Hoe vergaat het Ariël Jacobs, sinds hij van de zomer de dug-out in La Louvière voor de stoel van technisch directeur in Genk verruilde ?

Hoe zijn aanpassing in Genk is verlopen, was de vraag. “Moeilijk tot heel moeilijk”, begint het antwoord van Ariël Jacobs. “Het is wel allemaal voetbal, maar met toch een ander aspect : van het gras overstappen naar het kantoor, van een, met alle respect, kleinere club in eerste klasse naar een grote club. Veel mensen stappen daar nogal makkelijk overheen, maar je moest ook een nieuwe structuur leren kennen. Daar heb ik het niet gemakkelijk mee gehad. Je hebt tijd nodig om mensen te leren kennen die je anders kent van eens goeiedag tegen te zeggen, je moet je plaats kennen, je functioneren in die nieuwe functie. In grote lijnen lag die vast maar kreeg pas vorm in de loop der maanden. Je start als technisch directeur op nul. Je kent de Belgische competitie en je hebt leren nadenken op basis van normen van La Louvière. Als je daar een spits moest hebben, had ik een lijst klaar. Maar een spits die nodig was voor La Louvière komt alleen al qua profiel niet overeen met een voor Genk. Het is, kortom, een periode geweest waarin het zwemmen en overleven was.”

Het verschil tussen een club als La Louvière en Genk, zegt hij, is “dat ik in La Louvière nooit enige vorm van vergadering heb bijgewoond omdat dat gewoon niet bestond. Niet dat dat verkeerd was, integendeel, het was een van de redenen van het succes : je had korte rechtstreekse lijnen. De deugdzaamheid zat in de kleine structuur. Ik was op een bepaald moment gegeneerd omdat ik na anderhalf of twee jaar met moeite één keer samen had gezeten met Gaone om over een contractverlenging te praten en een inventaris van de groep te maken. Blijkbaar ging er van hem veel vertrouwen in mij uit.”

Zijn inpassing liep gelijk met de transferperiode in de zomer. “En daarna wist ik dat ik op 1 september niet moest zeggen : ‘Oef, nu is het even uitblazen !’ Want wat niet gerealiseerd werd in de zomerstop, schoof op naar de winterstop. Uit noodzaak en omdat men ook voelde dat er een bepaalde druk was. Dat is blijven lopen tot 31 januari. Laat ons zeggen dat nu de kinderziekten erdoor zijn en ik meer mijn weg vind.”

De scouting werd ondertussen onder de loep genomen. “De mensen die er in de scouting waren, zijn er nog altijd, maar ik wou een inventaris maken van al wat in het verleden al bekeken is. Daar ben ik nu mee rond. Dat je toch een computerbestand hebt waarop je kan terugvinden welke speler je kan vervangen door wie als hij wegvalt. De informatie was er wel, maar niet gestructureerd. Naar de volgende transferperiode kunnen we nu zeggen dat het gros van de kern er staat en we drie spelers hebben van wie we over een eventuele contractverlenging moeten spreken. Er zit niet meer die drang achter van de vorige maanden.”

Polyvalentie was na de strakke 4-4-2 van Sef Vergoossen, de nieuwe lijn die Genk met Vandereycken zou volgen. Is dat de lijn die hij als technisch directeur over lange termijn wil uitzetten ? “Ik antwoord daar niet graag op omdat ik te veel respect heb voor Vergoossen, maar het is gewoon een visie waar ik altijd voorstander van geweest ben omdat je dan als trainer verschuivingen kan doen naargelang van de omstandigheden zonder twee, drie spelers te moeten wisselen. Het beste voorbeeld was op Anderlecht, waar Matoukou uitvalt en het achteruittrekken van Mokoena de rest van de ploeg toeliet te blijven staan. Het moet een verrijking zijn voor je selectie. Maar verschillende posities aankunnen betekent maximaal drie, meestal zijn het er twee. Want ook voor de motivatie van de speler moet je, als ze vastzitten aan één positie, tweeëntwintig man hebben. En dan weet de tweede dat hij alleen gaat spelen als de eerste geblesseerd is of minder speelt. Nu hebben we een bijkomend argument naar spelers toe : we kunnen ze op meer posities uitspelen, tactisch rijker voor de dag komen en de tegenstander zand in de ogen strooien.

