Zelden sprak een voetbaltrainer zo tot de verbeelding als de vorige week donderdag op 77-jarige leeftijd overleden Rinus Michels. Een indringend portret aan de hand van oude interviews en verhalen.

Zijn achtste verjaardag werd voor de gezonde Hollandse jongen met de bolle wangen de dag van zijn leven. Op 9 februari 1936 kreeg Marinus Jacobus Hendricus Michels van zijn vader Piet een paar voetbalschoenen, een stel kousen en een Ajax-shirt cadeau. Een zucht later stond het tweetal weer te voetballen op het veldje aan de Milletstraat, vaders droom fladderend in een stofje van rood en wit rond de schouders van een Amsterdams jochie. “Als jij later midvoor van Ajax wil worden, moet je niet met de duim in je mond gaan staan”, bulderde Piet Michels dan.

Via het voetbalgeluk van Rinus trachtte Piet Michels alsnog aan de doem der eigen anonimiteit te ontsnappen. Het was voor hem een hard gelag dat hij evenals zijn vijf broers nooit door Ajax was aangenomen als lid. Via een kennis van de familie – Joop Köhler, die commissaris was van Ajax – werd Rinus Michels in 1940 op zijn twaalfde aspirant-lid van Ajax.

Op een mooie pinksterdag, 9 juni 1946, debuteerde hij in het eerste elftal. Ajax won bij ADO Den Haag met 8-3 en Michels scoorde vijf keer. Hij ontpopte zich de volgende jaren tot een gevaarlijke spits, maar vlinderig werd hij nooit : Michels was niet sierlijk, wel sterk. Als het atletische lichaam met de bonkige schouders en de kuif met dat karakteristieke elastiekje voor de keeper opdook, borg je dan maar.

De ras-Amsterdammer stond ook te boek als een practical joker. “Een stoute jongen”, zo omschreef Hans Boskamp die karaktertrek. En hij kon het weten, want Boskamp was Michels’ slapie. Zo liet Michels tijdens een trainingsstage bij de Franse profclub Rijsel eens een dagje vissen met zijn tijdelijke ploeggenoten compleet in het honderd lopen. Het gestaar naar de dobbers vond hij helemaal niets. Met een geweldige duik in het water maakte hij daarom maar een eind aan de rimpelloosheid van dat bestaan.

Dat was in 1951 toen Rijsel Michels wilde contracteren. Hij moest echter met tranen in de ogen de cheque van 25.000 gulden handgeld teruggeven, omdat hij geen vrijstelling kreeg van militaire dienst. Rinus Michels schopte het tot luitenant-generaal, maar nooit tot duurbetaalde prof. Ook al omdat hij in 1958, slechts vier jaar na de intrede van het betaalde voetbal in Nederland, zijn carrière noodgedwongen moest beëindigden. Uitgerekend hij, de voetballer van wie beweerd en geschreven werd dat hij niet hard genoeg was en tackles ontweek uit angst voor blessures, sneuvelde op een slepende rugkwetsuur. Hij had tussen 1945 en 1958 voor Ajax 264 competitieduels gespeeld waarin hij 122 keer zou scoren.

Na zijn geschiedloze voetballoopbaan kwam Rinus Michels tot de volgende conclusie : “In de tijd dat ik speelde, lag het niveau van de trainers in Nederland nog erg laag. Een betere trainer had veel méér uit me gehaald.” Misschien ontstond vanuit dat deficit van zijn jeugd het verlangen om het zelf beter te doen. Tenslotte had hij als leraar ook de dove kinderen van de JC Ammanschool aan het luisteren gekregen en waarom zou dat met voetballers niet lukken ? Het had zomaar zijn adagium kunnen zijn.

Bij de amateurs van JOS openbaarde Rinus Michels zich vanaf 1960 al van zijn meest robuuste zijde. Het was zo’n Hollandse winter, met ondergesneeuwde velden, vijftien graden vorst en een compleet afgelast amateurprogramma. Echter niet voldoende voor de beginnende trainer Michels om compassie met zijn spelers te hebben, want hij gelastte prompt een extra veldtraining in. De amateurs kwamen, maar alleen om rond de kachel te kleumen. Verder reikte hun activiteit niet. Totdat ze buiten, in de ijzige kou, een fietser ontwaarden die slechts gehuld was in een zwembroek. Alsof er een vreemd hemellichaam op aarde was neergedaald. “Hoe lang moet ik nog wachten, komen jullie nog ?” schreeuwde Rinus Michels.

