‘Als de beste oplossing voor Standard is dat ik aanblijf als hoofdtrainer, graag. Kiest men iemand anders, ook goed. Ik hou me daar niet mee bezig. Werk genoeg hier.’ Dominique D’Onofrio spreekt recht uit het hart.

Met nog acht wedstrijden te gaan, sleept Standard zich naar het einde van het kampioenschap 2002/2003. Acht verplichte nummers, schijnbaar zonder doel voor ogen. Het is heel wat anders dan het Europees voetbal dat de club vooraf ambieerde, of dan de titelkansen die kenners de ploeg toedichtten. Toen assistent-trainer Dominique D’Onofrio (50) de ploeg ’tijdelijk’ overnam, stond Standard zowaar zelfs op de laatste plaats. Bijna ongemerkt voerde hij het vervolgens met 25 punten op 30 naar veiliger oorden, maar toen Europees voetbal weer in zicht kwam, bezweek Standard toch opnieuw onder de druk. Dus past D’Onofrio de laatste weken stelselmatig jonge spelers in om zo nu al het nieuwe seizoen voor te bereiden.

Of hij dan nog hoofdtrainer zal zijn, is nog geen uitgemaakte zaak. Het kan hem ook niet schelen. De broer van ‘adviseur’ Luciano D’Onofrio is een no-nonsense vent, helemaal niet begaan met zijn persoonlijke lot. Een warme man, een wérker ook.

Vorige week meldde technisch directeur Michel Preud’homme dat Erik Gerets een aanbod om hoofdtrainer van Standard te worden niet had aanvaard. Was het voor u een teleurstelling dat men iemand anders zocht voor het hoofdtrainerschap ?

Dominique D’Onofrio : Absoluut niet. Wie zou niet graag met iemand als Gerets samenwerken ? Ik héb het al eens gedaan, twee jaar bij Club Luik. Maar hij komt dus niet. Aan het bestuur nu om uit te maken welke de beste oplossing is voor de club.

U hebt nog acht wedstrijden te gaan, acht wedstrijden zonder inzet. Voor een monument als Standard moet dat erg zijn.

Dat we nu, na alles wat we meemaakten, zevende staan, vind ik geen slecht resultaat. Maar een club als deze moet altijd het hoogst haalbare doel nastreven. Waarom zouden we niet proberen als vijfde te eindigen ? Dan stap je het volgende seizoen in met een positieve ingesteldheid en in een winning mood.

Standard had een te krappe kern om prijzen te halen, wordt gezegd. Gaat die nu weer uitgebreid worden ?

Absoluut niet. Drieëntwintig kernspelers, waaronder een aantal jongeren, is meer dan voldoende. Wij kozen er bewust voor om met dezelfde spelers door te gaan als vorig jaar. Die keuze voor continuïteit heeft niet gewerkt. Dat kan gebeuren. Niemand in het voetbal heeft de waarheid in pacht. Nooit en nergens. Iedereen ziet nu dat we in elk compartiment versterking nodig hebben : achteraan, waar Van Meir en Afolabi wegvallen; in het midden, waar Meyssen het hem voorgelegde contract niet wilde tekenen; en vooraan, zeker als Aarst toch nog zou willen vertrekken.

Wat is er verkeerd gelopen ?

Het is begonnen met de nederlaag in de eerste wedstrijd. Daarna is zowat alles verkeerd gelopen. Eens je op je gat zit, kom je nog moeilijk uit de negatieve spiraal, vooral als je Standard heet. Want Standard was geen gewone degradatiekandidaat, hé. Opeens roken de tegenstanders bloed. Het respect voor Standard was helemaal weg, de faalangst bij onze spelers groot. Ons eerste doel was via hard werken te proberen van die laatste plaats weg te komen en naar een plaats in de middenmoot te mikken. Dat leek toen het hoogst haalbare. Geleidelijk zijn we uit de problemen geraakt, het is niet van de ene op de andere dag gegaan.

Geloofde u in uw opdracht toen u gevraagd werd over te nemen van Robert Waseige ?

Op zondagavond werd ik opgebeld met de vraag of ik ’s anderendaags de training kon leiden. Ik stelde me ook vragen, maar vond het normaal dat ik als als tweede in rang de overgangsperiode op mij nam, opdat het bestuur niet halsoverkop een buitenstaander moest aantrekken. Ik ging er op dat moment niet van uit dat ik het seizoen als hoofdtrainer zou volmaken. Ik wilde enkel rust in het huis brengen en proberen mijn enthousiasme op de spelers over te brengen. Dat gaat niet met een vingerknip.

