De Kroatische coach schreef een hoofdstuk in de geschiedenis van zowel Anderlecht als Standard. Zijn ideeën zijn nog steeds even fris en het huidige voetbal boeit hem als nooit tevoren. ‘Hoge pressing gekoppeld aan de buitenspelval, dat zie ik niet meer.’

Op zijn 77e heeft Tomislav Ivic nog steeds diezelfde fonkeling in de ogen als hij over voetbal praat. In zijn thuisbasis Split ontvangt de Dalmatische magiër ons in alle eenvoud in zijn woning. Hij draagt een training, net als in de tijd dat hij de grootste voetballers onder zijn hoede had. Zijn echtgenote heeft cake gebakken en de koffie staat al te dampen in kopjes. Aan de muur en op kasten herinneren foto’s en trofeeën aan de grote momenten van zijn carrière. Deze voetbalkenner heeft wel degelijk zijn stempel gedrukt op het voetbal van zijn tijd. Niet alleen door zijn vele successen, maar zeker ook door zijn aparte visie op het spelletje. Zijn ideeën hebben altijd voor- en tegenstanders gekend, maar zelfs de grootste coaches zijn nog steeds blij om met hem in discussie te kunnen gaan. Een rugoperatie beperkt sinds enkele maanden zijn mobiliteit. Zijn stem klinkt vermoeid maar Ivic trekt nog regelmatig naar de sportzaal en gaat zo vaak mogelijk zwemmen. Opgeven staat niet in zijn woordenboek.

Hoewel hij emotioneel gebonden is aan Standard, is hij dat evenzeer aan Anderlecht. Met veel plezier heeft Ivic de Anderlechttop teruggezien tijdens de wedstrijd Hajduk Split-Anderlecht in de Europa League, een match die hij voor geen geld ter wereld wou missen. Welgeteld dertig jaar geleden, in 1980, belandde deze gepassioneerde coach bij paars-wit en zijn werk is er niet onopgemerkt voorbijgegaan …

Moord op de buitenspelval

Hebt u afgelopen WK enkele van uw ideeën teruggevonden?

Tomislav Ivic: “Voetbal is constant in evolutie. Dat maakt deze sport mooier en mooier, hij varieert meer in al zijn aspecten. Er was een tijd dat enkel techniek het verschil maakte, nu is dat nog steeds essentieel maar zonder fysieke bagage kan zelfs de meest briljante speler zijn wil niet meer opleggen. Om vandaag aan de bak te komen moet een voetballer steeds completer worden. Ik heb altijd inspiratie gehaald bij andere sporten, waaronder basket. Onder de ring moeten er ook, steeds vaker zelfs, kleine spelers zijn die tussen al die reuzen kunnen slalommen. Spanje, maar ook Duitsland met zijn rijke mix van techniek en atletisch vermogen, hebben daar goed over nagedacht. Toen ik dertig jaar geleden een linksvoetige op rechts zette, hoorde ik overal: ‘Wat doet Ivic nu?’ Maar dat was een manier om ruimte te creëren door de tegenstander op het verkeerde been te zetten. Vandaag wordt dit vaak gedaan op het middenveld. Ik deed het vroeger eens met de verdedigers van Anderlecht. Ik denk dat we dat meer en meer zullen zien: om te verrassen, verbazen en nieuwe oplossingen te vinden op het veld. Maar ik vind toch één zaak jammer …”

Wat dan?

“De buitenspelval wordt vermoord.”

Hoe?

“De hoge pressing wordt stelselmatig achterwege gelaten. Ik zeg niet dat het vaste kost is, maar het is wel een duidelijke tendens. Vanaf het moment dat een ploeg de bal kwijt is, trekt die zich terug in het eigen strafschopgebied. Ze gaan niet voor een snelle balrecuperatie maar vangen de tegenstander erg laag op. Dat massieve terugplooien zorgt ervoor dat er bij balverovering een grotere afstand moet worden afgelegd tot het doel van de tegenstander. Door net voor het eigen strafschopgebied te kamperen heeft men het voordeel van het buitenspel overboord gegooid. In Anderlecht koppelde ik hoge pressing aan de buitenspelval, we veroverden de bal ter hoogte van de middellijn of zelfs op de helft van de tegenstander. Dat zie ik niet meer terug. Kan je je inbeelden wat voor verschil dat maakt?”

