Na zes jaar Bundesliga keerde Nico Van Kerckhoven afgelopen zomer terug naar huis. De sterkhouder van Westerlo over zijn zeven voetbalmomenten, in alle bescheidenheid.

1988 Late overstap naar eerste klasse

Nico Van Kerckhoven : “Ik heb FC Lint, een derdeprovincialer, pas verlaten op mijn zeventiende om bij de uefa’s van Lierse te gaan spelen. Als vijftienjarige was ik helemaal nog niet bezig met profvoetballer worden. Het was een verre droom, meer niet. Ik ben niet iemand die altijd overtuigd is geweest van zijn eigen kwaliteiten. In de jeugdreeksen speelden we om de twee jaar kampioen en hadden we veel goede jongeren. Toen ik veertien, vijftien was, kon ik naar KV Mechelen of Boom, destijds nog eerste klasse. Mijn ouders vonden echter : ‘Als je talent hebt, zal dat er op latere leeftijd ook wel uitkomen.’ Ze wilden dat ik de jeugdreeksen gewoon met mijn vrienden doorliep. Op mijn zeventiende, achttiende zouden we wel zien. Dat is ook goed uitgekomen.

“Ik mocht van mijn ouders naar Lierse omdat ik net mijn humaniora had afgesloten. Dat vonden ze heel belangrijk, dat ik mijn diploma had voor ik naar een club ging waar je tijdens de week veel meer moest trainen. In mijn eerste jaar bij Lierse liep ik nog school in Mechelen, waar ik een A2-diploma boekhouden-informatica probeerde te halen. Het voetbal primeerde echter. Gelukkig verliep dat jaar bij de uefa’s heel goed en kon ik nadien een soort van stagiaircontract tekenen bij de eerste ploeg van Lier. Pas toen heb ik alles op een profcarrière gezet en de school opgegeven.

“Mijn ouders hadden liever gehad dat ik iets achter de hand hield, maar omdat het voetbal goed liep, was het eigenlijk geen gespreksthema thuis. Mijn vader was veehandelaar, een stiel die vaak van vader op zoon werd overgedragen, maar daar hebben mijn ouders nooit op aangedrongen. Ze steunden me in het voetbal, zaten iedere week op de tribune. Ik heb thuis nooit veel moeten helpen, mijn zes jaar oudere broer Dirk iets meer.

“Op maandag ging ik wel eens mee naar de veemarkt in Antwerpen. Tijdens de week bezocht mijn vader alle veeboeren die dieren wilden verkopen. Op maandag haalde een vrachtwagenchauffeur de koeien of stieren op en dan reed ik graag mee. Rond de middag kwamen we dan met de beesten aan in Antwerpen. Eerst gingen we in een café een soepke drinken, daarna begon de markt en deed mijn vader zijn werk. Ik stond daar dan als kleine jongen met mijn laarzen aan en mijn stok. Niet om te helpen, wel om te observeren. Ik heb altijd veel respect gehad voor mijn vader en de manier waarop hij als zelfstandige in deze moeilijke branche wist te overleven.”

1997 Kampioen met Erik Gerets

“De kampioenstitel van Lierse in 1997 blijft voor mij hét hoogtepunt in mijn carrière. Op de voorlaatste speeldag kregen we ons lot in eigen handen. Wij wonnen thuis tegen Genk en Brugge liet punten liggen op Antwerp. De laatste speeldag moesten wij nog naar Standard, op papier een moeilijke wedstrijd, maar we konden toch winnen. Daarna volgde een week puur genieten. Die kampioenstitel was een ultieme droom die uitkwam. Vooral omdat we het konden realiseren met een echte vriendengroep. We hadden nooit het gevoel dat we met ons werk bezig waren, we gingen voor elkaar door het vuur, iedere week opnieuw. Ik ging naar de training om plezier te maken. Je voelde dat die onderlinge band iedere week sterker werd. Die sfeer van toen vind ik hier bij Westerlo nu een beetje terug.

“Erik Gerets had een heel sterke hand in het succes, hij kneedde de spelersgroep tot één geheel. Gerets was mijn grote idool, ik had me vooraf nooit kunnen indenken dat hij trainer zou worden van Lierse. Niet alleen bij mij, maar ook bij andere spelers heerste dat gevoel : ‘Oei, Gerets, bij Lierse, met zo’n carrière !’ Oké, als trainer had hij nog niet zoveel bewezen, maar hij had een immense impact op de groep. De spelers hadden heel veel respect en bewondering voor hem.