De eerste dagen lag ik ’s nachts wakker. Twijfelen doe je altijd. Het trainersvak bestaat uit twijfel, het is een voortdurend weer in vraag stellen van jezelf. Zelfs als je drie keer op rij wint, is de trein niet vertrokken omdat voetbal nu eenmaal geen exacte wetenschap is. Ook spelers moeten zich daarom telkens weer zelf in vraag stellen. Daarvoor moet de boodschap van de trainer eerst goed in hen doordringen. Dat kan maar als je die boodschap tot vervelens toe herhaalt. Maar dringt ze niet door, dan zullen de spelers zichzelf nooit in vraag stellen. Het enige wat houvast geeft, is dag na dag zo hard mogelijk werken, constant met je spelers bijpraten op de training, en dan hopen dat het resultaat oplevert. Het enige wat ik ze in het begin kon aanbieden, was mijn enthousiasme en mijn werkkracht. Naarmate ze daar iets van oppikten, verminderde de stress bij mezelf en nam het vertrouwen toe. Ik voelde dat ik een beetje greep begon te krijgen op de situatie.

Zonk de moed u nooit in de schoenen ? U moest niet zomaar een club van de laatste plaats wegkrijgen, maar het symbool van de streek, een club waarvan de resultaten het stemming van zoveel mensen bepaalt.

Dat is waar. Maar als je daar diep over nadenkt, ga je kapot. Onder mijn leiding bestormden ontevreden supporters tijdens de training het veld, en vielen ze na een uitwedstrijd tegen Lierse op de snelweg de spelersbus aan. Dan kan je alleen snel overgaan tot de orde van de dag en de volgende ochtend gewoon gaan trainen, in de hoop dat de spelers geen trauma’s overhouden aan de gebeurtenissen.

Er was toen u niet alleen het acute gebrek aan punten, ook de spelers lagen met elkaar overhoop.

Het was moeilijk. Mijn voordeel was dat ik hier al vier jaar ben. Ik ken de spelers en zij kennen mij, er was geen barrière tussen ons, er was ook geen kennismakingsperiode nodig. Toen er keuzes gemaakt moesten worden, heb ik ze gemaakt. Ik probeer eerlijk met iedereen om te gaan. Dat houdt in : niet rond de pot draaien, maar meteen in het gezicht zeggen wat ik te zeggen heb. Ik zeg de zaken ook graag waar iedereen bij is. Als je alleen maar met een paar spelers praat, voelen de anderen zich verongelijkt. Bovendien kan wat iedereen hoort, door niemand verkeerd geïnterpreteerd worden.

Sommige spelers voelen zich vernederd wanneer ze voor de groep aangepakt worden.

Als je ze afbreekt, ja dán. Maar niet wanneer je ze met een fout confronteert of hen vraagt waarom ze iets niet gedaan hebben. Als je dat niet doet, roepen ze achteraf in als excuus : daar heeft de trainer me niets van gezegd. Wat ik ze zeg, moet ze laten nadenken over hun fouten, zodat ze die de volgende keer vermijden. Al bij al vond ik de spelers hier tot luisteren bereid. Tactisch greep ik terug naar het schema waarmee Michel Preud’homme vorig jaar uitpakte en zijn we teruggevallen op de automatismen van toen.

Is het moeilijk om knopen door te hakken als u voordien een paar jaar lang de vriend van de spelers bent geweest ?

Ik ben niet de vriend van de spelers. Nooit geweest. Zij respecteren mij, ik respecteer hen. Ik heb ze altijd gelijk behandeld. Ik wil niet dat ze achter mijn rug zeggen dat ik een sympathieke vent ben. La gentillesse n’est pas une qualité dans le football ! Integendeel : vriendelijk zijn is een afwijking in dit milieu. Zou men mij respecteren als ik de vriend was van alle spelers ? Een trainer moet proberen rechtvaardig te zijn. Toen ik knopen moest doorhakken, maakte het me niet uit of het slachtoffer Pierre of Pol was. Het collectief staat voorop bij mij, niet het individu of individualisme.

Maakt u zichzelf niets wijs ? Bij grote clubs als Standard, Anderlecht en Brugge krioelt het van de egootjes die vooral met zichzelf bezig zijn.

C’est exact. Maar om te kunnen uitblinken als individu, moet eerst het geheel goed presteren. Wie individueel succes najaagt door op te solotoer te gaan, valt altijd op zijn bek.

De voorbije weken zette u Moreira, de populairste speler, op de bank.

Hij is al een tijdje niet goed bezig. Eén van mijn taken is hem te helpen door hem te vragen waarom het niet lukt. Misschien heeft hij moeite met zijn rol als idool hier, of gaat het soms te gemakkelijk. Hij weet dat hij niet goed bezig is. De meeste spelers beseffen dat niet van zichzelf : zelfkritiek is niet aan voetballers besteed. Daarom hebben ze een trainer nodig die dat in hun plaats doet. Soms heb je een uitzondering, zoals Walem, die van zichzelf besefte dat hij niet goed bezig was en vroeg om een paar weken met de reserven te mogen voetballen. Hij is er alleen maar sterker uitgekomen.

Heeft Standard een moeilijke groep ?

Ja. Omdat er weinig nodig is om de spelers snel in de war te brengen. Ze zijn psychologisch snel uit hun evenwicht gebracht. Elke keer als er iets in de marge gebeurde, moest ik ze tot de orde roepen om weer aan het werk te gaan. Wie niet meer beter wil worden, houdt op goed te zijn. Want in het voetbal heb je nooit iets vast, je gaat sneller dan je denkt van het ene uiterste naar het andere. Toen ik het overnam, worstelde Standard met een frappant gebrek aan persoonlijkheden.

