Bij AA Gent is Mbark Boussoufa de koning van de assists. ‘Ik ben gelukkig in mijn wereldje.’ De tien geboden van een balartiest.

M bark Boussoufa : “Ik probeer de islam zoveel mogelijk te volgen. Elke vrijdag, als het kan, ga ik na de training naar de moskee in Gentbrugge en alcohol drink ik ook niet. Ik weet van huis uit wat mag en niet mag, dus als je het aankan, chapeau zeggen ze dan, hé ( lacht). Maar het geloof wil ik liever apart laten. Ik concentreer mij op het voetbal, zo probeer ik mijn leven in een goede baan te leiden.”

1. Gij zult geen andere goden hebben.

Had je nog iets anders dan voetballer kunnen worden ?

“Ik wou altijd alleen voetballen, maar ik heb ook gebasketbald en gezwommen. Op school moest het, basketballen. Ik was er best wel goed in, maar ik speelde nooit de bal af, dus dat is dan wel een probleem ( lacht). Zwemmen vond ik ook wel leuk.”

Wie zijn jouw goden ?

“Ik had vroeger wel posters op mijn kamer hangen van Romario en Ronaldo, maar nu vind ik Ronaldinho de beste, en Barcelona, omdat ik vind dat zij heel goed voetbal spelen. Chelsea bijvoorbeeld, dat zijn allemaal goeie voetballers, maar ze spelen geen voetbal. Ze kregen problemen, in Camp Nou én in Chelsea. De eerste 35 minuten dat ze met elf speelden, kwamen ze ook niet aan de bal en hadden ze het moeilijk met Messi. Voetbal overwint altijd, dus er is altijd hoop. Rijkaard, Deco, Messi, Ronaldinho, Eto’o, Giuly, Xavi … Ook allemaal niet groot, het is meer achterin dat de beren staan met Puyol, maar zelfs Van Bronckhorst is nog klein ( grijnst).”

2. Gij zult u geen gesneden beeld maken.

Merk je dat je zelf een god geworden bent ?

“Ja, ik merk het als ik mensen tegenkom en ik hoor ook wel dat mijn truitje veel verkocht wordt in de fanshop, maar ik hou me daar niet zo mee bezig. Het is leuk als je het hoort en ik krijg heel vaak complimentjes. Dat inspireert mij wel om nog verder te gaan. Ik weet dat ik een voorbeeldfunctie heb als voetballer, dus ik probeer me te controleren. Ik bedoel : het is niet goed voor de jeugd om te zien dat ik rode kaarten pak. Maar ik ben wel heel wat anders dan Sérgio Conceição. Frustratie héb je in voetbal, maar je kan daarin ook onnodig overdrijven door te proberen je tegenstander wat aan te smeren.”

Geeft het een kick te weten dat je de belangrijkste speler bent voor AA Gent ?

“Ik vind het niet leuk eigenlijk. Als wij verliezen en ik speel niet mee, kan ik mezelf soms niet onder controle houden. Ga ik dingen door het huis smijten. Ik ben bescheiden, maar ik weet ook wel dat ik het team wat kan bijbrengen. Maar het is niet zo dat ze zonder mij niet zouden kunnen winnen, daar geloof ik niet in. Begrijp je ? Het doet mij niet veel als ze het altijd over mij hebben. Het is wel leuk, maar ik moet mij daar niet te veel mee bezighouden.”

3. Gij zult de naam van God niet ijdel gebruiken.

Amsterdammers zijn meestal goede vloekers.

“Ik vloek wel eens, ja, maar nooit godverdomme of zo. Ik geef God van niks de schuld. Dat is mij te gemakkelijk. Ik vloek op het veld ook wel eens uit frustratie tegen een speler, want ze proberen je op allerlei manieren uit je spel te halen.”

Hoe anders zijn Belgen in de omgang ?

“Belgen zijn niet direct tegenover mekaar. Weet je, als er wat gebeurt op het veld, durven ze elkaar niks te verwijten. Maar ik vind dat dat soms moet kunnen. Dat hebben Amsterdammers wel. Die durven te zeggen : ‘Jij moet dit doen en dit doen.’ Dan raakt de andere misschien wel een beetje gefrustreerd, maar dat gaat over en je weet dat je voor elkaar gaat. Belgen vermijden dat een beetje. Dat kan een voordeel of een nadeel zijn. Het kan ook te veel worden, dat het ruzie wordt op het veld. Op training merk je dat Belgen elkaar minder in het gezicht durven zeggen. Soms gaan ze daar in Nederland wel te ver in en leggen ze zoveel druk op een ploeg dat je eigenlijk bijna niet meer kan presteren. Daar help je je land ook niet mee als dat bij de nationale ploeg gebeurt. Die verkeerde wissel van Robben heeft Advocaat het hele EK achtervolgd. Terwijl je bij Brazilië bijvoorbeeld ziet hoe relaxed alles is : open training, samba spelen, lachen… Op een toernooi is dat heel belangrijk.”