Het was deze geharnaste man die in de tweede helft van de jaren zestig het gezicht van de Nederlandse voetbalwereld definitief veranderde. Op 22 januari 1965 stelde Jaap van Praag, toenmalig interimvoorzitter van Ajax, Rinus Michels aan als opvolger van de Engelsman Vic Buckingham. De Amsterdammer was daarmee de eerste Nederlander ooit die Ajax’ beste spelers onder zijn hoede kreeg. Michels, die voorheen nog even voor vijftig gulden per week de welpen van AFC had getraind, ging bij Ajax tweeduizend gulden in de maand verdienen. Dat sprak óók tot zijn verbeelding.

Michels maakte van voetbal een professie. Hij introduceerde trainingskampen voor belangrijke wedstrijden, verdiepte zich in het fenomeen sportvoeding, Johan Cruijff en Piet Keizer werden de eerste fulltime profs. En waar hij vroeger als Ajax-spits de luchtige aria’s door de lucht liet galmen, knalde nu de venijnige echo van de zweep. Vooral met Johan Cruijff lag hij vaak overhoop. Als Cruijff voor een open brug had gestaan en te laat op de training kwam, vroeg Michels alleen maar : “Wat kom je doen ?” En dan stuurde hij zijn sterspeler gewoon naar huis.

Eenmaal in het gevechtstenue van de trainer verwerd de joviale Amsterdammer Michels tot een stipte stoïcijn. Slechts een enkeling gunde hij nog de kus van de warmte. Voor de kinderen van Cruijff speelde hij ooit voor Sinterklaas. Op Schiphol wachtte hij met zijn vrouw eens bezorgd op assistent-trainer Bobby Haarms nadat deze zijn eerste buitenlandse scoutingsreis had gemaakt. Maar het leven van alledag was dat van een wat ondefinieerbare romanfiguur. Liever de hoekige en harde trainer met sterren en strepen op de kraag, dan de zalvende pater familias. “In deze profwereld kan doodgewoon geen vriendschappelijke of kameraadschappelijke sfeer ontstaan”, vond Michels zelf. “Dat is dodelijk omdat je als topclub altijd op de punten van je tenen moet blijven lopen.”

Het kanonnengebulder was nodig, want Michels wilde iets nieuws gaan doen. Hij was onder de indruk van het 4-2-4-systeem van de Brazilianen, hij bewonderde de vroegere Ajax-trainer Jack Reynolds, maar werd uiteindelijk een epigoon van zichzelf. Want Michels ontwikkelde het Totaalvoetbal. “Dat idee vloeide voort uit mijn zoektocht naar wegen om de versterkte defensies open te breken”, verduidelijkte hij in zijn boek Teambuilding als route naar succes. “Dat vereist opbouwende acties waarmee je de tegenstander kunt verrassen. Daarom koos ik voor veel positiewisselingen in en tussen de drie linies. Iedereen mocht opbouwen en aanvallen, mits alle spelers zich ook verantwoordelijk voelden voor hun defensieve taken.” Ofwel : het sprookje van het collectieve besef. Weg met het ego, leve het team !

Met een leiderschap gehouwen uit prikkeldraad schiep Michels in Amsterdam een monnikenorde van gelijke kappen, die gaandeweg rigide trekken kreeg. Cruijff : “Zo gaf hij ons allemaal een eigen nummer. Als mens bestond je niet meer.” Zelf omschreef Michels zijn teambuildingsproces eens als een goochelact. “Al die koninkrijkjes in het veld moeten tot een eenheid gesmeed worden. Voor de trainer is dat een uiterst gecompliceerde dubbelrol. Enerzijds moet hij elk koninkrijkje respecteren. Anderzijds moet hij zijn spelers steeds weer paaien zich in dienst te stellen ván, zich op te offeren voor dat gemeenschappelijke doel : het resultaat.”

Dat laatste heeft Ajax voldoende behaald, want aan de hand van Michels daalde er een ware prijzenregen over Amsterdam neer. Vier keer kampioen van Nederland, drie keer winnaar van de KNVB-beker, eindelijk triomfator in het prestigieuze toernooi van de Europese landskampioenen. Met dat als doel waren vele middelen heilig, alles en iedereen was ondergeschikt en de schoonheid van het spel had nooit de hoogste prioriteit.