Voor de aanvallers?

“Ja, maar ook voor de rest van het team. Om te kunnen spelen met die buitenspelval en hoge pressing heb je een intelligente ploeg nodig die zijn oude gewoonten achterwege kan laten, zoals bij Anderlecht dertig jaar geleden. Eén andere trainer in eerste klasse had gezien en begrepen dat er iets gaande was bij Anderlecht: Ernst Happel. Na onze eerste wedstrijd in het kampioenschap tegen Waterschei, waar hij aanwezig was, zei hij: ‘Ik heb net de toekomstige kampioen van België aan het werk gezien.’ Het was niet de uitslag die indruk maakte – 2-4, denk ik – maar onze spelstijl.”

Rinus Michels gaf je ongeveer hetzelfde compliment voor je beheersing van het spel, niet?

“Dat is een ander verhaal. In 1976 verliet Michels Ajax om bij Barcelona aan de slag te gaan, maar voor hij vertrok, vroeg het bestuur hem om een opvolger aan te duiden. Michels zal waarschijnlijk mijn ploeg Hajduk Split aan het werk gezien hebben toen hij de directie verbaasde met de woorden: ‘Ik heb uw volgende trainer gevonden.’ Mijn naam verraste hen waarschijnlijk maar vanaf dan is Ajax mij beginnen te volgen en zagen ze hoe ik het kampioenschap van Joegoslavië domineerde en de tegenstander tactisch in nesten werkte. Op die manier ben ik eerst in Nederland en vervolgens bij Anderlecht beland.”

Het geheim van Mourinho

Dertig jaar geleden was Anderlecht op zoek naar zichzelf.

“Het bestuur kreeg in de gaten dat de tijden aan het veranderen waren: aan de horizon gloorde een ander soort voetbal. De techniek bleef wel primeren, zeker op Anderlecht. Die traditie moest worden gerespecteerd bij het innoveren. Paars-wit kwam uit een glorierijke periode, vooral Europees, maar voorzitter Constant Vanden Stock had maar één doel: de titel die hem sinds 1974 was ontsnapt, terugpakken. Robbie Rensenbrink had de club net verlaten voor Portland in de Verenigde Staten, een pagina werd omgedraaid en er moest een nieuwe worden geschreven …”

En de eerste lijnen zijn altijd het moeilijkst, niet?

“De voorbereiding was heel leerrijk. Aan het eind van een toernooi in het buitenland kwamen Constant Vanden Stock en het bestuur mij hun tevredenheid meedelen. Maar ik deelde hun blijdschap niet. Toen heb ik mijn visie aan de voorzitter uiteengezet en hij reageerde verbaasd: ‘Maar we zullen er nooit in slagen om zo te spelen!’ Iedereen in eerste klasse kende het toenmalige Anderlecht, om te verrassen moesten we iets anders doen. Ik heb me toen samen met Vanden Stock teruggetrokken en hem alles uitgelegd: buitenspel, pressing, omschakeling, diepgang, snelheid van uitvoering, centers van Vercauteren enzovoort. Vanden Stock was een kenner, dankzij zijn verleden als speler en coach, het was dan ook een heerlijke discussie. Voor hem was het niet makkelijk om te veranderen maar na wat reflectie zette hij het licht op groen. Dat was een erg belangrijke beslissing. We hebben toen de hele ploeg gereorganiseerd. Ik vroeg versterking en met Luka Peruzovic kreeg ik een schitterende centrale verdediger, die ik al kende van bij Split. Peruzovic was vertrouwd met mijn manier van werken. Het was een geweldig avontuur met mijn assistent, Martin Lippens, mister Michel ( Verschueren, nvdr), de spelers, noem maar op. Zelfs de vedetten hadden door dat het collectief het allerbelangrijkste was.”

Zelfs Juan Lozano?

“Ja, zelfs hij. Ik heb hem schitterende Europese wedstrijden zien spelen juist omdat hij de richtlijnen respecteerde en voor de anderen speelde.”

Is dat vandaag de dag nog denkbaar?

“Dat spelers eerst aan het collectief denken?”

Ja, denken spelers vandaag niet eerst aan hun eigen belang? Ondermijnt het individualisme niet meer en meer de samenhang van de ploeg?