“In het begin stond Gerets boven de groep, maar naarmate die drie jaar vorderden, werd hij voor iedereen meer een vriend. Een vriend die je absoluut wilde terugbetalen met prestaties op het veld. Hij stak heel veel van zichzelf in de ploeg. Op training kon hij hard zijn, heel perfectionistisch ook : trainingen stilleggen, alles nog eens opnieuw doen tot het goed was. Maar voor hem deed je dat, omdat je zeker wist dat je er iets voor terugkreeg, dat je er beter van werd. Je wilde niet dat hij je iets kon verwijten achteraf. Want als hij niet tevreden was, dan kon hij behoorlijk uit zijn dak gaan (lacht). Hij ging de confrontatie met de spelers niet uit de weg. Dat deed hij altijd in groep, nooit individueel. Een speler aanpakken waar iedereen bij zat, dat was even wennen voor ons (lacht).

“Wat ik van hem heb geleerd ? Zijn inzet, zijn mentaliteit. Ik speelde toen linksback, hij stond op dezelfde positie, maar op de rechterkant. Ik heb me vooral gespiegeld aan zijn gedrevenheid op die positie : tackelen, het veld op en neer lopen. Ik denk dat dat een van mijn kwaliteiten als speler is : mijn karaktersterkte en mijn gedrevenheid. In het kampioensjaar maakte Gerets me plots kapitein. Daar schrok ik van, ja. Ik ben een introvert persoon : ik doe mijn best op het veld, zal alles geven, maar echt het voortouw nemen, dat is minder mijn pakkie-an. Ik had schrik van de verantwoordelijkheid, van hoe de spelersgroep zou reageren. Ik heb er het beste van gemaakt, maar die kapiteinsband heeft me niet echt veranderd.”

1998 De dood van Jos Rits

“Het jaar nadat we kampioen werden, moesten we met Lierse voorronden spelen in de Champions League, tegen de Cypriotische ploeg Famagusta. We traden aan met een geheel nieuw team en verloren uit met 2-0. Een week later moesten we thuis alles rechtzetten. Enkele dagen voordien overleed onverwacht Jos Rits, een persoon die me heel dierbaar was. Die terugwedstrijd tegen Famagusta was heel emotioneel. Tijdens de wedstrijd zelf ben je er niet zo mee bezig, maar toen we met 3-0 wonnen en ons kwalificeerden voor de Champions League, kwam alles los. Ik vond het ontzettend jammer dat Jos dit niet meer kon meemaken en op het veld ben ik in tranen uitgebarsten. Het was heel tegenstrijdig : je met je favoriete club kwalificeren voor de Champions League en tegelijkertijd afscheid moeten nemen van iemand die ontzettend belangrijk was in je leven.

“Jos Rits was een buurman van mijn ouders en mijn allergrootste supporter. Het jaar voor ik getransfereerd werd naar Lierse stond ik in de eerste ploeg van Lint en was Jos erevoorzitter. Hij is me altijd blijven volgen, iedere wedstrijd zat hij in de tribune.

“Jos had vertrouwen in mij, hij zag iets in mij. Toen ik op mijn zestiende in de eerste ploeg van Lint speelde in derde provinciale, zei Jos me : ‘Nico, ooit zal jij voor je land spelen en het volkslied zingen.’ Ik dacht : ‘Wat vertelt die nu ?’, want ik geloofde daar zelf helemaal niet in. Jos is een van de personen die me heeft doen inzien dat ik kwaliteiten had. Daar wees hij me iedere avond op, wanneer hij bij ons thuis een borrel kwam drinken. Hij was een man die zonder zorgen door het leven wandelde, die nooit ziek was en ’s morgens voor het krieken van de dag opstond. En achteraf bekeken heeft hij groot gelijk gehad. Daarom vind ik het extra jammer dat hij mijn beste periode, in Duitsland, nooit heeft meegemaakt.