Medio 1971, een week na het Wonder van Wembley, toen Ajax Panathinaikos met 2-0 versloeg en voor het eerst de Europacup 1 veroverde, kondigde Rinus Michels zijn vertrek naar Barcelona aan. Hij zocht het avontuur en – nog mooier – kreeg er driehonderdduizend gulden per jaar. Veel tranen waren er niet bij het afscheid van de man die in de aanloop naar de finale zijn spelers voor straf nog “de takken had laten lopen” (citaat Cruijff), omdat ze zich hadden volgepropt met aardbeien en slagroom.

Dichten kon hij ook. Ik heb West-Duitsland zien groeien. Hopelijk komen ze niet tot bloeien. Dan kunnen we met ze stoeien

En wordt het een wedstrijd die zal

boeien.

Die van sintels gebakken poëzie ontsproot aan het brein van Rinus Michels op de tartanbaan van het Parkstadion in Gelsenkirchen. Het was 18 juni 1988, het Nederlands elftal had zojuist nogal fortuinlijk gewonnen van Ierland en in de halve finale van het EK wachtte nu de gehate rivaal die West-Duitsland heette.

Boeien deed die wedstrijd zeker, stoeien deed Oranje ook. In Hamburg won Nederland met 2-1 van Die Mannschaft en eindelijk was er balsem voor die door de geschiedenis zo gekwetste zielen. Eigenlijk was de gewonnen halve finale tegen het gastland voor de Nederlanders dé wedstrijd van het toernooi, voor de eindstrijd moesten ze zich waarlijk opladen. Doe me dat niet nog een keer aan, moet Michels gedacht hebben. Tijdens het WK van 1974, toen hij supervisor was, veroverde het Nederlands elftal met zijn totaalvoetbal wel de harten van de mondiale voetballiefhebbers, maar niet de wereldtitel. De bondscoach sprak daarom in 88 zijn bekende humor aan, droog als kurkeik. “Als we weer verliezen, begint het gezever over 1974 opnieuw. Dan zal ik worden uitgeroepen tot eeuwige tweede. De Joop Zoetemelk onder de trainers.”

Er was nog een reden waarom Michels hoe dan ook de eindstrijd tegen de Sovjet-Unie wilde winnen (wat ook gebeurde). In zijn ruim twintigjarige trainerscarrière zou het eindelijk de eerste grote prijs betekenen die hij achter zijn naam kon zetten zónder de handtekening van Johan Cruijff. Altijd zweefde rond Michels de verhevenheid van Cruijff. Aanvankelijk konden de scheppende geesten niet zonder elkaar. Michels had de beste speler ter wereld nodig en Cruijff herkende in hem de trainer die begreep wat híj, de genius, in zijn hoofd had. Ajax’ prijzenslag viel samen met Cruijffs wording tot maestro, tijdens het WK van 1974 was de wervelende voetballer de ster van Oranjes totaalvoetbal en nadat Michels als coach van Barcelona twee moeizame jaren had gekend, zorgde de komst van Cruijff in 1973 voor een mooie fleur. Barcelona werd een prachtige voetbalmachine die in volle vaart naar het kampioenschap denderde.

Later, toen de conventie steeds meer verdween, ontkoppelde het duo in elkaars geluk. Michels noemde Cruijff een psychopaat en adviseerde de KNVB de voormalige wereldspeler het diploma Coach Betaald Voetbal vooral níét cadeau te doen. Michels bestempelde de voetballer Cruijff later ook als niet meer dan de uitvoerder van. “Cruijff speelde een belangrijke rol, maar de ontwikkeling van het totaalvoetbal is natuurlijk het werk van de coach.”

Tijdens hetzelfde EK van 1988 deed zich een van de zeldzame gelegenheden voor dat Rinus Michels een inkijkje verleende in zijn diepste zielenroerselen. Op de avond voor de finale kreeg hij van de spelersgroep een Cartier-horloge cadeau en de begeleidende tekst van aanvoerder Ruud Gullit (“Voor de beste trainer die ik ooit heb gehad”) bracht bij de stoere coach heftige emoties teweeg. Michels trok zich direct terug om met zijn vrouw te bellen en gaf later toe tot tranen geroerd te zijn.

