Na twee operaties aan de achillespees vorig seizoen zet Steve Barbé opnieuw de lijnen uit bij SV Roeselare, waar het combinatievoetbal van Dirk Geeraerd de Brusselaar erg bevalt. ‘Ik moet de bal veel kunnen raken om me goed te voelen.’

Als zeventienjarige ket werd Steve Barbé (27) door René Vandereycken als verdedigende middenvelder voor de leeuwen geworpen bij RWDM. Het was in de glorieperiode van de Brusselaars, die leidde tot de eerste ronde van de UEFA Cup in het seizoen 1996/97 tegen het Turkse Besiktas. Barbé gold als exponent van het goede jeugdbeleid, want ook Wesley Sonck, Alan Haydock en Frédéric Pierre werden zo ontdekt door de huidige bondscoach. De aanvallende middenvelder kwam in het seizoen 2003/04 bij Roeselare terecht.

Stijve nek

Steve Barbé : “Ik moest rekening houden met een behoorlijke inloopperiode. Van het technisch verzorgde en aanvallend gerichte spel van Harm van Veldhoven bij FC Strombeek overstappen naar het werkmans- en karaktervoetbal van Dennis van Wijk vergde een zware inspanning. Die omschakeling naar dat kick-and-rush duurde een halfjaar. Ik moest op mijn tanden bijten. Van Wijk vertrekt altijd vanuit een stevige verdedigende organisatie en gebruikt graag de lange bal. Terwijl ik een creatieve speler ben, de draaischijf die het spel moet kunnen verdelen of verleggen. Een nummer tien, ik fungeer graag in een vrije rol achter de spitsen. Ik moet de bal veel kunnen raken om me goed te voelen op het veld. (grijnst) Maar de eerste maanden kreeg ik bijna een stijve nek van de ballen die over mijn hoofd vlogen. Gelukkig dat Frederik Vanderbiest in mijn rug loopt. Hij is van goudwaarde voor onze ploeg. Wij kennen elkaar al van jongs af aan, groeiden samen op als copains bij RWDM. Wij verstaan mekaar blindelings. Ik ben het rustige type, hij durft wel eens te schreeuwen en te briesen als iemand zijn opdracht niet uitvoert. Fred houdt de groep wakker en scherp.

“Ik ben blij dat ik met Van Wijk mocht samenwerken. Hij liet me vrij voetballen, maakte me bewuster van mijn rol. Meestal was hij keihard, maar ongelofelijk rechtuit en eerlijk. Ook al scheldt hij vaak op training, het blijven correcte en spontane reacties. Maar je kan ook met hem praten, hij respecteert je mening. Je moet zijn vertrouwen kunnen winnen en dan krijg je veel terug. Hij vond dat ik soms aan zeventig tot tachtig procent trainde, terwijl ik argumenteerde dat ik luisterde naar mijn lichaam. Ik leerde van hem dat stilstaande fasen heel belangrijk zijn, want tot vervelens toe trainden we daarop. Hij maakte van ons winnaars. Vorig seizoen kende ik toch bijzonder veel tegenslag, met twee operaties aan de achillespees. Toen was ik bang, ik vreesde dat het voetbal voorbij was. Een zware tegenslag, want ik had enorm uitgekeken naar die terugkeer in de eerste klasse. Het was Van Wijk die voor de nodige mentale kracht zorgde. Hij was mijn beste motivator, bezorgde mij het mooiste cadeau door me in maart te laten starten tegen AA Gent. Dat charmeerde me, ik was positief verrast door dat gebaar. Ik had nog geen wedstrijd gespeeld, ook niet met de invallers. (brede lach) Het werd een fantastische belevenis, want we wonnen er zowaar onze eerste uitwedstrijd. Ik mocht me weer een volwaardige eersteklasser noemen.”

Zware erfenis

“Het was zeker geen cadeau voor Dirk Geeraerd om over te nemen. Er wachtte hem een zware erfenis, maar hij was een verstandige keuze van het bestuur. Want dit seizoen worden we verondersteld om ons vorige seizoen te bevestigen. Wij hebben geen ploeg om defensief te spelen en met elf voor onze eigen goal te liggen. Ik heb de indruk dat we in een leerproces zitten. Er is vooruitgang merkbaar. Die omschakeling naar dat aanvallender gerichte voetbal, de stempel van Geeraerd, vergt duidelijk tijd. Ons sterkste punt uit de tweede klasse moet straks terugkeren. Toen we op voorsprong kwamen, gaven we die niet meer uit handen.

“Thuis kunnen we blijkbaar altijd dat tikkeltje meer. Daar worden de duels op het scherp van de snee uitgevochten, stroomt er blijkbaar wat bijkomende adrenaline door ons lijf. Een ongelijk onoverwinnelijkheidsgevoel maakt zich dan meester van ons. We kunnen hier iedereen verslaan. We worden echt vooruitgestuwd door ons publiek. West-Vlamingen zijn harde werkers. Ze verlangen dat je je truitje nat maakt, anders krijg je de volle lading.

“De aanpak van Geeraerd bevalt me wel. Emotioneel en impulsief, het hart op de tong. Hij moest zich wel aanpassen, werd al wat rustiger, naar het beeld van de club. De trainer is maniakaal met voetbal bezig, hé. Zijn trainingen zijn gebaseerd op balbezit en het creëren van een mannetje meer, via positiespel en korte combinaties. Door die herhaling worden we sterker en leper. We moesten ook al wat zaken uitpraten, want we botsten wel eens. Hij staat wel dicht bij zijn spelersgroep, maakt tijd voor de individuele aanpak. Elke week gaat Geeraerd voor de drie punten, met een gelijkspel kan hij zich niet snel verzoenen. Hij brengt graag spektakelvoetbal, streeft naar een hoge balcirculatie en veel eentijdsvoetbal. Dat is ook mijn ding. Ik voel me volledig bevrijd, want ik krijg een vrije rol van de coach. (vol enthousiasme) Een beetje tussen de lijnen kunnen spelen, op mijn intuïtie voor de assists zorgen en ruimte maken. We spelen nu meestal door het centrum, met veel meer beweging op het middenveld. Ik zit wel nog niet aan honderd procent, ga soms nog in overdrive en moet mijn reserve aanspreken, omdat ik mijn tweede adem niet altijd kan vinden. Dat zijn de naweeën van mijn schouderblessure eerder dit seizoen.”

Geen eindstation

“Wij kunnen omgaan met druk. Want in de wedstrijden die we moeten winnen, zoals tegen Cercle Brugge en Bergen, halen we het ook. Zo blijf je wat ademruimte behouden en kom je niet in die gevarenzone terecht. De echte rust is er nu nog niet, want in onze rug zijn ze aan het duwen. In principe moeten we rustig kunnen meedraaien in de middenmoot, die dit seizoen almaar groter wordt.

“Ik ben einde contract. Maar we onderhandelden al over een verlenging voor twee of drie seizoenen. (knipoogt) Normaal gezien komt dat wel in orde. Ik voel me hier thuis, er bestaat waardering. Dat gevoel is wederzijds. Maar ik weet ook dat Roeselare niet mijn eindstation is. Als voetballer blijf ik bijzonder ambitieus. Deze club moet misschien eens kunnen stunten in de beker. Ik zou graag nog eens naar het buitenland trekken. In principe moet het Nederlandse voetbal, met veel één-tegen-éénduels, me op het lijf geschreven zijn. Je krijgt er meer ruimte. Maar bon, dat is toch vooral toekomstmuziek.”

FRéDéRIC VANHEULE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content