Wat is er in de loop der jaren Belgisch geworden aan jou ?

“Niet veel, al praat ik op de club wel eens Belgisch, maar ik vind het vooral leuk om hier te wonen. Ik kan me goed vinden met iedereen en ik word gerespecteerd. Soms is het wel leuker dan Amsterdam. Daar gaat alles snel ; hier is het meer relaxed.”

4. Gedenk de sabbatdag.

Ben je lui ?

“Nadat ik op zondag heb uitgelopen, slaap ik nog wat en dan is er heel veel voetbal op de televisie. Spaans, Engels, Frans… Dan rust ik uit of kijk ik een filmpje. Maar lui ben ik eigenlijk niet, ik had in mijn jonge jaren niks anders te doen dan voetballen. Ik ben nu ook altijd bezig. Soms rij ik op zondag naar mijn ouders in Amsterdam en ben ik op maandagmiddag terug.”

5. Eer uw vader en uw moeder.

Wat herken je van je ouders in jezelf ?

“Van mijn moeder de lengte ( lacht). Mijn broertje is jonger dan ik, maar wel groter. Zij heeft iedereen graag en zo ben ik zelf eigenlijk ook wel. Mijn moeder heeft altijd voor families gezorgd en ik ben ook zo : ik wil altijd zoveel mogelijk mijn familie helpen. We geven om mensen, vooral familiaal. Ik ben, zoals mijn vader, ook wel een beetje eigenwijs. Mijn vader is soms héél eigenwijs. In plaats van te luisteren als iemand advies geeft, doet hij het meestal toch op zijn manier. Dat keert zich dan soms tegen je, dat je de verkeerde beslissing neemt, maar bij mij is het niet zo erg. Meestal kan ik die dingen heel goed inschatten. Als het maar geen al te grote gevolgen heeft.”

6. Gij zult niet doodslaan.

Hoe verdraagzaam ben je ?

“Ik kan veel tolereren, maar de manier waaróp iets gebeurt is belangrijk. Hoe zeg je iets en waarom ? Als het te ver gaat, kan ik mijzelf ook laten gaan. Maar hier niet, omdat ik in een omgeving zit waarin ik veel respect krijg en kan geven aan mensen. Dan krijg je dat soort dingen niet gauw. Ik heb me nooit laten doen door oudere spelers. Ik kwam altijd voor mezelf op als ze me probeerden af te stoppen door te schoppen of te slaan of dingen te zeggen. Meestal raakt mij dat niet. Ik krijg alleen maar nóg meer goesting om dingen te laten zien op het veld.”

7. Gij zult niet echtbreken.

Hoe trouw ben je aan AA Gent ?

“Ik heb nog een contract tot 2008 en ik ga ervan uit dat ik tot dan blijf. Maar als ik sportief vooruit kan, zal ik daar altijd goed over nadenken, natuurlijk. Het gaat goed op dit moment, dus ik kan ook niet aan dingen gaan denken die er niet zijn. Ik mag Gent dankbaar zijn dat ik door hen de kans kreeg in België, maar van clubliefde weet ik niet of je in dit geval kan spreken : ik speel hier pas anderhalf jaar. Ik vind het fantastisch, maar van clubliefde kan je pas na tien jaar spreken, denk ik.”

Hoe zit het met de liefde buiten het voetbal ?

“Een relatie heb ik nog niet. Ik ben pas 21. Ik doe het rustig aan en de liefde zal wel komen. Er zijn altijd wel vrouwelijke fans, maar dat is iets anders dan geïnteresseerd zijn in Mbark zelf. Ik vind het altijd leuk als ik een meisje ontmoet dat niet weet dat ik een voetballer ben. Dat is interessanter, want zodra ze weten dat je voetballer bent, ben je nooit zeker waarom ze geïnteresseerd zijn. Dus ik hoop eigenlijk vooral dat ze me niet kennen als voetballer. Maar waarom moet je nu een relatie hebben ? Is zonder een leegte ?”

8. Gij zult niet stelen.

Voel je je wel eens bestolen ?

