Peter t'Kint
Peter t'Kint Redacteur bij Sport/Voetbalmagazine

Een paar jaar geleden bezocht hij als toerist nog San Siro. ‘In de kleedkamers zeiden we nog tegen elkaar : het zou mooi zijn om hier ooit zelf te voetballen.’ En zie, vorige week dinsdag stond Thomas Vermaelen op de mat tegen Inter. Over afkomst en opgang van een jonge Rode Duivel.

Ooit Terug naar Oosterdonk gezien ? De verhalen van het verdwenen dorp van Pietje de Leugenaar, tovenarij in de polders, en hoe die langzaam werden opgeslorpt door een steeds verder uitbreidende haven die het sociale leven van de boerkes wurgde. Wie de serie zag, herinnert zich ongetwijfeld nog hoe de jonge twintigers als Louis Bosmans (gespeeld door Mark Van Eeghem), gezeten op de rug van een boerenpaard, ganzen de nek trachtten af te rukken. Volksvermaak uit de oude doos.

Ganzenrijden, in Stabroek doen ze het nog steeds, zegt Luc Vermaelen, vader van Wouter en Ajaxspeler Thomas. “Een paar jaar geleden heeft Gaia nog geprobeerd hier tegenin te gaan, maar ze vingen bot. Die dagen herleeft de poldersfeer van de paarden en de boeren. Voor alle duidelijkheid : die ganzen zijn dood, hé. Wij doen zelf niet mee, maar we zijn er wel bij ( lacht).”

Voor de geïnteresseerden: het gebeurt jaarlijks op de zevende zondag voor Pasen. Annemie, Lucs vrouw, pikt in : “Daar raak je als deelnemer niet zomaar tussen, er is een wachtlijst. Je moet cursussen volgen, leren paardrijden, aan een reeks festiviteiten meedoen, een heel jaar door.” Ganzen- of paardrijden, dat doen ze niet, de Vermaelens. Ze voetballen, hun zonen eigenlijk dankzij hun moeder. Of beter : dankzij haar broers.

Annemie : “Drie van de vier voetbalden, tot in provinciale, en mijn vader ook, het zit aan mijn kant in de familie. Een van mijn broers werd later trainer bij Germinal en is dat nu bij de miniemen van Germinal Beerschot. Zo kwamen mijn zonen daar terecht. Hier in Stabroek waren ook ploegen, maar zij gingen rechtstreeks naar Ekeren.”

Wouter, de twee jaar oudere broer van Thomas : “Nonkel Walter zei : ‘Kom maar eens af en train mee.’ Zo zijn we daar beland.”

Luc : “Er stond hier een goal in de tuin en op feestjes, tijdens communies, waren die mannen de hele tijd aan het shotten. Ik niet. ( lacht) Nooit. Wij waren met zes kinderen thuis en niemand deed aan sport. Politiek was bij ons veel belangrijker, mijn vader zat in de Stabroekse politiek. Nieuws was voor onze familie veel belangrijker dan voetbal.”

Stabroek anno 2006 is druk. Hun huis staat in een smal doodlopend straatje, maar lijkt in vogelvlucht amper een kilometer verwijderd van dokken en containers en immense kranen. De havenweg die hen vroeger met Noord-Antwerpen verbond, is nu een autosnelweg. Tijs- en Liefkenshoektunnel, met zijn ontsluiting naar Nederland of Gent, liggen vlakbij. De tijd dat boeren hier zwoegend en zwetend op hun paarden hun graanoogst bij de molenaar kwamen afleveren, is al lang voorbij. Tientonners denderen nu over asfaltwegen, graaf Moretus en zijn boeren verloren hun in de jaren zestig begonnen strijd tegen de uitbreiding van de haven. Het Delwaidedok, een paar kanaaldokken, de Berendrecht- en Zandvlietsluis, het ligt allemaal in de achtertuin van de Vermaelens.

Luc : “Op korte tijd is heel die polder ingepalmd.”

Wouter : “Maar het was hier lange tijd héél rustig opgroeien. Hier in de straat stonden minder huizen, we hadden ruimte genoeg. Met de komst van de haven werd Stabroek echter een doorgangsgemeente voor het vrachtverkeer, op weg naar het binnenland.”

Luc : “En door de fusie met Hoevenen en Putte verloor dat kleine dorp zijn landelijk karakter. De gasten zaten eerst in de jeugdbeweging, maar toen kwam het voetbal erbij en moesten ze kiezen omdat ze allebei nationaal speelden. Het Chirolokaal was nochtans vlakbij, maar het was echt niet te combineren.”

Den Belg, den Duits, den Hollander

Danny Veyt, een van de jeugdtrainers van Thomas : “Afwisselend speelde hij linksmidden en linksachter. Ik heb hem uiteindelijk definitief naar achter gehaald, zeer tegen de zin van zijn vader. Die vond dat ik de carrière van zijn zoon kapot aan het maken was. Ach, dat soort discussies heb je vaak met ouders. Achteraf is het nog goed gekomen, denk ik, de moeder begreep me beter dan haar man. Thomas had een schitterende linker en kon met de bal aan de voet mee in de aanval. Maar je moest wel een kenner zijn om zijn talent te zien. Hij verbleekte bij iemand als Tom De Mul. De meesten geloofden veel meer in zijn doorbraak.”

