Een Brusselaar zal aanvoerder Frederik Vanderbiest altijd blijven. ‘Maar ik zie mezelf nooit terugkeren naar Brussel.’ Gesprek met een aanjager die zichzelf lange tijd niet goed genoeg voelde voor de eerste klasse.

Vier van de twaalf Vlaamse eersteklassers worden geleid door een Franstalige aanvoerder, rekende Le Soir onlangs uit. Als Gaëtan Englebert bij Club de aanvoerdersband draagt, zijn het er zelfs vijf. Toch klinkt Frederik Vanderbiest niet echt Franstalig wanneer hij de kelner van Café De Arend in Roeselare begroet. Horen we daar na vijfenhalf jaar Roeselare geen licht West-Vlaams accent ? “Dat kan”, geeft Vanderbiest in vlekkeloos Nederlands toe.

Doen we dit interview in het Frans of Nederlands ?

Frederik Vanderbiest : “Doe maar Nederlands. Mijn moedertaal is eigenlijk Brussels. Mijn vader is Franstalig, mijn moeder Nederlandstalig.”

Valt het mee om Brusselaar te zijn in Roeselare ?

“Het eerste jaar was moeilijk. Ik reed toen ook samen met drie andere spelers heen en weer, maar na zes maanden zag ik dat niet meer zitten. Per dag zat je minimaal tweeënhalf uur in de auto. Toen besliste ik hier te komen wonen. Nu ben ik op vijf minuten in het stadion. Barbé, Malki en Dufoor rijden nog elke dag van Brussel naar hier. Eigenlijk valt dat nog mee : Davy Oyen vertrekt al om zeven uur ’s ochtends in Limburg en komt vaak pas om tien uur op training. Verhuizen viel me niet zwaar. In Brussel liet ik op een paar vrienden na niemand achter. Mijn ouders zie ik even vaak en even lang als toen ik nog in Brussel woonde. De eerste maanden toen ik hier woonde, waren moeilijk omdat ik hier niemand kende. Mijn geluk was dat er zeven, acht spelers van Roeselare zelf in de kern zaten. Die namen me mee de stad in, via hen leerde ik ook mensen kennen. Anders loert heimwee om de hoek.”

Tien kilo vermagerd

Wat was de grootste aanpassing ?

“Een Brusselaar leeft van dag tot dag, is een beetje levensgenieter, terwijl je hier in een hardwerkende gemeenschap belandt. Je moet je eerst bewijzen alvorens ze je aanvaarden. Als ze zien dat je de goeie mentaliteit hebt, hoor je erbij. Ik heb hier moeten leren dat er momenten zijn dat je moet werken om iets te bewijzen.”

Deed je dat tevoren niet ?

“In Brussel had ik weinig vrije tijd, want ik werkte ook bij Electrabel. Daardoor zaten mijn dagen eivol. Hier was ik de eerste twee jaar prof. Wat doe je dan ’s morgens ? Gaan snookeren, wat op het kaske spelen. Het eerste jaar overdreef ik een beetje, ging ik té vaak en té lang uit. Je ontdekt als jonge gast het leven en voor je het weet, ben je slechter bezig dan je zelf beseft. Het sportieve begon eronder te lijden. Toen Dennis van Wijk Raoul Peeters verving, confronteerde die me meteen met de realiteit. Hij vond me te zwaar, zag mijn strijdersmentaliteit niet meer terug en stuurde me een week naar de B-kern. Dat was het keerpunt. Toen besliste ik de resterende zes maanden alles te geven en te zien waar ik uitkwam. Op zes maanden vermagerde ik tien kilo.”

Ga je na je carrière terug naar Brussel ?

“Dat denk ik niet. Als ik nu een dag bij mijn ouders ga, ben ik blij als ik ’s avonds weer in Roeselare aankom. Brussel is veel veranderd. Vroeger had je op tien mensen acht Belgen, nu nog twee. Ik ben tussen migranten opgegroeid, ik heb vrienden van alle nationaliteiten, maar in die hectische wereld zou ik niet meer kunnen leven. Hier is het veel rustiger. Ik denk niet dat ik hier nog wegga. Toen ik naar Roeselare kwam, snapte mijn vader dat niet. Maar in Roeselare vond ik wat ik als Molenbeeks jeugdproduct niet kon afdwingen : een beetje erkenning en stabiliteit.”

