zijn onze fans fantastisch. Die zou ik hardcore durven noemen. Maar hier thuis… Ze drinken wat, eten een broodje met garnalen en snappen niet wat er op het veld gebeurt. Ik denk niet dat sommige mensen die naar Old Trafford komen, het woord ‘voetbal’ kunnen spellen. Laat staan dat ze het begrijpen.’

In de pub is dat anders, al valt de sfeer in de Matchstick Men tegen. Alex: ‘Dit mag je niet als norm nemen. Dit is een familiepub. Bovendien krijg je de echte sfeer pas bij interlands, op grote toernooien. Die zijn moeilijker bereikbaar. Dan is voetbal in de pub écht een publiek gebeuren en kunnen 500 tot 600 supporters tijdens een wedstrijd het dak van de bar zingen.’

Weed baseerde daar zijn eerste paper over voetbal op. Hij volgde het (in Azië gespeelde) WK van 2002 op café en merkte dat zelfs bij wedstrijden die ’s ochtends werden gespeeld, pubs speciaal vroeger openden en na afloop lang doorgingen met het serveren van bier. Toen Engeland met 1-0 van Argentinië won – sinds de Falklandoorlog een geladen duel – moest de politie van Sheffield zelfs in de vooravond tussenbeide komen en pubs verplichten een paar uur te sluiten.

Pubs, zo merkte Weed, werden de voorbije jaren een soort extra stadion, waar mensen hun nood aan persoonlijke ruimte wilden opgeven om deel te worden van wat hij omschreef als ‘collectieve hysterie’. Dat heb je niet, beaamt Alex, als je thuis kijkt. ‘Dan boeit een wedstrijd mij ook minder dan op café. Ik zit hier nu alleen, maar ik praat met jou en met hem en met nog wat anderen. Als ik zonder voetbal wat zou gaan drinken, raken wij wellicht nooit in gesprek. Met voetbal is dat anders.’

In de sociologisch meer verantwoorde academische conclusie van Weed klinkt dat zo: ‘Eerder dan het belang van een wedstrijd zien, is het belangrijk in het kijken naar sport dat je dat zien met anderen kunt delen.’

Is de pub, als je die redenering doortrekt, dan een evenwaardig alternatief voor een stadionbezoek? Alex: ‘Ik denk het niet. De sfeer op de match is toch anders. Als je mij later zou vragen naar mijn herinneringen aan Manchester United-Arsenal, zal ik toch verwijzen naar een wedstrijd binnen op Old Trafford. Niet naar deze.’ Weed beaamt het in zijn conclusie: ‘In het moment zelf kan een pub de rivaal zijn van het stadion. Maar de herinnering op de lange termijn zal altijd veel sneller vervagen dan een livegebeuren.’

SWEET CAROLINE

Het idee is om na United-Arsenal door te rijden naar Stoke-on-Trent en daar de match Stoke-Bournemouth te bekijken. Files om en rond Manchester en op de weg naar de Potteries verhinderen dat. Dus zitten we 82 kilometer en volle twee uur later in de bar van het Quality Hotel in Trinity Street te kijken naar … Engeland-Argentinië. Rugby. Geen duur televisiecontract in dit hotel (in geen van onze verblijfplaatsen trouwens), dus is het: sport op de openbare zender. Rugby. Idem dito in de Walkabout, de Australian Chain Bar vlakbij. Dat is een Skypub, maar als we de baas vragen of hij tenminste op één scherm kan zappen naar de inmiddels gestarte Londense derby tussen Tottenham en West Ham, lacht die ons uit. ‘That’s on BT, mate!’

Het is de grote frustratie van de pubbazen, die op basis van grootte van hun etablissement een duur tv-contract moeten betalen. De baas van de Londense pub The Bricklayers, vlak bij White Hart Lane, zal er enkele dagen later voor ons zijn facturen bijhalen. Een abonnement op Sky Sports kost hem maandelijks 1200 pond (iets meer dan 1400 euro). Eentje op BT 600 pond (ongeveer 700 euro). Je bent verplicht om beide te hebben, want de wedstrijden worden over twee zenders verdeeld. Sky betaalt meer en kiest eerst, BT kiest uit de rest. Bovendien is het niet zoals in België: niet elke wedstrijd is beschikbaar. De zenders kiezen voor jou en laten wat onaantrekkelijk is voor de BBC, die ze in samenvatting brengt. Het kan dus best dat je veel geld betaalt, maar dat de wedstrijd van jouw ploeg niet eens live wordt uitgezonden.

In dit geval is het dus zoeken, dwalend door de straten van Stoke-on-Trent, naar een café met BT. Dat valt nog mee, om de hoek botsen we vrij snel op veel lawaai wanneer de deur van Tontine open waait en een man naar buiten strompelt. Binnen flikkeren de schermen, Mousa Dembélé is aan de bal.

