VOETBALLERS NAAST GOD

© BELGAIMAGE

In veel landen is voetbal een echte religie. Ook het Vaticaan, de heilige plaats van het Christendom, blijft niet gespaard van de passie voor de bal.

Rome, de Eeuwige Stad. De bakermat van het Romeinse Rijk kan bogen op een geschiedenis van meer dan 28 eeuwen. Die is aan de oevers van de Tiber zichtbaar op elke straathoek, op elk plein of in elke kerk en roept de grandeur op van een stad die de wereld domineerde. Rome kun je bezoeken, maar in Rome kun je vooral ook leven, zij het met een glas wijn op een caféterras of aan de tafel van een goed restaurantje om er een bord spaghetti alla romana te nuttigen.

Rome is ook de stad van godsdienst, want in het centrum, op de rechteroever van de rivier, ligt het Vaticaan, de vestigingsplaats van de Heilige Stoel, het symbool van de tijdelijke macht van de paus op aarde. Met het Verdrag van Lateranen werd in 1929 Vaticaanstad gecreëerd, een van de kleinste naties ter wereld met een oppervlakte van 0,44 vierkante kilometer en een bevolking van amper een duizendtal zielen, onder wie als bekendste natuurlijk paus Franciscus.

Het Vaticaan biedt aan toeristen en gelovigen heel wat parels die te maken hebben met religie, van de barokke Sint-Pietersbasiliek, waarvan de bouw bijna 120 jaar in beslag nam, over de Vaticaanse musea en de tuinen, tot de Sixtijnse kapel, prachtig versierd door Michelangelo, waar de kardinalen in conclaaf gaan om de nieuwe paus te kiezen.

Niettemin moet het christendom op deze heilige plaats samenleven met een andere godsdienst, die erg Italiaans is: het voetbal, of zoals ze het in de taal van Dante zeggen, il calcio.

TOPWEDSTRIJD

Dinsdag 24 januari, halfacht ’s avonds. De nacht is gevallen over Rome en het begint flink af te koelen, wanneer we aankomen op het sportcentrum Cavaleri di Colombo / Campo Pio XI. Hier heeft de voetbalbond van het Vaticaan zijn hoofdkwartier. Een heleboel kinderen in de outfit van AS Roma verlaten net het terrein, samen met hun ouders. Verrassend? Niet echt. James Pallotta, de voorzitter van de giallorossi, is een van de mecenassen van de Ridders van Colombus, een katholieke liefdadigheidsorganisatie aan wie de site toebehoort. En dus werd er een akkoord afgesloten om de infrastructuur te delen.

Het is hier, op enkele honderden meters van de kleine natie, dat het nationale kampioenschap van Vaticaanstad zich afspeelt. In een land dat zo klein is, vertegenwoordigen de ploegen natuurlijk geen steden of wijken, maar wel de verschillende diensten van de staat, zoals de post, de Zwitserse Garde, de Vaticaanse Musea of de rijkswacht. In totaal zijn er zo negen ploegen die een competitie spelen. De voetballers zelf zijn de werknemers van die diensten. Geen voetballende geestelijken in soutane dus – of wat had je gedacht?

‘U hebt geluk’, zegt Danilo Zennaro, de voetbalverantwoordelijke van het Vaticaan die ons rondleidt, met een brede glimlach. ‘Vanavond staat er een topmatch op het programma: kinderziekenhuis Ospedale Pediatrico Bambino Gesù (OPBG), dat tweede staat, speelt tegen de Vaticaanse Musea, de leider. Er is maar drie punten verschil tussen hen en de Vaticaanse Musea hebben dit seizoen nog geen doelpunt tegen gekregen!’ Dat belooft!

Op het veld zijn de twee ploegen aan de opwarming begonnen. Het is een kunstgrasveld omgeven door hekken en met een verlichting die niet zou onderdoen voor sommige ploegen uit de derde amateurklasse van bij ons. De wedstrijd moet om acht uur beginnen, maar er beweegt nog niks. Dat schijnt niemand te verontrusten, want onze gids stelt zelfs voor om nog een koffie te gaan drinken in de kantine van het complex. Wanneer we enkele minuten later terugkeren, gaan we zitten op de kleine tribune met veertig plaatsen. We zijn nog op tijd om te zien hoe de scheidsrechter, tien minuten na het voorziene beginuur, de match op gang fluit. ‘Het is nu winter, dus komt er weinig volk kijken, maar in de lente komen er wel toeschouwers’, legt onze gids uit wanneer we hem vragen of deze tribune weleens vol zit.