Maar meestal was er veel schors en weinig blank hout. Rinus Michels was De Bul, De Generaal en De Sfinx. De spijkerharde man met de begenadigde feeling, zoals de kranten hem in de jaren zestig en zeventig parafraseerden. Verzegeld in zijn hoge ambt kreeg Michels gaandeweg de jaren steeds minder talent voor savoir-vivre. Er zijn dan ook maar weinig mensen die hem echt kennen. “Toen hij trainer was, veranderde Rinus enorm. Hij heeft een muurtje om zich heen gebouwd”, vond voormalig kamergenoot Hans Boskamp. “Hij heeft kennelijk weinig behoefte aan contacten.” Dat laatste bekende Michels recentelijk in een NOS-documentaire. “In tegenstelling tot mijn vrouw ben ik niet sociaalvaardig en ik wil het ook niet zijn. Ik zoek geen contact.”

Rinus Michels wisselde gemakkelijk van pet. Hij fungeerde ook als bondscoördinator en technisch directeur van de KNVB en was zeker niet altijd recht in zijn leer. Na het EK van 1988 en de talrijke aanvaringen met bondsbonzen zei hij beslist : “Ik kom nooit meer terug in Zeist.” Een goed jaar later, na zijn debacle met Bayer Leverkusen, blies hij die gelofte zelf in honderden schilfers uiteen. In oktober 1989 trad Michels toe tot nota bene het sectiebestuur van de KNVB. Alsof het geen enkele moeite kostte, fuseerde hij met de bloedgroep die hij voorheen nog zo inferieur achtte.

Zijn diepste spoor liet Michels na als sectiebestuurslid in de rauwe lynchethiek die gold rond het WK van 1990. Marco van Basten had in 1988 Michels’ afscheid als bondscoach nog ten zeerste betreurd, maar amper twee jaar later schold de spits hem uit voor “een ouwe, gemene vos.”

Nadat bondscoach Thijs Libregts door een vertroebelde relatie met de internationals publiekelijk was geëxecuteerd, stelde Van Basten dat Oranje alleen met Cruijff als bondscoach een serieuze gooi naar de wereldtitel kon doen. Hij kreeg de meeste internationals aan zijn zijde. Toen Frank Rijkaard, Van Basten en Gullit wegens competitieverplichtingen met AC Milan een interlandreis niet konden meemaken, zag de listige bestuurder Michels zijn kans schoon. Hij peilde zogenaamd de stemming, aanvoerder Ronald Koeman bracht die niet duidelijk over, Michels verkondigde ijlings dat er geen unanieme voorkeur was voor Cruijff en benoemde snel zijn werkvriend Leo Beenhakker tot bondscoach.

Na het debâcle van Italië bleef Michels regeren over zijn eigen erfenis. De geslachtofferde Cruijff wilde niet meer en omdat Michels naar eigen zeggen geen geschikte bondscoach kon vinden, parachuteerde hij zichzelf weer op Oranjes bank. Dick Advocaat werd zijn veldtrainer, het EK van 1992 zijn laatste veldslag. Nederland sneuvelde in de halve finale tegen de latere winnaar Denemarken. De generatiekloof tussen de toen 64-jarige coach en zijn spelers was te groot geworden.

De Generaal zwaaide af, maar bleef intelligence work doen. Nam zitting in task forces van Uefa en Fifa, werd adviseur van de Amerikaanse voetbalbond en de KNVB. In die laatste hoedanigheid adviseerde hij eind 2001 nog mee over de opvolging van Louis van Gaal. Het werd Dick Advocaat, die Michels eerder al twee keer onder zijn hoede nam en die fijn met hem over voetbal kon praten.

Donderdagmorgen overleed Rinus Michels in Aalst, waar hij recentelijk een hartoperatie had ondergaan. De Generaal is niet meer, maar zal nog lang zijn schaduw werpen over het Nederlandse voetbal.

door Peter Wekking

In de ijzige kou ontwaarden de verkleumde spelers een fietser die slechts gehuld was in een zwembroek : hun trainer, Rinus Michels.

‘Hij gaf ons allemaal een nummer. Als mens bestond je niet meer voor hem.’ (Johan Cruijff)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content