Een carrière, zegt Jacky Munaron terwijl hij dichterbij schuift, loopt over een weg met meer doornen dan rozen. De keepers van AA Gent kunnen erover meespreken. Hun trainer gelukkig ook. Een interview over mentale en fysieke wonden.

J acky Munaron (54) keepte bij Anderlecht, Club Luik, Standard en de nationale ploeg in de tijd (1974-1994) dat een voorzet nog een voorzet was en geen scherp aangesneden halve trap op doel. Een tijd ook waarin je als doelman een door medespelers teruggelegde bal zorgeloos in de handen kon nemen om er vervolgens maximaal zeven passen mee te zetten. “We lachen daar onder elkaar altijd mee als we nu beelden van toen terugzien: het zijn precies de veteranen die je bezig ziet”, grijnst hij. Hoewel hij nadien als keeperstrainer behalve bij Anderlecht ook bij de nationale ploeg, Eendracht Aalst en Trabzonspor werkte, blijft Anderlecht de club waarmee hij het meest geassocieerd wordt en waar hij in eerste klasse debuteerde.

Nochtans speelde je in de periode dat Albert De Meester voorzitter was zowaar bijna voor AA Gent.

Jacky Munaron: “Ik had toen een redelijk ernstige blessure aan mijn vinger. Ik ben eens gaan praten met de voorzitter en we zijn iets gaan eten, maar ik denk dat hij een negatief advies heeft gekregen door mijn vingerblessure. En gelukkig maar, want ik bleef jaren titularis bij Anderlecht. Wie mijn carrière daar gelanceerd heeft, was TomislavIvic, omdat hij hoge pressing wou spelen met veel ruimte in de rug van de verdediging. Ik mocht na de voorbereiding in doel beginnen omdat hij een keeper wou die er stond als de verdedigers verslagen waren. Hoge ballen waren niet mijn sterkste punt. Ik was daarin niet impérial. Iedereen spreekt nu van een profiel, maar voor een keeper is het profiel in vergelijking met mijn tijd met tien centimeter gegroeid, hé. Een keeper van 1,75 meter of 1,80 meter, dat zie je niet meer. Anders moet je met timing, detente en explosiviteit compenseren, maar met meer lengte heb je toch nog altijd een voordeel.”

Naar Brussel, Oostende en Aarlen

Bojan Jorgacevic blesseerde zijn knie op KV Mechelen, waardoor hij nog altijd niet in doel staat. Wat is er eigenlijk mis?

Bojan heeft een slechte impact moeten incasseren. En als Bojan zelf vraagt om eraf te mogen, dan weet je dat het erg genoeg moet zijn. Misschien heeft hij zich daarna wat geforceerd ( hij speelde op Anderlecht, nvdr) om terug te komen in plaats van de tijd te nemen. Maar je zit ook nog altijd met de patriottische kant van de nationale ploeg, waar je als jonge keeper altijd van droomde. Dit moet hem toch doen inzien dat je op sommige momenten geduld moet hebben en niet moet forceren. Dat heeft hij nu begrepen. Bojan moet veel werken, veel de bal voelen, zweten, zich vuil maken, er elke dag voor gaan. Maar na Mechelen voelde je ineens dat het niet meer dezelfde was op training. Op een gegeven moment zaten we zelfs met keeperstrainingen met twee snelheden. Maar al zijn scans zijn positief: er zijn geen scheuren of misplaatste onderdelen. Het is alleen een oedeem dat hem hindert en waardoor hij altijd het gevoel heeft dat er iets niet goed zit.”

Je hebt zelf ook een zware knieblessure, met drie operaties, meegemaakt in je carrière.

“Een van dé blessures zul je bedoelen. ( lacht) Achillespees af, patella, meniscus, schouder, knie, vinger … Ik heb mijn lichaam aan de wetenschap afgestaan, maar ik denk dat ze het gaan weigeren. ( lacht) In Montpellier was een gespecialiseerd revalidatiecentrum voor blessures aan de knieschijf, ik vergeet het nooit. Ik sliep niet eens in het ziekenhuis, maar in de universiteit, waar alleen de conciërge en zijn vrouw aanwezig waren, want het academiejaar was afgelopen.

“Mijn vinger, die kan ik nog altijd niet volledig plooien. Ik was pas prof en net getrouwd en mijn vinger stond na een fout balcontact helemaal scheef. In Parijs zat toen een specialist in de microchirurgie. Dus ik ben hem met mijn hand in de plaaster gaan opzoeken. Hij wou die eraf hebben en nieuwe foto’s laten maken, wat toen nog twee weken in beslag nam. Daarna raadde hij mij aan om meteen mijn hand weer te laten bewegen omdat er te veel kalkvorming was. Ik had hem nog gevraagd of hij zeker was dat hij geen Belgenmop aan het vertellen was. Maar ik was gered, beweerde hij. Doordat er te veel kalk werd gevormd, riskeerde mijn vinger helemaal krom vast te groeien. Was ik eerder bij hem geweest, dan had ik hem nu weer volledig kunnen plooien.”

Van Frank Boeckx werden onlangs in Studio 1 de beelden nog eens getoond waarop zijn vinger helemaal scheef geklapt stond. Griezelig.

“Wie dat niet kan aanzien, moet niet naar de handen kijken van Christian Piot, alors, hein. ( lacht) Fenomenaal! Al zijn vingers staan scheef. Als je hem de weg naar Brussel vraagt, wijst er een vinger naar Oostende en een andere naar Aarlen. ( lacht) De vingers van Christian zijn uniek. In Israël ben ik na training eens een juwelier binnen moeten stappen om mijn trouwring open te snijden. Ik kreeg hem niet meer van mijn vinger die dik stond nadat er een bal tegen was gevlogen.”