“Het is niet altijd makkelijk voor scheidsrechters. Pas als je van het veld stapt, kan je met sommige beslissingen meer vrede nemen. Balverlies moet je zo weinig mogelijk proberen te leiden en soms is dat niet makkelijk, als er kort op je gespeeld wordt.”

9. Gij zult geen valse getuigenis spreken.

Hoe eerlijk is het voetbal nog ?

“Door wat er nu allemaal gebeurt, kan je dat eigenlijk nog moeilijk weten. Ik hou mij er eerlijk gezegd niet zoveel mee bezig. Ik ben gelukkig in mijn wereldje, dus ik ga niet zitten nadenken hoe eerlijk de wereld nog is. Je raakt wel eens geschokt natuurlijk, door iets wat je op tv ziet, maar dat is dan een ervaring méér.”

Merk je dat als spelers zich inhouden ?

“Ja, als een tegenstander zich inhoudt, merk ik dat gelijk. Maar in de wedstrijd tegen La Louvière heb ik niks gemerkt, want zij begonnen juist heel scherp tegen ons. Maar wij grepen ze naar de keel omdat we een betere tweede seizoenshelft wilden spelen. Als een tegenstander al geel gekregen heeft, bijvoorbeeld, kan hij je niet aanvallen. Dan gaat hij achter je aan lopen. Als ik een actie doe, weet ik in hoeverre hij me kan afstoppen of niet. Je kan een actie ook gewoon zo maken dat je weet dat de tegenstander je niet kan pakken. Je moet wel rendement halen, dat is het mooie. Met dubbele dekking weet je dat je geen actie moet aangaan, dan moet je simpel spelen. Bij één op één met ruimte erachter, dan weet je dat je een actie kan maken. Maar soms, als ik moe ben, ga ik toch liever weer naar binnen en speel de bal af. Een goeie bal ertussen geven, zó moet je denken. Dat is inzicht.”

10. Gij zult niet begeren wat van uw naaste is.

Wat maakt je jaloers ?

“Ik ben tevreden met wat ik heb. God heeft mij zo geschapen, ik leef, ik heb geen ziektes. Jaloezie had ik vroeger wel, toen ik klein was en mijn broertje of zus cadeautjes kreeg ( lacht), maar nu ken ik dat niet meer. Integendeel, ik ben juist blij als bijvoorbeeld een teamgenoot een doelpunt maakt. En spelen in een ploeg met nog betere voetballers, dat kan toch alleen maar in je voordeel zijn ? Je kan jezelf dan alleen maar verbeteren, nog meer jezelf bewijzen en tot je recht komen.”

Welke luxe permitteer je jezelf ?

“Ik vind dat je gerust in een mooie auto mag rijden als je dat verdient en aankunt. Alleen heb je in Nederland die mentaliteit minder. Daar is het van : ‘Die denkt zeker dat hij al iemand is ?’ Terwijl dat in Engeland of Duitsland bijvoorbeeld heel normaal is. Maar ik hou niet van overdrijven. Ik wil luxe als het kan, maar het moet ook niet overdreven zijn.”

Waaraan kan je je ergeren ?

“Als ik met iemand voor de goal kom die de bal heeft en die hem niet wil afgeven omdat hij zelf wil scoren. Voor eigen succes gaan, of iemand die gierig is, daar hou ik niet van. Ik heb bij Chelsea veel medespelers gekend die liever zelf scoorden dan de bal af te geven aan iemand die wel vrij voor de goal stond. Dan kies je eigen succes boven het team en dan ben je gierig. Tegen Roeselare, bijvoorbeeld, scoorde ik, maar ik was toch teleurgesteld. Ik had liever niet gescoord en gezien dat we wonnen. Drie punten zijn belangrijker dan scoren, een assist geven of goed spelen.

“In november vond ik sommige mensen ook te kritisch voor de trainer, mensen die niet zien wat het probleem dan precies is. Leekens beschermde zijn spelers, maar ze gingen alles op hem steken. Terwijl het natuurlijk ook aan ons lag dat er op Charleroi geen bezieling in de ploeg zat, dat we niet genoeg vochten voor de bal. Terwijl hij juist de kracht was van ons team, als je ziet hoe we ons dankzij hem hebben herpakt. Hoe hij rustig bleef, dat was heel belangrijk voor de ploeg. Hij is een heel slimme man met veel ervaring. Als je zoveel druk op je krijgt en je kan je ploeg nog zo rustig op de rails krijgen, dan ben je een grote trainer. Hij regelt alles voor ons. Natuurlijk, ik heb hem graag – hij heeft mij de kans gegeven. Maar hij heeft het hele team ook graag.”

RAOUL DE GROOTE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content