“Dat is inderdaad een probleem, maar ik stel ook vast dat Inter alles gewonnen heeft met een stevig geheel: iedereen doet daar zijn werk. Dat is een van de geheimen van José Mourinho. Hij is niet alleen competent, maar hij houdt ook van de spelers en die geven hem dan iets terug.”

Het voorbeeld van Standard

Twee en een half jaar duurde de hoogmis op Anderlecht …

“Juist. Na één jaar beging Sporting de fout om Arie Haan te laten gaan naar Standard. Hij was erg belangrijk: intelligent en een sterke persoonlijkheid. De wind keerde definitief in 1982 toen Anderlecht Alex Czerniatynski en Erwin Vandenbergh ging halen. Zonder twijfel grote spelers, maar ze pasten niet in wat we toen hadden opgebouwd, in onze filosofie. Ze waren het niet gewoon om te werken voor de ploeg, zoals de rest dat had geleerd. Ze stopten met spelen vanaf het moment dat ze de bal kwijt waren en dat verstoorde ons spel.”

Vijftien jaar later keerde u terug naar België …

“Naar Standard in 1998. Ik had een beetje overal in Europa successen gekend: Spanje, Kroatië, Frankrijk, Italië, Turkije, Portugal, … In Porto heb ik de beste momenten beleefd.”

Het Porto van Luciano D’Onofrio?

“Ja, hij was toen manager. Niemand kon beter oplossingen vinden dan hij, spelers aantrekken, de club structureren. Ik ben erg gehecht aan Luciano en zijn familie. Hij is als een broer voor mij.”

Kon u daarom geen ‘nee’ zeggen toen hij Standard had overgenomen?

“Voilà, Luciano zei simpelweg: ‘Kom, je moet me helpen. Ik heb al mijn geld besteed om Standard te kopen en ik heb nog spelers nodig.’ Dat kon ik uiteraard niet weigeren en we hebben toen spelers van een beetje overal gehaald: Vedran Runje, die overbodig was in Split; Ivica Mornar, die buiten beeld was geraakt in Spanje; Ali Lukunku uit Monaco enzovoort. Standard was in verval en zowat alles moest worden heropgebouwd. Het was een aanzienlijk werk en ik ben trots dat ik mijn steentje heb kunnen bijdragen.”

Kunt u Luciano D’Onofrio en Constant Vanden Stock vergelijken?

“Twee kenners, zonder twijfel. Ik vind het jammer dat er tussen de twee clubs tegenwoordig zo’n spanning is. Constant Vanden Stock delegeerde nadat hij een beslissing had genomen, Luciano houdt liever zelf de touwtjes in handen. Het Belgische voetbal heeft een ambitieus Standard nodig. Luciano heeft de club nieuw leven ingeblazen, hij heeft ze terug op de Belgische kaart gezet en zelfs die van Europa.”

Maar op Standard durfde het ook in uw tijd wel eens te stormen.

“Natuurlijk wisten we dat het niet makkelijk zou zijn, maar Standard is er geraakt en heeft zelfs de weg getoond die moet worden ingeslagen. Ik denk dan uiteraard aan de Académie Robert Louis-Dreyfus. Luciano heeft veel gereisd en had al snel door dat dát de sleutel was van het succes: een modern trainingscentrum voor de eerste ploeg en de opleiding van jongeren. Er was lef nodig om zich daarin te smijten en nu heeft Anderlecht dat voorbeeld gevolgd en is het aan het bouwen op Neerpede.”

Hebt u de aarzelende start in de competitie van Standard gevolgd?

“Vanop afstand. Het is het einde van een cyclus, denk ik. De tenoren zijn vertrokken en een jonge ploeg moet hen vervangen. Een beetje geduld. Dominique D’Onofrio kent wel degelijk zijn vak: hij en Standard zullen er raken. We zijn niet meer in 1998, intussen heeft Standard de nodige knowhow verworven. Ik maak me geen zorgen. Als ik had gekund, was ik al komen kijken … Mag ik je iets vragen?”

Ja, geen enkel probleem …

“Doe aan al mijn vrienden in België de groeten.”

door pierre bilic – beelden reporters

“Czerniatynski en Vandenbergh pasten niet in mijn filosofie.”

“Bij Porto kon niemand beter oplossingen vinden dan Luciano D’Onofrio.”

“Alleen Ernst Happel had begrepen dat er iets gaande was bij Anderlecht.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content