“Wat het evenwicht in een groep betreft, vind ik nog altijd dat je een groep bijna in tweeën moet kunnen snijden. Ook naar trainingen toe, in positiespelletjes vertaald : die onderbezetting van linksvoetigen naar die vier, vijf keer in de week dat je daarop werkt. We hadden een enorm gebrek aan evenwicht : Daerden, Sigurdsson en Claessens waren de enige linksvoetigen. Centraal in de verdediging zat je met twee keer een rechtsvoetige. Dan weet je : wil die de rechtsbuiten bereiken, dan moet die kappen en dat kost tijd en is voorspelbaar. Daarom zijn we gegaan voor spelers die linksachter of centraal kunnen spelen zoals Mikulic. Maar het moet nog altijd de bedoeling zijn een speler in eerste instantie uit te spelen op zijn beste positie, niet op zijn tweede positie. In het Hollands model zitten ook niet op elke positie alleen maar specialisten. Centraal in de spits misschien wel, waardoor Wesley Sonck het misschien moeilijker had, rechts- en linksbuitens moeten specifiek een actie hebben. Maar ik zie een Heitinga toch rechtsachter spelen, centraal achteraan én hij kan op het middenveld weg. Dus zelfs daar moeten spelers een bepaalde polyvalentie hebben.”

“Ik raak er meer en meer van overtuigd”, legde Ariël Jacobs bij zijn aantreden als technisch directeur uit, “dat iederéén een ploeg kan voorbereiden, spelers laten trainen of tactische plannetjes uitvinden, maar dat bepalend voor een prestatie het relationele aspect is tussen de technische staf en de spelers of de spelers onderling. De aanpak, de dynamiek in een groep, je relatie met een groep : dat is bepalend en dat leidt tot een resultaat.” In hoeverre rijmt die visie met die van Vandereycken, die de naam heeft veel tijd en energie in details te steken ?

“Ik denk niet dat je in het huidige voetbal kan zeggen dat één zaak belangrijk is. Maar wie zegt dat Jacobs de goeie of de slechte visie heeft of dat Van- dereycken die heeft ? Het is ook zo dat de aanpak in een topclub anders mag of moet zijn. Persoonlijk vind ik dat een trainer altijd zijn eigenheid moet kunnen behouden. Een groep voelt te gemakkelijk als er iemand voor staat die zich niet toont zoals hij werkelijk is. Wie dat wel doet, kan men zelfs fouten vergeven. Want wie kan zeggen dat hij nooit fouten maakt ? Dat moet een duidelijke boodschap naar de spelersgroep zijn.”

Als een van de weinigen die een beetje vat heeft op de eigenheid van Vandereycken wordt Ariël Jacobs in Genk omschreven. Een compliment dat Jacobs met een lach minimaliseert. “Eenmaal per week hebben we een informele vergadering met de staf, om zaken door te nemen. Dan komen dingen ter sprake. Sommige zaken heeft René mij gezegd of zeg ik, dan doet hij daarmee wat hij wil. In de zaak van Claessens ( die op Anderlecht jegens de scheidsrechter de term rotte vis in de mond nam, nvdr) verder doorduwen bijvoorbeeld en ons meer laten gelden ten opzichte van de bond, omdat er geen precedent was.”

Ook tussen de trainer die zijn ploeg niet naïef wil laten voetballen, en de voorzitter die aanvallender voetbal wil, bleek hij de voorbije maanden een kalmerende buffer. “Ik denk dat er geen enkele voorzitter gaat zeggen dat hij content is met de punten alleen. Of het zou een ploeg onderaan in de problemen moeten zijn. Winnen en goed spelen : in tachtig procent van de gevallen gaat het een ten koste van het ander. Ik vind het niet erg dat welke voorzitter dan ook dat uitspreekt, maar het is wel moeilijk na te streven. Een trainer, zeker in België, is altijd realistischer in aanpak dan een voorzitter. In voetbal mag niemand bovendien zeggen dat hij de waarheid in pacht heeft. Het spijtige, uit hoofde van mijn functie, is – en dat is geen steen die ik gooi – dat de pers het communicatiemiddel geworden is om die naar buiten de brengen. En uitspraken laten altijd sporen na. Van iemand in mijn functie wordt verwacht dat die optreedt als buffer tussen spelers en trainer, tussen trainer en bestuur. Een van de taken van een technisch directeur is een verbinding te leggen tussen de verschillende entiteiten in een club. Er kómt confrontatie, maar op zich stoort mij dat helemaal niet.”