Zat de Matchstick Men eerder die middag in de categorie ‘nieuwe pubs’, dan is dit een oude zuiptent uit lang vervlogen tijden. In de zithoek achteraan, vlak bij de toiletten, is de putjesgeur af en toe niet te harden. Op de toog neemt een draaitafel voor lp’s een grote plaats in. Een wat forse vrouw is gewapend met een microfoon. We tellen vijf schermen met Tottenham-West Ham in beeld, maar de klank staat af. Klank komt er door haar microfoon, die wordt rondgegeven.

We treffen het: karaoke… Het is iets over zevenen, maar de sfeer zit er al goed in. Pubs sloten vroegen al om elf uur, Engelsen zijn het gewend om snel veel te hijsen.

Een Ier en zijn meisje gaan in duet. Ze verbeelden Shane McGowan (van de Pogues) en Kirsty McColl. ‘Fairytale of New York’ is voor velen een van de mooiste alternatieve kerstsongs, maar wat hier uit hun kelen barst, zal de eindfase van Britain’s got talent nooit halen. Ierse songs zijn populair, ze worden massaal mee geschreeuwd. Dat West Ham scoort, lijkt niemand te zien.

Of wij niets willen zingen, vraagt de dj/ entertainer. Het is alsof Dembélé het heeft gehoord, want hij haast zich van het veld. We mompelen iets over Belgisch en geen zangtalent en dat we voetbal willen kijken.

A football song then? Ze dringt aan.

Een enthousiasteling komt tussenbeide. Of we ‘Sweet Caroline’ kennen?

Vaag, lachen we. ‘Van O-H-L.’

No, no, antwoordt hij. ‘Van Neil Diamond!’

Hij schept wat adem en heft aan. Geleidelijk, steeds enthousiaster, brult iedereen mee. Pas drie pinten later slagen we erin om uit te leggen dat OHL een Belgische voetbalploeg is die de song draait wanneer de ploeg heeft gescoord. Met een half oog zien we hoe Harry Kane op het scherm nog 1-2 ombuigt in 3-2, maar op veel enthousiasme kan ook dat hier niet rekenen. Links van ons knikkebolt een man boven zijn glas, rechts ziet een ander er al even glazig uit als de pint waar zijn donkerbruine ale in zit. Zijn verhaal is wat triest. De pub als troost, nadat zijn vrouw hem heeft laten zitten. Ingeruild voor een Pool. Zijn reden om voor de Brexit te stemmen. De toast klinkt bitter, het accent rauw.

WORKING MEN

Voor de volgende stop gaan we nog een paar honderd kilometer noordelijker. Naar Middlesbrough, waar Chelsea laat op zondagmiddag te gast is. Over de radio volgen we Leeds-Newcastle, nu een van de toppers in tweede klasse, twee decennia geleden een topmatch in de Premier League. Gespeeld voor een vol huis, met een tribute aan Gary Speed, die vijf jaar geleden uit het leven stapte. Speed, op het tijdstip van zijn overlijden bondscoach van Wales, is een van die vele voetballers die bezweken onder de druk van een publiek leven.

Wat opvalt tijdens de kroeggesprekken: voetballers van nu hebben de status van popsterren of filmacteurs. Hun loon wordt gehekeld, nobody deserves this fucking much money. Ook dat is de pubtaal: in elke zin op zijn minst een paar fucks. Sky News speelt daar een rol in. Op een nieuwsarme dag passeert om het halfuur wel in een loop het dronken gedrag van Wayne Rooney in de aanloop naar een interland, dan wel een ander schandaaltje waar een speler bij betrokken is. En dat hakt erin, want veel meer dan wij hebben Britten de traditie om te ontbijten met de tv aan of te koken met op de achtergrond de steeds weer herhaalde headlines. Het vervangt, zij het niet helemaal, de ochtendkrant. Zelfs op de perrons van de grote stations, in de wachtzalen van het openbaar vervoer. Of in de pub.

Waar we hier naar zoeken, is iets typisch Noord-Engels: de working men’s club. Ooit in het leven geroepen door de industrie, die na het vertrek deze buurt verweesd en arm achterliet. In theorie zijn het privéclubs, maar leden mogen mensen meenemen. Ze ontstonden in de negentiende eeuw en werden vaak opgezet door het patronaat om het werkvolk een plaats te geven waar het zich kon ontspannen. Niet zelden is er ook een sportveld naast, voor de fabrieksploeg.

Aan Oxford Road in Linthorpe, Middlesbrough, ligt er zo eentje. De Dorman Club, ooit opgericht voor staalarbeiders. Dorman Long is een begrip in Middlesbrough, een beetje zoals Cockerill in Luik. De beroemde Sydney Harbour Bridge werd gebouwd met staal van hier. Het laatste bekende project is het nieuwe Wembley. De laatste jaren was het bedrijf in handen van Thailanders, die de fabriek aan Teesside vorig jaar sloten. Wat overblijft van de staalindustrie hier in het noordoosten,

is momenteel in Chinese handen. Hoelang nog, vraagt iedereen zich af.