Luc : “Die aanvaring heeft Veyt precies nooit vergeten. Ik heb hem bij mijn weten ooit maar één opmerking gemaakt. Een keer na een match waarin hij onze Thomas ongeveer overal had gezet, behalve in de goal. Allez, toch drie of vier keer van plaats veranderd.”

Wouter : “Ik ben twee jaar ouder en was een ander type. Ook linksvoetig, dat wel. Thomas zorgde voor de balrecuperatie, ik was iemand van de loopacties op de flank.”

Luc : “Thomas was harder in de duels, Wouter technischer. In het begin zegden ze daarom altijd dat hij beter was. Wat ik fijn vond, was dat ze beiden graag speelden. Thomas draaide hier al een halfuur voor we hen naar de training voerden rond met zijn tas om te vertrekken.”

Wouter : “Thuis maakten we wel altijd ruzie over wie in de goal mocht staan. Niemand wilde shotten. Thomas was twee jaar jonger en ook lang kleiner dan ik of de neven en vrienden. Misschien heeft hij daar van zich leren afbijten. ( lacht) Eigenlijk is het allemaal dankzij ons !”

Luc : “Het was plezant, maar je moet als ouder toch wel heel wat rondrijden. Drie keer in de week was je met die mannen onderweg, naar trainingen en wedstrijden.”

Annemie : “Toen ze klein waren, werkte ik nog en voerden de grootouders hen naar de training. Dat zijn nog steeds grote fans.”

Luc : “Je weekends raken ook helemaal afgestemd op het voetbal, in die mate dat je zelfs even niet weet wat gedaan als er niet gespeeld wordt.”

Annemie : “Gelukkig zie ik graag voetbal.”

Wouter : “Vroeger niet, hé. Ons moemoe vertelde dat vaak.”

Annemie : “Ik werd daar soms zot van, van al dat voetbal. Den Belg, den Duits, denNederlander, mijn broers zapten van het ene sportprogramma naar het andere.”

Wouter : “Pas toen we zelf gingen shotten, begonnen wij thuis ook te kijken.”

Luc : “En zo leerde ik ook wat bij, want vroeger keek ik nooit en ik kende er dus ook geen bal van. Nu vind ik het leuk. Gelukkig, want als je daar alleen gaat zitten voor je zoon, zou het rap saai zijn.”

Ambiance op de bus

Agyeman Dickson, ex-ploegmaat bij Germinal Beerschot : “Thomas was altijd mijn kapitein, voor zover ik me kan herinneren. Hij zei niet te veel maar liet zich ook niet doen, zeker niet op het veld. (lacht) Hij was wel héél serieus. Als op een toernooi heel de ploeg eens op stap ging, weigerde hij soms mee te gaan. We hadden een goeie ploeg toen, fijne momenten mee beleefd. Later zijn die jongens allemaal uitgewaaierd.”

Wouter Vermaelen stopte zelfs een tijdje, geveld door een kraakbeenletsel. Vorig najaar begon hij weer te voetballen, bij Sint-Lenaarts, een ploeg in eerste provinciale. De bedoeling is om tegen de start van het seizoen weer topfit te zijn.

Wouter : “Ambities ? Ik heb altijd wel in de nationale reeksen willen spelen, maar eens je de invallers bereikt, begin je ook je beperkingen te kennen. Ik ben communicatiewetenschappen gaan studeren. Objectief gezien had ik ook zonder die knieproblemen nooit kunnen bereiken wat Thomas deed.”

Annemie : “Je rolt daar echt in. Ik heb nooit gedacht dat ze profvoetballer zouden worden. Mijn broers zagen er wel wat in, maar veel werd er toch nooit over gepraat.”

Wouter : “Je hebt ouders die hun kind klaarstomen voor een carrière. Bij ons werd het gezien als amusement naast school en andere bezigheden.”

Annemie : “Toen ze klein waren, zegden ze wel eens : ‘Ik word profvoetballer.’ Maar zegt niet elke kleine dat ?”

Wouter : “We zaten thuis ook niet te werken aan onze zwakke punten. Voetbal was spelen in de tuin. Heel leuk waren de toernooien in het buitenland. Twee weken geen school, ambiance op de bus en in het hotel ( lacht). Die mannen van Germinal, dat waren vrienden, hé. We deden altijd ons best op school, daar deden ze dan ook niet te moeilijk. Als de club ons maar een attest bezorgde, was het oké. Maar met de fusie is het bij mij wat fout gelopen. We kwamen uit een vriendenclub en na de fusie werd het allemaal veel strikter. Beerschot was ’t stad, dat botste met de mentaliteit van Germinal. Al mijn vrienden kwamen van Germinal en plots moest driekwart verdwijnen. Eerst werden de ploegen gemengd, de helft van Beerschot en de helft van Germinal. Het jaar erna gingen ze er weghalen bij andere clubs, tot zelfs in Luik. Ik ben uiteindelijk ook vertrokken, maar bij Kapellen zijn de knieproblemen begonnen.”