“Toen Jos stierf – tijdens zijn middagdutje, aan een hartaderbreuk -, heb ik er wel bij stilgestaan hoe het leven in elkaar zit en beseft dat voetbal maar één aspect is. Het leven kan van het ene op het andere moment omslaan, je weet nooit wat je morgen zal overkomen. Dat stimuleerde me nog méér om er elke dag voor te gaan, want voetbal is een ontzettend mooi beroep. Mijn instelling in het voetbal is door de dood van Jos niet veranderd, eerder verder bekrachtigd. Ik was sowieso iemand die er altijd voor ging op het veld, maar als het toch even niet goed ging, dacht ik altijd : ‘Verdomme, Nico, er is hierboven iemand die naar je kijkt. Daar moet je het voor doen. ‘ Die extra meter deed ik voor Jos.”

1999 Huwelijk na een moeilijk jaar

“Op 12 mei 1999 zijn mijn vrouw en ik in het Duitse Dorsten voor de wet getrouwd, een kleine maand later volgde het kerkelijk huwelijk en het feest in België. We waren in België met alles uitgeschreven en omdat mijn vrouw niet werkte in Duitsland, was zij met niks meer in orde. Het was logisch om in Duitsland te trouwen, maar achteraf bekeken is het raar : ’s morgens ben ik nog mee gaan trainen bij Schalke, ’s middags sta je in een ander land voor de wet te trouwen (lacht). Mijn huwelijk is eigenlijk een soort van blijvende herinnering aan mijn Duitse avontuur.

“Mijn vrouw is ongelooflijk belangrijk voor me geweest tijdens dat eerste jaar in Duitsland. Je komt als Belg met enkel een landstitel op zak terecht in een grote competitie in een groot land. Een andere cultuur, een andere mentaliteit. Daar had ik het in het begin heel moeilijk mee en het eerste jaar liep het niet goed. Ik was buitenlander, ik was niet goedkoop geweest voor de club, dus iedereen verwachtte van mij dat ik een meerwaarde bracht op het veld en dat was in het begin niet het geval. Ik kon het niet brengen. Meteen de pers erbovenop. Gelukkig hielden de trainer en de voorzitter me de hand boven het hoofd omdat ze geloofden in mijn kwaliteiten. Maar ik heb na menige wedstrijd gevloekt en gescholden. Heel vaak heb ik tegen mijn vrouw gezegd : ik stap morgen naar de voorzitter en zeg dat ik terug naar België wil.

“Na de wedstrijd zag ik het niet meer zitten, maar zodra de week opnieuw begon, nam ik de handschoen toch maar weer op. Want ik wilde slagen. Ik was vaak geblesseerd, maar de trainer gaf me niettemin een basisplaats. Ondanks alle kritiek ben ik blijven doorzetten. Ergens was ik ervan overtuigd dat ik in zo’n zware competitie zou slagen, eens ik blessurevrij zou zijn. In de jaren daarop is dat gelukkig gebleken. Ik ben er trots op dat ik me bij Schalke en later bij Gladbach toch heb kunnen bewijzen.

“Mijn vrouw en ik hebben in Gelsenkirchen een moeilijke periode doorworsteld en daar zijn we sterker uitgekomen. Zij was mijn eerste aanspreekpunt als het moeilijk ging, moest alles incasseren. Ze had haar werk als bediende bij een bank opgegeven om mij te volgen. Ik was dagelijks met voetbal bezig, terwijl zij – we hadden toen nog geen kinderen – alleen achterbleef. Ze geloofde in mijn kunnen, maar ze was ook niet altijd gelukkig.

“Gelukkig ligt Gelsenkirchen maar op een paar uur rijden van Lint. Dat was ook de reden waarom ik uiteindelijk voor Schalke 04 gekozen heb, want ik had ook aanbiedingen uit Engeland, Italië en Spanje. Ik ben iemand die warmte nodig heeft van vrienden en familie wanneer het moeilijk gaat. In die moeilijke periode in Schalke had ik heel veel steun van familie en vrienden. Wanneer het hoog zat, reed ik gewoon naar huis. Dat was ook echt nodig en dat wist ik vooraf. Vier maanden alleen in Italië zitten, dat was niks voor mij.”