De Dorman Club bestaat nog steeds. Zo’n working men’s club (ook vrouwen zijn toegelaten, maar wel in de minderheid) kun je vergelijken met een buurtcentrum bij ons in de stad of een parochiecentrum ergens op het platteland. Juridisch gezien is het een vzw, met leden die het beleid bepalen. Er is een bar, meestal ook tv, er zijn wat biljarts en daarnaast een aantal zalen die kunnen worden afgehuurd voor feesten, vergaderingen of concerten. De plaatselijke vrouwenclub kan er cursussen organiseren, de mannen kunnen er kaarten, of quizzen, of Kerstmis vieren. Hun sociale functie is belangrijk in deze arme regio. ‘Elk jaar’, zegt ene Sean, ‘is er wel discussie of we dat dure voetbalabonnement moeten blijven nemen, maar de mensen van de bar zeggen: doe het weg en er komt geen volk meer.’

Voetbal in de Dorman Club is een beleving op zich. Als Middlesbrough de wedstrijd tegen Chelsea aftrapt, zit er een man of twintig (en een paar vrouwen) te kijken. Geconcentreerd. Meelevend met wat er op het veld te zien is. Anders dan in de pubs staat voetbal hier centraal. Achter de toog doet iemand tijdens elke helft het licht in de zaal uit, zodat we nog beter kunnen kijken. Hier zijn cafégangers ook trainers, die hun spelers, alsof ze zelf langs de lijn zitten, richtlijnen toeschreeuwen. ‘Drop the ball in the box!’ Elke franje mag overboord, elke dribbel moet richting Thibaut Courtois, ook al zijn zijn verdedigers veel te sterk voor eenzame spits Álvaro Negredo.

In doel staat een oude bekende: Victor Valdés. Na een aarzelende start doet hij het goed, zegt Sean. Sean had zelf vroeger een season ticket, maar haakte af. Het voetbal vandaag draait te veel om geld. Valdés onderscheidt zich een paar keer, maar slikt toch een goal, Chelsea wint uiteindelijk makkelijk.

Kevin Dixon beaamt het in de conclusies van zijn studie. Public houses, of ze er nu modern uitzien dan wel ouderwets als een parochiecentrum, hebben een soort kameleonachtige manier om te overleven door zich aan te passen aan de steeds veranderende tijden. Ze hebben klappen gekregen door het rookverbod, de hogere belastingen, de televisie, het veranderde tijdverdrijf van de mensen, het internet en zijn (il)legale streams… Maar ze overleven. Door het aanbieden van eten, van concerten, sport. Sommige pubs bannen de tv, andere promoten die juist met veel nadruk. Dixon: ‘Soms zijn ze inderdaad een alternatief voor wie geen geld heeft om naar het stadion te gaan, maar pubs doen zelf ook veel moeite om de klanten binnen te krijgen. Ze organiseren een happy hour of kleden hun pub op een sportmanier in. Pubs, publiek en voetbal hebben veel interactie.’

Buiten valt de duisternis. Tijd voor de muzikanten in het zaaltje naast de bar om hun instrumenten te stemmen. De voetbalmiddag gaat hier naadloos over in blues jammen. Clare, een van de weinige vrouwen in de zaal, bestelt nog een wit wijntje. Ze komt hier niet zo vaak als haar partner, maar toch geregeld. ‘Had je me vijftien jaar geleden gezegd dat ik hier op een zondagnamiddag zou zitten kijken naar het voetbal, ik had je uitgelachen. De pub was niks voor mij. Een wijnbar ja, of iets exclusiefs, een trendy plaats. Maar nu vind ik het leuk. De sociale mix, de warmte. De pub is zoveel leuker dan het stadion. Second best? Niet voor mij. Je hoeft geen parkeerplaats meer te zoeken of in de kou te zitten. Nog eentje?’

DOOR PETER T’KINT IN ENGELAND – FOTO’S BELGAIMAGE

Zou een match om 12.30 uur betekenen dat fans zich bij een koffie met croissant voorbereiden op de match? Allerminst.

De lagere inkomens hebben niet de centen voor een stadionabonnement of een schotelantenne. Blijft over: de pub.

Vijf schermen met Tottenham-West Ham, maar de klank staat uit. Die komt via een microfoon die wordt rondgegeven. We treffen het: karaoke…

De pubs hebben klappen gekregen door het rookverbod, de hogere belastingen, de tv, het veranderde tijdverdrijf van de mensen, het internet… Maar ze overleven.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content