De opmerking dat spelers even graag van club wisselen als van hemd, gaat voor jou niet op.

“Ik ben niet het type dat om de twee jaar van club wisselt. Mijn droom was altijd zo lang mogelijk bij RWDM spelen. Molenbeek was mijn club. Als kind volgde ik alle matchen, uit en thuis. Tot ik zelf in de kern belandde, stond ik bij mijn maten in de spionkop, bij de Brussels Boys. Als ik nog eens ga kijken, sta ik weer bij hen, omdat ik dan mijn oude vrienden terugzie. Op mijn achttiende belandde ik in de kern, maar meteen na de degradatie naar tweede meende de toenmalige trainer Guy Vandersmissen dat ik beter een jaar uitgeleend werd aan een derdeklasser. Op dat moment was ik teruggezet naar de B-kern. In oktober wilde Walhain mijn contract overnemen. Ik zie me nog aan tafel zitten. Net op het moment dat ik wil tekenen, zegt manager Herman Van Holsbeeck dat ik toch maar eens goed moet nadenken. ‘Wij hebben een leider nodig voor de beloften.’ Ik vroeg me af : heb ik dit goed gehoord ? Toen wist ik zeker dat ik naar Walhain moest. Daar klikte het met de trainer, Joël Crahay. In die mate dat ik het jaar daarop met hem mee verhuisde naar Union. Toen Ariël Jacobs me terug bij RWDM wilde, zag ik dat niet zitten. Ik wilde bij Union blijven : RWDM had me al twee keer te licht bevonden en Crahay was intussen een vriend geworden. Ik had toen ook al mijn werk bij Electrabel. Jacobs ging akkoord om een compromis uit te werken waarbij ik voetbal en werk kon combineren.”

Vissen

Weinig spelers die van eerste naar derde zakken, keren nog terug.

“Op cruciale momenten heeft een jonge speler mensen nodig die hem vertrouwen geven. Crahay was de eerste, later Jacobs en Van Wijck. Kom ik bij Walhain Crahay niet tegen, voetbal ik nu waarschijnlijk ergens in eerste provinciale, zoals Bakkali, voorheen een talent bij RWDM, nu bij Ternat.”

Opvallend : wanneer RWDM met jou via de eindronde weer naar eerste promoveert, ga jij niet mee. Je blijft liever in tweede en kiest voor Roeselare.

“Ik had al geruchten gehoord dat de manager ( Freddy Smets, nvdr) betwijfelde of ik en een paar andere jongeren wel mee zouden kunnen in eerste. Hij vond me te traag voor de hoogste klasse. De avond van de promotie vroeg voorzitter De Prins wat ik zou doen met mijn werk. Ik stelde voor dat als zij de helft van mijn toenmalig werksalaris bij mijn voetballoon voegden, ik prof werd. Dat zag hij niet zitten. Het bedrag dat ik bij Molenbeek als compensatie voor het opgeven van mijn werk vroeg, betaalde Roeselare zonder morren. Hier onderhandelde ik nooit langer dan een halfuur over mijn contract. Bij Molenbeek duurde dat al eens een maand of langer. Toen Van Wijk voor avondtrainingen koos, nam ik na twee jaar profbestaan weer een job aan, parttime. Nu ben ik opnieuw prof.”

Wat verkies je ?

“Als je een ruime kennissenkring hebt en een hobby waarmee je je dagen kan vullen, is prof het beste. In mijn eerste periode als prof had ik te veel vrije tijd. Nu heb ik een hobby : ik ga vissen. Het werd dit jaar ook moeilijk om mijn werk te combineren met voetbal. Trainen we nog steeds om kwart over vijf, dan werk ik nu nog parttime. Met dagtrainingen was mijn werk niet meer te combineren. Er zijn er nog maar een paar die werken of studeren.”