Pygmee

Bij Anderlecht moest je vertrekken om plaats te maken voor Filip De Wilde. Doet het je nog iets als je daar terugkeert?

“Ik ben er sindsdien eigenlijk nooit meer geweest, behalve een keer voor de supercup en nu onlangs voor onze uitwedstrijd.”

En hoe was het contact?

Bonjour, bonsoir.”

Na vijftien jaar als speler …

“… en acht jaar als trainer. Het is niet vergeten. De pil is nog niet verteerd. Je speelt kampioen en je loodst drie keepers – Zitka, Proto en Schollen – naar de A-kern, maar je moet vertrekken. Terwijl ik het jaar voordien nog moest kiezen tussen Anderlecht en de nationale ploeg. Je kiest voor Anderlecht en een jaar later sta je buiten en heb je alles verloren.”

Ze verweten je niet actief genoeg te zijn in de scouting.

“Ach, dat is gebakken lucht. Ik heb nochtans nooit iets geweigerd. Natuurlijk, toen ze vroegen om een doelman te gaan scouten in eerste of tweede provinciale omdat Brugge er ook achter zat, werden ze kwaad omdat ik niet wou gaan en mij in mijn rapport had afgevraagd of het Sparta of Olympia Brugge was, want het zou zeker niet Club of Cercle zijn. Ik heb ook tien bladzijden over het profiel van de moderne keeper geschreven, zoals mij gevraagd was, maar de eerste die ze op stage lieten komen, was een pygmee. Een zwarte van 1,75 meter. Waartoe dient een profiel dan? Maar ja, ik draai niet rond de pot, hé.”

Sébastien Bruzzese heb je bij Anderlecht aanbevolen toen je daar keeperstrainer was en hij kwam er ook, zij het vlak na je ontslag. Heb je daardoor een speciale band met hem? Hij kan door hier onder jou te slagen nog eens het ongelijk van Anderlecht aantonen, zeg maar.

“Ah, maar toen ik hem daar aanbeval, was dat niet voor de A-kern maar voor de -19, waar we met een leemte zaten. Omdat ik toen ook bij de nationale ploeg zat en de keeperstrainers kende, volgde ik dat wat op. Zo ben ik hem op het spoor gekomen in Luik, waar hij in derde klasse speelde.”

Na het ongeval van Bruzzese en Lepoint stelde AA Gent een psycholoog aan. Bij Anderlecht werkten jullie er destijds ook met één, maar voor Tristan Peersman geloofde je daar niet zo in, lees je in artikels van toen. Waarom niet?

Johan Desmadryl deed dat met individuele oefeningen. Er is de emotionele kant en het leren omgaan met druk, resultaten en met de grandeur van de club waarvoor ze speelden. Maar het is niet de psycholoog die achter het doel ballen gaat staan helpen redden. Een psycholoog op persoonlijk vlak voor spelers die het moeilijk hebben, waarom niet? Maar in groep geloof ik er niet zo in. Teambuilding, ja, maar van die praatsessies … Dat heb ik in Luik meegemaakt onder Robert Waseige, met een sofroloog ( sofrologie is een relaxatietherapie waarbij lichaam en geest als één beschouwd worden, nvdr). We zaten vaak in groep en moesten dan praten, maar sommigen vertellen dingen nu eenmaal liever aan één iemand of aan niemand.

“Wat Tristan Peersman betreft was het omslagpunt de wedstrijd op Sint-Truiden. Hij maakt een fout en de ploeg geeft aan dat ze voor hem zullen spelen, we leidden met 2-1, dacht ik, en aan de rust vraagt hij ineens om zijn vervanging. Dat doe je niet, want je weet: ça va être mal vu.Aruna is na zijn goal nochtans tachtig meter naar Peersman toe gesprint om hem een hart onder de riem te steken. Dat was het gevolg van de teambuilding van Desmadryl, dat iedereen het voor iedereen moest opnemen. Als je op zo’n moment vraagt om te stoppen, staat na alle hulp van een psycholoog een vraagteken bij je carrière naar de top. En kijk, je ziet hoe het hem daarna vergaan is, hé. Technisch en fysiek bezat hij nochtans ongelooflijke kwaliteiten. Maar voor de top moet je álles hebben.”

Hoe zit dat bij de keepers van Gent?

“De concurrentie én de waardering voor elkaar is groot. De een stuwt de ander naar boven en alle drie halen ze het niveau voor eerste klasse.”

De concurrentiestrijd onder doelmannen verloopt niet altijd even vlekkeloos: tussen Gilbert Bodart en jou klikte het bij Standard niet zo goed, of wel?

“Mwa, dat viel wel mee. Gilbert was geen slechte gast, maar wel een speciale, hé. ( grijnst) Ik zat op het einde van mijn carrière bij Club Luik en ik kreeg nog een contract bij Standard om met het oog op Europese wedstrijden een ervaren doublure te hebben voor hem. In het kader van het honderdjarig bestaan van Club Luik besloot Arie Haan mij tegen hen te laten spelen. Maar Gilbert wou niet op de bank zitten met nummer 12 – want vroeger kreeg wie speelde nog automatisch het nummer 1. Achteraf heb ik hem nog gevraagd waarom hij mij dat niet gezegd had. Ik had desnoods zelfs met het nummer 69 willen spelen.” ( lacht)

DOOR RAOUL DE GROOTE

“Dit moet Bojan doen inzien dat je soms geduld moet hebben en niet moet forceren.”

“De pil is nog niet verteerd. Je kiest voor Anderlecht en een jaar later sta je buiten.”

“Ik heb mijn lichaam aan de wetenschap afgestaan, maar ik denk dat ze het gaan weigeren.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content