2001 Zwaaien met de beker

“De landstitel met Lierse blijft mijn mooiste voetbalmoment, maar de twee bekeroverwinningen met Schalke, in 2001 en 2002, zijn een goeie tweede. Winnen in Berlijn voor zeventigduizend toeschouwers, dat heeft iets magisch. Het eerste jaar reden we samen met de hele entourage en de spelersvrouwen met de trein terug naar Gelsenkirchen, een rit van vijf, zes uur. In de stad werden we met een soort van boemeltrein naar het stadion gevoerd. Dat waren maar enkele kilometers, maar het duurde uren door de massa mensen die op straat stond. Dan besef je pas wat voor een massa het voetbal op de been kan brengen. Het gevoel dat je een echt aandeel gehad hebt in het succes, dat je als voetballer het respect krijgt van de gewone man, dat is fantastisch.

“Bij Schalke speelden we iedere week voor vijftigduizend man. Dat went, hoor. De eerste drie jaar speelden we in het oude stadion, daarna in de Arena AufSchalke, een hypermodern complex van zestigduizend toeschouwers. De sfeer was er heel anders : de toeschouwers zaten bijna óp het veld, terwijl in het oude stadion er nog een atletiekpiste rond liep. De akoestiek was er fenomenaal : je kon tegen een speler die vijf meter verder liep nog niks zeggen. De eerste wedstrijden was ik daar enorm van onder de indruk en konden we met de spelers over niks anders praten, maar een half jaar later zeg je allang niet meer : wauw, zestigduizend man… Nu ga ik af en toe nog terug om de sfeer op te snuiven. Pas nu besef ik ten volle hoe mooi het daar was.

“Schalke heeft een enorme aanhang, maar op straat merkte ik dat niet echt. Emile Mpenza loopt natuurlijk ook meer in de kijker dan Nico Van Kerckhoven. Ik ben niet zo’n speler die vaak aangeklampt wordt. Als ik door Gelsenkirchen liep, voelde ik wel dat de mensen me herkenden, maar het is niet zo dat ze me om de vijf meter lastigvielen. En mocht dat het geval geweest zijn : je weet dat die mensen het moeilijk hebben. Dat de werkloosheidsgraad hoog ligt, dat ze door de week alleen leven om dat ticketje te kunnen betalen in het weekend. Het minste wat je als voetballer kan doen, is een handtekening zetten of een babbeltje slaan.

“In Schalke was het ook een traditie om eens per twee jaar af te dalen in de steenkoolmijnen waar veel van de supporters werkten. De clubleiding wilde dat we ons er terdege van bewust waren hoe hard onze supporters moesten zwoegen om een ticket te betalen. Ik ben blij dat ik dat heb meegemaakt. We gingen een kilometer onder de grond, kijken hoe die mensen daar moesten werken. Daar werd je pas echt met je neus op de feiten gedrukt : dit zijn de mensen die er wekelijks staan voor jou, die zelfs op verplaatsing meereizen om je ploeg aan het werk te zien.”

2002 Afscheid op het WK

“Het WK in Japan en Korea was mijn hoogtepunt als international, al heb ik ook Euro 2000 en het WK in Frankrijk in 1998 meegemaakt. Sportief was het mijn beste toernooi en ondanks alle heisa die daar in de pers over gemaakt is, heb ik steeds het gevoel gehad dat ik daar met een groep vrienden op stap was. We waren allemaal generatiegenoten : Yves Vanderhaeghe, Eric Van Meir, Jacky Peeters, Marc Wilmots, Gert Verheyen, Geert De Vlieger, Bart Goor. Net een beetje zoals bij Lierse in 1997. Je bent ver weg van huis, je brengt veel tijd met elkaar door, dat creëert automatisch een hechtere groepsband. Voor je land spelen, dat blijft iets speciaals, hoor. Als de Brabançonne weerklonk, dan moest ik altijd even slikken.

“Die wedstrijd tegen Brazilië maakte het natuurlijk helemaal af. Hoewel ik dat toen nog niet van plan was, bleek het ook mijn afscheid als Rode Duivel te zijn. Achteraf ben ik blij dat ik op zo’n mooie manier afscheid kon nemen. Spijt heb ik misschien alleen over het feit dat je er op het moment zelf nooit maximaal van kan genieten. Die voldoening, die trots over wat je gepresteerd hebt, komt maar achteraf. Ik heb altijd gevoeld dat mijn ouders, mijn vrouw en mijn familie heel trots waren op mijn prestaties als Rode Duivel.

