Wie ‘het toernooi van Toulon’ zegt, zegt ‘scouts’, in groten getale zelfs. Een ideale gelegenheid om wat meer te weten te komen over dat merkwaardige beroep.

Om 18.30 uur arriveren we in het kleine Stade Perruc in Hyères. De wedstrijd Mexico-Nigeria is volop aan de gang, maar die volgen we maar met een half oog. Datgene waar we echt voor komen, begint over een uurtje. Onze jonge Rode Duivels spelen dan tegen Brazilië hun eerste wedstrijd op dit toernooi van Toulon (voorbehouden aan de beste nationale beloftenploegen ter wereld).

De zitjes op de perstribune zijn schaars en dus zetten we ons maar enkele rijen lager – een vol huis zal het deze avond niet worden. Rondom ons heel wat Fransen, maar ook Italianen, Duitsers, Spanjaarden… Al die nationaliteiten hebben één gemeenschappelijke noemer: ‘scout’. En dan hebben we het niet over de adepten van Baden-Powell met hun halsdoek en korte broek, maar over voornamelijk veertigers, met een tasje aan een riem over de schouders. Hun opdracht: jong talent ontdekken. Daarvoor doen nogal wat clubs een beroep op oud-spelers, zoals de aanwezigheid bewijst van onder anderen Florian Maurice (ex-Lyon), Gilles Grimandi (ex-Arsenal) en Jérôme Bonnissel (ex-Bordeaux). Te midden van die troep bevinden zich ook de spelersmakelaars, die er vaak wat plomp uitzien in hun linnen kloffie, de ene met een donkere bril op, de andere met een dikke sigaar in de mond. Onder hen: Bruno Satin, directeur van de voetbalafdeling van IMG. Deze Franse makelaar, befaamd omdat hij Kun Agüero naar Manchester City haalde, lijkt meer geïnteresseerd in zijn smartphone dan in hetgeen er op het veld gebeurt. Het transfercircus is op gang getrokken en de business wacht niet. “Kun je iets regelen met Verona?”, vraagt er iemand. “Als je spelers geen zwartjes zijn, kan dat.” Fraai… Op een even platte manier kun je hem horen zeggen: “Ik heb hier een Senegalees geboren in 1995. Gij met uw connecties bij Créteil (in de Franse Ligue 2, nvdr), kunt ge niks arrangeren voor mij?”

Een drietal scouts dat naast ons zit, concentreert zich vooral op de wedstrijd. Ze spreken alle drie Frans, maar de ene werkt voor een Engelse club, een andere voor een Franse en de derde voor een Spaanse. Ook al staan hun belangen haaks op elkaar, het is beter om goeie maatjes te zijn, want ze reizen soms heel wat af voor een pover resultaat. Zoals deze België- Brazilië, laten ze doorschemeren: “Is dat misschien de ploeg van de Braziliaanse posterijen?” Onze kleuren bevallen hen iets beter – na een schijnbeweging van Paul-José Mpoku: “Speelt Brazilië in ’t rood of wat?” Soms zeggen ze ook maar wat. “Die Brazilianen zijn allemaal hetzelfde gebouwd, allemaal broers van Hulk“, horen we de lolligste van het trio enkele keren zeggen.

Voor de schijn wordt het notitieboekje even bovengehaald, maar de rapporten zullen beknopt zijn. De tweede helft boeit hen nog minder. “Zie je dat: Die Lukaku heeft drie baltoetsen nodig voor hij een pass weet te geven. Een goeie speler, jammer van zijn twee linkervoeten”, spotten ze. Dan worden ze bij hun ‘analyse’ onderbroken door een collega die enkele zitjes hoger heeft plaatsgenomen: “Het restaurant voor vanavond, waar ligt dat?” Onze buurman antwoordt: “Dat is die Italiaan in het centrum.” Nog tien minuten op de klok, de meesten houden het voor bekeken en gaan er nog een gezellige avond van maken. Wij ook.

DOOR THOMAS BRICMONT

“Is dat misschien de ploeg van de Braziliaanse posterijen?”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content