NEGEN TEGEN NEGEN

Er wordt al 45 jaar voetbal gespeeld in het Vaticaan. In de eerste jaren werd er af en toe een kampioenschap georganiseerd met een bekerformule voordat men begin jaren tachtig overging tot de klassieke competitie met heen- en terugronde die nu nog altijd in voege is. Maar op het veld gaat het er wel (veel) minder klassiek aan toe. ‘Sinds drie jaar spelen we negen tegen negen’, verrast Danilo ons. ‘Voordien elf tegen elf, maar voor sommige ploegen was het moeilijk geworden om elf spelers te vinden. De gemiddelde leeftijd stijgt ook elk jaar.’

Ook de lengte van de wedstrijden is speciaal: elke helft duurt 25 minuten. Het zijn de omstandigheden die hier eveneens toe nopen. ‘We moeten het complex verlaten om 23 uur. Op die manier kunnen we twee wedstrijden afwerken van ongeveer één uur, waarvan de eerste begint om 20 uur’, legt Danilo uit. Eerder beginnen is ook niet echt mogelijk, want dan is het terrein nog ter beschikking van Roma. Bovendien werken de spelers soms vrij laat. ‘De site bevindt zich dan wel vlak bij het Vaticaan (ongeveer twee kilometer van de Sint-Pietersbasiliek, nvdr), het verkeer is soms erg druk. Als je gedaan hebt met werken om zeven uur, kan het zijn dat je hier maar nipt geraakt om acht uur.’ En dan gebeurt het ook nog dat de paus zelf de wedstrijden verstoort. ‘Hij organiseert weleens iets op het laatste nippertje en dan moeten opeens de rijkswacht en de Zwitserse Garde opdraven.’

Het (amateur)kampioenschap hangt qua organisatie geenszins af van de Italiaanse voetbalbond. ‘Zo behouden we een totale onafhankelijkheid en kunnen we de regels aanpassen zoals we het zelf willen’, zegt Danilo en hij geeft als voorbeeld de negen tegen negen. De scheidsrechters dragen het embleem van de Federazione Italiana Giuoco Calcio, maar worden er niet door aangeduid. ‘Het zijn gewoon vrienden die ons komen helpen.’

Na 25 minuten fluit de ref voor de rust. De score is nog 0-0, kansen zijn er niet geweest. Het spel is heel gesloten en het veld is zo smal dat men zelfs met negen tegen negen moeilijk ruimte kan creëren.

Het is algemeen bekend: paus Franciscus is een groot voetballiefhebber. Jorge Mario Bergoglio, zoals zijn echte naam luidt, is een hevige fan van de Argentijnse club San Lorenzo. Nu hij zover van huis is, komt hij misschien hier op de Campo Pio XI eens naar het voetbal kijken? ‘Neen, gelukkig niet!’, lacht Danilo. ‘Telkens als hij de deur uitgaat, komen daar enorme veiligheidsmaatregelen bij kijken. Eventjes naar hier komen, dat zou onmogelijk zijn.’

Het geeft aan waar het de lokale voetbalbond om te doen is: discretie en eenvoud. ‘Het hoeft niet dat er over ons gepraat wordt’, zegt Danilo. ‘De Romeinse pers is niet in ons geïnteresseerd en zelfs de krant van het Vaticaan vermeldt ons amper. Er verschijnt meestal een kort artikel over de beslissende match om de titel, maar dat is alles.’

Op het veld voor ons is de tweede helft nog geen vijf minuten oud wanneer OPBG erin slaagt om iets te doen wat nog geen enkele ploeg dit seizoen heeft gekund: scoren tegen de Vaticaanse Musea. 1-0, de match kan eindelijk echt beginnen.

ONDER COLLEGA’S

Ondertussen druppelen stilaan de spelers binnen van de ploegen die daarna tegen elkaar spelen: Santos FC en de Zwitserse Garde. De leden van de Zwitserse ploeg zijn goed herkenbaar. Ze dragen allemaal dezelfde rode training met hun naam op een mouw en hun logo op de borst. Je zou kunnen denken dat het om een profploeg gaat.

Nadat ze zich hebben omgekleed, vindt de opwarming plaats op … de parking. Enkele passes, enkele sprintjes tussen de auto’s terwijl hun makkers nog aan hun match bezig zijn. We profiteren ervan om Santiago te interviewen, een Spanjaard die voor Santos FC uitkomt, een heterogene ploeg die verschillende diensten van het Vaticaan groepeert. Al twee jaar speelt hij in deze bijzondere competitie. ‘Het kampioenschap van het Vaticaan, dat zijn vrienden en collega’s die bijeenkomen voor een voetbalmatch. Erg leuk’, zegt hij. ‘Dat is best aardig: elke dag ontmoet ik op het werk de mensen tegen wie ik voetbal. We spelen dan ook echt voor het plezier. Al wil natuurlijk iedereen graag winnen’, voegt hij er snel aan toe.