“Mijn eerste oproeping kreeg ik in de zomer van 96, op mijn 25ste, voor een vriendenmatch tegen Italië. Er waren heel veel spelers geblesseerd en daarom riep Van Moer een aantal nieuwe namen op, waaronder Karel Snoeckx, Geoffrey Claeys, Johan Walem en ikzelf. We speelde 2-2 gelijk tegen het grote Italië, met een B-elftal als het ware. De trein was vertrokken en vanaf dat moment werd mijn naam bij de volgende selecties ook telkens genoemd. Ergens heb ik daar een beetje geluk gehad, anders was het misschien heel anders gelopen met mijn carrière als international.

“In het begin kon ik niet goed geloven dat ik opgeroepen was. Ik ben nogal bescheiden, ja, dat loopt een beetje als een rode draad door mijn carrière. Zo ben ik altijd geweest, ik voel niet de behoefte om mezelf op het voorplan te zetten. Ik heb me nooit beter gevoeld dan een ander, ook nu niet. Ja, ik heb zes jaar in Duitsland gespeeld en daar ben ik trots op, maar ik vind het echt niet nodig om daarmee uit te pakken. Ik heb ook nooit geroepen dat ik dit of dat wou bereiken. Ik ben redelijk in mezelf gekeerd en heb me altijd voorgehouden : hard werken en dan zien waar het schip strandt. En als het niet lukt : nóg harder werken (lacht).”

2005 Terug naar België

“Westerlo was de enige Belgische club die geïnteresseerd was in mijn persoontje. Ik hoorde van Yves Serneels over de sfeer en de warmte in de club en na een paar gesprekken met Herman Wijnants stond mijn besluit vast. Er kwam nog een voorstel van Mönchengladbach, maar dat heb ik naast me neergelegd. Eerst omdat ik niet langer met Dick Advocaat wilde werken, daarna, toen er een nieuwe trainer kwam, omdat ik hier bij Westerlo mijn woord al had gegeven.

“Ik heb hier voor twee jaar getekend en daarna zien we wel. Ik ben 35, ik weet ook wel dat het einde als profvoetballer nabij is, maar ik wil het toch zo lang mogelijk rekken. Alhoewel ik mezelf toch niet tot mijn veertigste zie voetballen (grijnst). Ik wil geen jaar te veel spelen, maar het probleem is dat je dat zo moeilijk kan voorspellen. Natuurlijk voel ik de leeftijd, vooral fysiek dan. Zes jaar Bundesliga, dat vreet aan je lichaam. Je spieren zijn minder soepel, je snelheid bot af, je recupereert minder snel. Moeilijk heb ik het daar niet mee, dat hoort bij het leven. (Kijkt naar zijn ploeggenoten, die naar buiten trekken voor de namiddagtraining.) Twee keer per dag trainen, dat kan ik niet meer. Ik bedoel : ik zou nog kunnen meetrainen en nog twee wedstrijden in een week kunnen meespelen, maar dan lig ik binnen de maand in de lappenmand. Momenteel ben ik blessurevrij en dat wil ik zo houden.

“Mentaal ondervind ik nog geen last. Integendeel, ik ben nog gretig, ik wil tonen dat Van Kerckhoven nog een belangrijke rol kan spelen in de ploeg van Westerlo, dat ik mijn basisplaats waard ben. Specifieke doelen of ambities heb ik niet. Op mijn leeftijd mag je niet te ver vooruit kijken in de sport. Maar als ik dan toch één ding moet noemen : ik heb in België nog geen beker gewonnen… Maar ik zal ook blij zijn als we vijfde eindigen in de competitie. Ik heb bij Lierse, Schalke en Mönchengladbach in schoonheid afscheid genomen. Daar droom ik hier bij Westerlo ook van : een mooi einde.”l

LOES GEUENS

‘Ik heb nooit de behoefte gevoeld om mezelf op het voorplan te zetten.’

‘IK WIL TONEN DAT VAN KERCKHOVEN NOG EEN BELANGRIJKE ROL KAN SPELEN BIJ WESTERLO.’

‘TWEE KEER PER DAG TRAINEN, DAT KAN IK NIET MEER.’

‘BIJ SCHALKE HEB IK VAAK GEZEGD : IK STAP MORGEN NAAR DE VOORZITTER OM TE VRAGEN OF IK TERUG NAAR BELGIë MAG.’

‘VOOR ERIK GERETS DEED JE ALLES, OMDAT JE ZEKER WIST DAT JE ER BETER VAN WERD.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content