Na een verkeersongeval in de lente van 2000, werd Elonga Ekakia door nagenoeg iedereen afgeschreven voor het topvoetbal. Maar zelf is hij vastbesloten om sterker dan ooit terug te keren.

“Mijn vrouw en ik waren op de terugweg van Antwerpen naar Brussel”, doet Elos Elonga Ekakia het relaas van het ongeval, nu bijna drie jaar geleden, dat abrupt zijn loopbaan afbrak. “Het was diep in de nacht. Zij zat aan het stuur, ik sliep. Ze was vijf maanden zwanger van ons eerste kind. Ze reed bijzonder snel. Plots begon de wagen te slippen en te tollen. Het was ergens aan het eind van de A12 ter hoogte van Vilvoorde. Het zag er allemaal verschrikkelijk erg uit, maar wij zijn er uiteindelijk goed van af gekomen. Nu ja, wat heet goed… Mijn vrouw had zware verwondingen, waaronder vijf gebroken ribben. Zelf had ik een nekblessure en een kapotte linkerknie. Die wonden zijn intussen geheeld, maar onze baby is nooit ter wereld gekomen.” Het gebroken familiegeluk is inmiddels enigszins gelijmd. “We hebben nu twee gezonde kinderen. Andy is anderhalf jaar oud, Owen vijf maanden.”

Elos Elonga vertelt het rustig, zonder stemverheffing, bijna emotieloos, op een koude maandagochtend ergens in een klein volkscafé in Liedekerke. Hij wordt er niet herkend. Ook voor de stamgasten lijkt hij al een vergeten voetballer. Elos Elonga Ekakia in Liedekerke of all places ! “We wonen hier niet”, vertelt hij met zachte stem. ” We logeren enkele dagen bij een vriendin van mijn vrouw. Wij Afrikanen voelen geregeld de behoefte om voor enkele dagen onze eigen woning te verlaten en bij vrienden in te trekken. Het geeft me de gelegenheid de gedachten wat te verzetten, andere lucht op te snuiven, over andere zaken te praten. We wonen met ons vijven ( ook zijn schoonmoeder verhuisde vanuit Congo mee naar België, nvdr) in Sint-Pieters-Leeuw, maar verblijven heel vaak hier.”

Hij is naar eigen zeggen helemaal hersteld van zijn auto-ongeluk en zoekt een nieuwe club. Bij Anderlecht geloofde niemand nog in een terugkeer op het hoogste niveau. “Het contract,” zegt Ekakia, “werd ontbonden. Financieel is alles geregeld maar het enige wat ik wil, is opnieuw voetballen. Eerste, tweede of derde klasse, het maakt mij niet uit.”

Na vijfenveertig dagen in het ziekenhuis en een maand intense revalidatie bij Lieven Maesschalck in Lebbeke, was het fysieke leed geleden. “Ik train nu vier dagen per week in een park in Molenbeek met een groep voetballers die geen club hebben, onder leiding van Marc Wuyts :Footballeurs sans frontières‘. Niet enkel Afrikanen komen er hun conditie op peil houden, er zijn ook enkele Europese en Belgische spelers bij. Ik kwam er terecht via mijn goeie vriend Joao Elias, die na KV Mechelen ook geen nieuwe club vond. Nu en dan spelen we een wedstrijd, en dan voel ik dat ik terug naar mijn vorm van voor het ongeval aan het groeien ben. Wie weet kan ik volgend seizoen bij het nieuwe RWDM van Marc Wuyts terecht, maar Fi Van Hoof mag mij ook bellen. Fysiek ben ik in orde. Als er geen training is, ga ik lopen. Ik heb opnieuw een voetbaldoel voor ogen. Ik wil nog beter worden dan vroeger en ik voel dat ik het kan.”

Zeven jaar geleden streek Elos Ekakia in ons land neer. Hij was met zijn club, V-Club uit Kinshasa, aan de slag in de Afrikaanse beker, waarin zijn club uiteindelijk werd gediskwalificeerd omdat ze uit geldgebrek de verplaatsingen niet langer kon betalen. “Ik zat niet echt te wachten op een transfer naar Europa. Thuis had ik niks te kort. Mijn vader was een handelsreiziger en er kwam voor mij, mijn broer, mijn vier zussen en mijn moeder voldoende brood op de plank. Bovendien was het altijd mooi weer en speelden wij met V-Club vaak voor een vol stadion met 80.000 toeschouwers. Maar tijdens een match in Tunesië werden Jean-Paul Boeka Lisasi en ik opgemerkt door een manager, ene Pélé Mongo. Zo zijn we uiteindelijk in Lokeren beland.

“In het begin vond ik het maar niks en werd ik moeilijk aanvaard. Lokeren stond aan de rand van derde klasse en ik was blij dat ik voor een tijdje terug naar de Africa Cup kon. Toen ik terugkeerde liep alles op wieltjes. We hadden een fantastische ploeg onder leiding van Chris Van Puyvelde en ik stond naast Remco Torken in de spits. We promoveerden naar eerste klasse, wat een enorme voldoening gaf. Toen ik later voor een jaar aan Club Brugge werd uitgeleend, vond ik dat ook een hele eer. Onder Erik Gerets speelde ik in het seizoensbegin alle matchen in de aanval naast Fadiga en Verheyen. Maar na een interland in Congo keerde ik niet tijdig terug en belandde ik voor drie maanden op de bank. Ik had wat griep, had mijn familie al lang niet meer gezien en dus was ik langer dan toegelaten in Kinsjasa blijven hangen. Met die griep zou ik in België toch niet spelen, redeneerde ik. Met alle gevolgen van dien. Op het einde van het seizoen speelde ik toch nog een paar sterke wedstrijden.”

Ekakia had in Brugge kunnen blijven, maar was inmiddels al aan Anderlecht uitgeleend waar hij in de superploeg van Aimé Anthuenis terechtkwam. “Anderlecht of Brugge, qua niveau maakte dat weinig uit, maar ik verkoos toch Anderlecht omdat ik daar als Franstalige beter omringd was. Ik speelde er goede matchen en had de club een ronde verder in de Uefabeker kunnen brengen, als ik niet tegen Bologna op voorzet van Zetterberg die enorme misser had begaan. Maar dat is nu eenmaal het lot van een spits, je kan niet elke kans afronden. Gelukkig ben ik iemand die ook in dat soort omstandigheden het hoofd koel houdt. Maar aan de periode van onzekerheid die ik nu beleef, mag stilaan wel een einde komen.”

door Stefan Van Loock

‘Fi Van Hoof mag mij bellen. Ik voel dat ik nog beter word dan vroeger.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content