Van de transfers die onder Jacobs tot dusver werden gedaan, blijken Orlando Engelaar en Tom Soetaers nu al meevallers, terwijl het voor Nenad Stojanovic en Tomislav Mikulic nog wachten blijft tot hun aanpassing voorbij is. “Zo pover in kwantiteit als we ervoor stonden voor de winterstop, zoveel mogelijkheden hebben we nu offensief. Niet onterecht heeft René daar een vorm van tournance ingebracht naargelang van de vorm van het moment, de tegenstander, het rendement van elke speler. Dat je vaak met elkaar moet spelen om automatismen te kunnen creëren, is waar, maar van de andere kant bezorg je ook kopbrekens aan de tegenstander omdat ze niet weten hoe je zal spelen.

“Daar profiteer je bijvoorbeeld van de flexibiliteit van Engelaar, die als middenvelder en als spits kan spelen. Waarom Soetaers, Mikulic en Stojanovic, de laatste drie nieuwkomers, de eerste oefenmatch van de terugronde niet aan de aftrap verschenen, is meticuleus berekend. Ten eerste moet je rekening houden met de spelers die je al had en ten tweede lagen ze al een tijdje stil en kon je ze na drie dagen training niet tegen Kaiserslautern inbrengen. Ik steek niet weg dat het onrechtstreeks een hoop van de club was, en een oordeelkundige inschatting van zijn carrière om zich bij Genk vroeg of laat in de nationale ploeg te spelen. Maar ik vind wat communicatie niet misplaatst. Voordat Tom hier de eerste keer op een bal had getrapt tijdens een training zeiden mensen al tegen mij : ‘Maar dát is een goeie transfer !’ Waarom ? Ik wilde vooral vermijden dat er te veel druk op zijn schouders kwam : hij is al een paar jaar weg uit België, heeft zes maanden niet gespeeld, dan weet je dat hij een bepaalde terugval kan krijgen.

“Dat heeft zich vertaald in een geleidelijke opbouw, wat zich naar het publiek toe in onbegrip heeft vertaald : waarom start hij niet, waarom gaat hij eraf ? Het belangrijkste is dat hij het seizoen rondmaakt, niet dat hij na vier matchen een verrekking of een scheur oploopt. Er was een geleidelijke opbouw voorzien die nu een paar dagen onderbroken wordt. Het risico was dat hij voor de rust moest inkomen door een blessure en dan weet ik niet of je hem daarmee een dienst bewezen had. Daarom was wat overleg aangewezen.”

Zo moeilijk als hij zijn aanpassing in het begin ervoer, zo groot is zijn voldoening ondertussen. “Dat ik geleidelijk toch mijn weg beginnen te vinden ben, heeft mij voldoening geschonken”, zegt Jacobs, die in Genk in den beginne als voorzichtig omschreven werd. “Nogmaals, ik steek het niet weg : in het begin is het niet vlot of gemakkelijk verlopen. Je wordt in de eerste transferperiode wat kunstmatig gepusht omdat de voorzitter bepaalde beloftes had gedaan ( er zou een nummer tien komen, nvdr). Maar er was meer druk omdat er transfers beloofd waren die er dan niet komen. Haal je dan ook niet meteen de punten die je gehoopt had, dan wordt het moeilijker werken. Maar ik heb tijdens mijn verblijf in Belgrado geluiden gehoord over Ilic ( de nummer tien waarvan sprake was, nvdr), positieve en minder positieve, maar financieel was dat ook een héél zware dobber. Onder druk doe je dan vaak toegevingen waar je niet helemaal van overtuigd bent en waar je later spijt van krijgt.

“Ofwel zit ik zo in elkaar of heb ik geleerd met de jaren dat je eerder voorzichtig tewerk moet gaan. Misschien heb ik daardoor bepaalde zaken kunnen afremmen. Nu heb ik mooi praten, we zijn zonder veel averij aan de winterstop geraakt, maar was dat niet zo geweest, dan zouden ze het mij misschien verweten hebben. Ik vind dat je moet proberen je fouten in te perken en niet overhaast te gaan. Want er is een nieuwe realiteit in het voetbal : er zijn steeds minder clubs en de kernen worden kleiner en er zijn steeds meer spelers. In tegenstelling tot wat makelaars je proberen wijs te maken, dat ze la perle rare hebben, is die tijd voorbij. Er komt wat meer evenwicht in het gebeuren.”

door Raoul De Groote en Bruno Govers

‘Ik steek het niet weg : in het begin is het niet vlot of gemakkelijk verlopen.’

‘Er kómt confrontatie, maar op zich stoort mij dat helemaal niet.’

‘Winnen en goed spelen : in tachtig procent van de gevallen gaat het een ten koste van het ander.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content