Het blijft opvallend dat jij in de eerste klasse voetbalt, met de twijfels die altijd achter je naam stonden en omdat je het tot twee keer toe zelf niet zag zitten. Ook toen Roeselare de eindronde won, wilde je naar OH Leuven, omdat je vond dat je in de eerste klasse niets te zoeken had.

“Je moet weten wat je wel en niet kan. Met mijn kwaliteiten van toen en nu had een speler als ik tien jaar geleden nooit in eerste mee gekund. Het niveau lag tien jaar geleden hoger dan nu. Met wat ik kan, was ik toen misschien nummer zeventien of achttien geweest in de rangorde, maar nooit titularis. Voor mij is het een goeie zaak dat het niveau in eerste gedaald is.”

Wat kom je te kort ?

“Ik heb altijd onthouden dat de snelheid van uitvoering in eerste veel hoger lag dan in tweede. Van mij zei men altijd : goeie pass, karakter, goed positiespel maar gebrek aan snelheid. Veel te traag, vond men me voor een plaats centraal op het middenveld. Tien jaar geleden voelde ik dat ook in de wedstrijden, nu minder. Ik blijf traag, maar met mijn ervaring speel ik minder impulsief, kies ik beter positie. Ik wist dat als ik ooit terug naar eerste wilde, het mét Roeselare moest gebeuren. Een andere eersteklasser zou een speler als ik niet komen halen.”

Waarom ben je dan toch met Roeselare meegegaan ?

“Iedereen vond me een typische tweedeklassespeler : veel op kracht en inzet. Ik kreeg een schitterend voorstel van OH Leuven. Dan moet je beslissen : meegaan met Roeselare met één kans op twee om overeind te blijven, of dé man zijn bij een topploeg in een reeks waarvan ik wist dat ik het niveau moeiteloos aankon. Ten slotte haalden Van Wijk en manager Devroe me over de streep, met een voorstel om het zes maanden te proberen. Als het niet lukte, kon ik in januari gratis weg. Maar na vier wedstrijden hadden we zes op twaalf. Eerste klasse ging me gemakkelijker af dan ik verwacht had. Toen ik me afvroeg waarom ik op mijn 22ste niet mee kon en vijf jaar later plots wel, lag de conclusie voor de hand : het niveau is gedaald.”

Viriel voetbal

Zou je in eerste ook mee kunnen in een ander spel dan het viriele voetbal waar Roeselare mee debuteerde ?

“Dat zou moeilijker zijn. Het spelsysteem van Van Wijk heeft me vorig jaar fel geholpen, het gaf me vertrouwen. Dit seizoen had ik het in het begin moeilijk, toen de nieuwe trainer wilde dat we van achteruit opbouwen. Bij Van Wijk mochten de verdedigers een linie overslaan. Met die lange bal had ik meteen het spel voor mij. Als ik moet beginnen draaien en keren, krijg ik het moeilijker. Dan vraag ik om mij bij de opbouw over te slaan, een lange bal te geven, zodat ik met mijn spelinzicht mezelf kan laten gelden.”

Het voetbal van Roeselare was bij momenten niet om aan te zien.

“Dat klopt, maar dat interesseerde ons niet. Het enige wat telde, waren de punten en het behoud.”

Het lag je wel. Jij bent een echte aanjager.

“Vooral als het vast zit of als we achter komen, laat ik me gelden. Als we op voorsprong komen, heb ik dat minder. Maar ik teer op dat karakter. De dag dat ik dat niet meer kan opbrengen, moet ik een stap of twee terugzetten, anders maak ik me belachelijk.”

Wat doe je mocht Roeselare degraderen ?

“Dan blijf ik waarschijnlijk gewoon hier. Ik ben geen verhuizer. Er zijn maar enkele clubs waarvoor ik Roeselare ooit zou verlaten : Brussels, Leuven of Dender. Maar de kans is groot dat ik gewoon hier blijf.”

GEERT FOUTRé

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content