Het eerste EK voor spelers onder 21 werd georganiseerd tussen 1976 en 1978, met eerst poules (België zat in een groep met Bulgarije en Frankrijk), waarna het systeem van Europese bekers werd gehanteerd, met rechtstreekse uitschakeling in een duel met heen- en terugwedstrijden. De finale ging tussen twee Oost-Europese teams : DDR versus Joegoslavië. Dat laatste land won.

Andere winnaars waren : USSR (1980, 1990), Engeland (1982 en 1984), Spanje (1986, 1998), Frankrijk (1988), Italië (1992, 1994, 1996, 2000 en 2004), Tsjechië (2002) en Nederland (2006).

In 2000 veranderde de competitieformule en werd de eindfase in tornooivorm gegoten. In 2002 wist België zich te plaatsen voor dat eindtornooi dat door Zwitserland werd georganiseerd. Loting bracht de Belgen onder in groep 2, de groep waaruit later de twee finalisten, Frankrijk (met Sydney Gouvou als uitblinker) en Tsjechië (met Petr Cech in het doel en David Rozehnal in de verdediging) zouden komen. Van die twee landen verloren de jonge Duivels twee keer, met 2-0 van Frankrijk en 1-0 van Tsjechië. De derde tegenstander, Griekenland, werd toen met 2-1 verslagen.

Dat zo’n eindfase geen garantie is voor een internationale doorbraak, mag blijken uit de selectie die bondscoach Jean-François de Sart toen meenam. Die bestond uit de doelmannen Gillet, Renard en Mardulier, en verder uit Vrancken, De Roeck, Maertens, Lachambre, Theunis, Soetaers, Grégoire, Peter Delorge, Daerden, Huysegems, De Wilde, Teelen, Turaci, Reigel, Chatelle, Van Dooren, Dufer, Van Dessel en Van denBroeck. Zeven jaar later zijn de meesten vaste waarde in de eerste klasse, maar, opvallend, heeft op dit moment niet één voetballer van toen een plaats bij de Rode Duivels. Daerden en Chatelle zijn wel geblesseerd.

Voor echt Europees succes van jonge Duivels moeten we al terug naar de prehistorie van het voetbal, het EK voor UEFA-juniors (spelers jonger dan 18) in 1977. Toen werd ons land onder leiding van Guy Thys met de volgende selectie Europees kampioen : doelmannen Deleu (RWDM), Mullens (Tienen) en Vekeman (Anderlecht) en verder Ceuppens (Anderlecht), Cneudt (RWDM), De Vriese (Cercle Brugge), Limbourg (Anderlecht), Frenay (Standard) en Rijlandt (Beerschot), Cornelissen, Mommens en Nollet (Lokeren), Demey (Union), Gerard Plessers (Standard), Janssen (Waterschei), Martens (Anderlecht), Meeus (STVV), Vandenbergh (Lierse), Snelders (Antwerp) en Voordeckers (Diest).

De basis voor de succesvolle generatie van de jaren tachtig was dit dus allerminst. Eddy Snelders (2 sel., 1 cap), De Vriese (2 sel., 1 basis), Eddy Voordeckers (22 sel., 13 keer aan de aftrap), Raymond Mommens (18, 11 keer gestart), Gerard Plessers (13, 7 keer gestart) en Erwin Vandenbergh (48) waren de enige Europese kampioenen die het tot A-international schopten. Negen jaar later, toen zij het hoogtepunt van hun carrière beleefden, behoorden slechts Mommens en Vandenbergh tot de Belgische keurgroep op het WK in Mexico (1986).

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content