Ajax

Annemie : “Elk jaar mocht een aantal spelers van Germinal Beerschot bij Ajax op stage. In het geval van Thomas gebeurde dat in de week van Hemelvaart. Hij kon er een week meetrainen en mocht een toernooi spelen in het weekend. Daar kwam Tony BruinsSlot ons vertellen dat ze hem graag zouden hebben. Wij schrokken wel even, dachten aan zijn leeftijd, de school. Maar Thomas was heel enthousiast en wilde dat doen. De week erna kregen we telefoon van Kees Zwamborn, het hoofd opleidingen. Als Thomas dat seizoen in Nederland wilde voetballen, moesten ze voor eind mei een antwoord hebben. Op een vergadering in Brussel vroegen ze ons of we niet direct iets wilden tekenen. Eventueel konden we achteraf nog veranderen van gedacht.”

Luc : “We hebben Thomas absoluut niet gepusht, hij wilde het per se zelf. Maar op 15 jaar was Thomas nog een kind in feite, je snapt onze aarzeling.”

Wouter : “Thomas kreeg wel de garantie dat hij op hetzelfde studieniveau kon blijven. Hij studeerde wetenschappen-wiskunde toen.”

Annemie : “Hun studiebegeleiding was heel goed geregeld, maar Thomas kwam toch in een heel andere cultuur terecht. We zijn er eens geweest, op die school, toen ze een werkje moesten presenteren. Ons mannen gingen hier naar het Sint-Michielscollege, wat toch een tamelijk strenge school is. Als daar wat werd georganiseerd met de ouders, was alles goed voorbereid. In Nederland stonden de tafels nog niet eens klaar.”

Luc : “Hun leraars spraken ze aan met de voornaam, heel vreemd allemaal.”

Annemie : “( lacht) Wim dit, Wim dat…”

Wouter : “Thomas ging in de Bijlmer naar school, een echte melting pot van culturen. Hij leerde daar een pak Surinaamse woorden. In het weekend kregen wij dan les ( lacht).”

Luc : “Wij gingen naar zijn wedstrijden kijken, brachten hem nadien mee en op zondagavond voerden we hem tot aan het station van Roosendaal. Daar nam hij de trein terug tot Amstelveen, waar het gezin woonde waar hij logeerde.”

Annemie : “Hij werd er goed verzorgd door die mensen, gastgezinnen worden heel goed gescreend door Ajax. Maar het is toch niet zoals thuis, hé. Hier zitten die mannen snel in de koekskeskast, maar daar… Hij heeft wel nooit geklaagd of gezaagd, dat niet.”

Wouter : “Maar je zag heel goed dat hij naar huis kwam als het even kon.”

Annemie : “Nu nog, als hij een paar dagen vrij heeft.”

Luc : “Hij woont er nu helemaal alleen, heeft nog geen vriendin. Allez, toch niet dat wij weten ( lacht).”

Wouter : “Hij praat wel geen Nederlands, gelukkig. Daar heeft hij een hekel aan, als Belgen hun tongval aanpassen. Tegenover Nederlanders merk je wel dat hij anders praat, maar echt Hollands is het nooit.”

Annemie :”( lacht) Ik vind dat het af en toe zelfs nog op Stabroeks lijkt.”

Wouter : “Vroeger had hij wel last met bepaalde woorden. Vroeg hij aan zijn trainer : ‘Moet ik op de bank zitten ?’ Dat verstond die niet, een bank, dat is voor hen iets uit de financiële sector. Op de bank zitten, luidt daar : wissel staan.”

Vaantje tegen de keukenmuur

Wouter : “Fysiek is hij in Nederland zeker veel sterker geworden. Zijn traptechniek, daar sta ik zelf versteld van. Positioneel leerde hij ook veel bij. Ik ga regelmatig kijken en let ook op de negatieve dingen. Bij de Rode Duivels speelde hij op een bepaald moment iets te hard een bal in naar een ploegmaat die hem slecht controleerde. Foutje van die man, hoorde je op tv. Maar Thomas wist achteraf goed genoeg dat zijn pass niet goed was. Zulke dingen zien we van mekaar.”

Annemie : “Kan hij dat verdragen, als je het hem zegt ?”

Wouter : “Tuurlijk. Als we samen een videoband bekijken, zegt hij ook : ‘Wat doe ik daar nu ?’ Zo is Thomas.”

Annemie : “Gelukkig, want jij bent heel kritisch.”

Het vaantje van de match hangt op een prikbord in de open keuken.

Annemie : “Voorlopig, denk ik, want ik vermoed dat het nog terug naar Nederland zal gaan. Eigenlijk is het ongelofelijk. Drie of vier jaar geleden waren we op reis in Italië en bezochten we Milaan. In San Siro wipten we even binnen voor een rondleiding, kleedkamer inbegrepen. En dinsdag zat hij daar zelf…”

PETER T’KINT

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content