De middenvelder, een voormalige semiprof uit Spanje, geeft toe dat er weleens gelachen wordt wanneer hij er met zijn vrienden over spreekt. ‘Aan de ene kant vragen ze zich af hoe je in een competitie als die van het Vaticaan kunt spelen, maar anderzijds vinden ze het wel geinig dat ze een vriend hebben die daar speelt. En dan nog in eerste klasse!’, lacht Santiago. ‘Want al zijn we maar met negen ploegen, het is niettemin eerste klasse!’

De wedstrijd nadert zijn einde en de spanning tussen de twee pontificale teams wordt voelbaar. De ploeg van OPBG weet dat ze dicht bij een stunt staat. De overtredingen worden talrijker en de nervositeit stijgt aan beide kanten met de minuut. De tijd gaat voor de enen te traag, voor de anderen te snel. Wanneer de arbiter drie keer kort fluit, barst de ’thuisploeg’ in vreugde uit. Ze dienen de Vaticaanse Musea, de kampioen van de voorbije twee jaar, hun eerste nederlaag toe en komen mee op kop van het klassement.

Op de voorlaatste speeldag biedt het stadionnetje een opmerkelijk beeld. De spelers van de nummers een en twee uit de rangschikking, Vaticaanse Musea en FC Santos, staan aan de rand van het veld te wachten tot zij aan de beurt zijn, in afwachting dat de match tussen de nummers drie en vier, OPBG tegen Dirtel, afgelopen is. Alsof AA Gent en KV Oostende aan de rand van het veld staan, tot Anderlecht-Club afgefloten wordt. De mannen van de Musea kunnen de kloof met de koploper, die vier punten bedraagt, niet meer dichten, maar spelen wel eervol gelijk. Een dag later is de competitie, die begon op 17 oktober en 16 wedstrijden telde, afgelopen en is FC Santos kampioen van Vaticaanstad, al zal u ze komend seizoen tevergeefs zoeken in de voorrondes van de Champions League.

NATIONALE PLOEG

Naast de competitie beschikt Vaticaanstad ook over een ‘nationale’ ploeg die vijf à zes wedstrijden per jaar speelt. ‘Dat zijn bedienden van het Vaticaan die voor het land spelen. De meesten zijn dus Italianen’, verklaart Danilo.

Noch de UEFA, noch de FIFA erkent Vaticaanstad als een onafhankelijke federatie. Veel belang heeft dat niet, want dat is ook niet de betrachting, zelfs al deed Aleksander Ceferin, de voorzitter van de UEFA, hen een voorstel. ‘Toen hij nog voorzitter was van de Sloveense voetbalbond, zijn we daar gaan spelen. Toen hij UEFA-voorzitter werd, stelde hij ons voor om erkend te worden’, vertelt Danilo. Hij voegt eraan toe dat ze voor de eer bedankt hebben.

Eveneens weigeren ze deel uit te maken van de ConIFA, de associatie van niet-erkende naties zoals Québec, Groenland, Lapland of de Westelijke Sahara. ‘Het is niet ons doel om aan internationale competities deel te nemen’, stelt hij.

En zelfs al zou ze dat toch willen, dan zou Vaticaanstad voor een bijzonder probleem staan. Wie zou er immers moeten spelen als je weet dat er op de territoriale grond geen enkel kind geboren wordt? De enigen die de nationaliteit van Vaticaanstad hebben, zijn leden van de clerus, de Zwitserse Garde en een handjevol leken. ‘Dan zouden de kardinalen moeten gaan voetballen’, lacht Danilo. We kunnen het ons inderdaad moeilijk voorstellen.

Dat belet deze ‘nationale ploeg’ niet om toch wat rond te reizen. Vorige zomer werd Vaticaanstad uitgenodigd door Borussia Mönchengladbach om een wedstrijd te spelen tegen een elftal van veteranen van de club. ‘Wanneer we op verplaatsing gaan spelen, is dat niet alleen om het voetbal’, zegt Danilo. ‘We organiseren dan bijvoorbeeld ook een eucharistieviering. Tenslotte blijven we een religieuze organisatie.’

In die optiek organiseert het Vaticaan ook liefdadigheidswedstrijden, zoals in september vorig jaar. Er werd toen een toernooi op poten gezet om fondsen te werven voor de slachtoffers van de aardbeving die Italië trof in de nacht van 23 op 24 augustus en waarbij een driehonderdtal doden vielen.

De ene religie in dienst van de andere dus. Want in Italië drukt men zich graag met de handen uit, maar nog liever met een bal aan de voet. Dat is niet anders in het Vaticaan en paus Franciscus is de laatste om daarover te klagen. Forza Vaticano!

DOOR JULIEN DENOËL IN VATICAANSTAD – FOTO’S BELGAIMAGE

‘Het kampioenschap van het Vaticaan, dat zijn vrienden en collega’s die bijeenkomen voor een voetbalmatch. Erg leuk.’ SANTIAGO

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content