Vindt u het leuk om in de schijnwerpers te staan ?

Ik raak er maar niet aan gewend dat mensen me op straat herkennen. Als ik ga winkelen en ik voel dat de mensen naar me staren, schrik ik nog altijd. Ik moet er nog mee leren leven. Maar ik ga er niet van uit dat ik nu bij het wereldje hoor. Het hoofdtrainerschap verandert me niet. Welke keuze Standard ook maakt, ik zal ze accepteren. Als de beste oplossing voor Standard is dat ik aanblijf als hoofdtrainer, graag. Kiest men iemand anders, ook goed. Ik hou me daar niet mee bezig. Werk genoeg hier.

Houdt u zich gedeisd om uw broer, die de beslissingen neemt op Sclessin, niet in een moeilijke positie te brengen ?

Ik geef toe dat het een delicate situatie is. Dat men roept dat ik hier door hem ben, stoort me niet. Iedereen komt altijd ergens via iemand anders. Maar als ik hier enkel op mijn naam teerde, was ik er al lang niet meer geweest. Hij neemt hier niet alleen de beslissingen, er is ook een raad van beheer. Trouwens : als hij het alleen voor het zeggen had, zou hij me waarschijnlijk niet laten verder werken als hoofdtrainer, alleen maar om de druk van me weg te houden. Maar als de raad van beheer wil dat ik verder doe, doe ik dat. Ik hoor het wel. Mij hoor je niet zeggen dat het stilaan tijd wordt voor duidelijkheid. Met dat soort druk ga ik mezelf en het bestuur niet belasten.

Omdat u ánders tegen het voetbal aankijkt ?

Hoe bedoelt u ?

U maakt geen deel uit van het vaste kringetje hoofdtrainers. U combineerde jarenlang een gewone job met het voetbal.

Twintig jaar geleden behaalde ik mijn trainersdiploma. Ik was negenentwintig en moest noodgedwongen afhaken met een knieblessure. Daarvóór voetbalde ik samen met mijn broer in derde klasse bij Bas Oha en in eerste provinciale bij Ans. Vijftien jaar al ben ik als trainer aan de slag. Ik was de laatste trainer van derdeklasser Tilleur toen het fuseerde met Club Luik. Ik trainde Montegnée, Kelmis, RUL Luik en RUL Seraing, maar vooral werkte ik met de jeugd bij de toenmalige eersteklassers Seraing en Club Luik, waar ik assistent was van Gerets en van Waseige. Ik heb met Deflandre gewerkt, met Englebert, Kinet, Sunday. Bij Standard debuteerde ik als zésde trainer, ik was verantwoordelijk voor de scouting en de begeleiding van geblesseerde spelers. Door omstandigheden klom ik op tot tweede trainer, als adjunct van Ivic, Preud’homme, Waseige. Liefst van al was ik nog jaren doorgegaan als assistent van Waseige, mais vous savez, le football…

Het werk interesseert u meer dan een palmares.

Je m’en fous du palmares !

Stoort het u dat ze u ‘le carrossier’ noemen, de garagehouder ?

Niet echt. Ik ben er fier op, het is twintig jaar mijn beroep geweest. Het stoorde me wél als het denigrerend bedoeld was, om me te kleineren. Als men zegt dat Preud’homme werd bijgestaan door een garagist, stoort het ironische toontje mij. Maar tot vijftien jaar geleden heb ik die job met hart en ziel gedaan.

Omdat u niet van het voetbal alleen kon leven.

Klopt. Ik werkte vaak tien uur per dag in de garage, moest ook nog eens vier dagen per week training geven in Kelmis of Seraing, en bereidde dan nog eens tot middernacht de trainingen van de volgende dag voor. Maar het heeft mij nooit gestoord, ik heb altijd graag hard gewerkt. Ik ben hier op de club doorgaans als eerste en vertrek meestal ook als laatste. Als het hier morgen voor mij ophoudt en ik moet weer buiten het voetbal aan de slag, dan doe ik dat gewoon. Aan carrièreplanning heb ik nooit gedaan. Toen ik afstudeerde aan de trainersschool droomde ik ervan ooit een vierdeklasser te trainen. Mijn parcours was een opeenvolging van toeval. Ik praat niet graag over mezelf, maar ik vind bescheidenheid één van de eigenschappen die mij typeren. Wat me dit jaar enorm plezierd heeft, is dat ik op de persconferenties na de wedstrijden, en ook op de bijeenkomsten voor de Pro License, het respect proef van de anderen, de grote namen. Vooral de uitzege bij Genk heeft op dat vlak veel veranderd. Maar ik vergelijk me niet met een Preud’homme of een Jan Ceulemans. Het krediet dat zij overhielden aan hun spelersloopbaan, moet ik opbouwen. Logisch, want wie is Domonique D’Onofrio nu in het voetbal ?

U past nu jong talent in. Waarom brak bijvoorbeeld een Dimitri Habran, die bij Mechelen bejubeld wordt, niet door bij Standard ?

Bij Mechelen krijgen de jonge spelers na een nederlaag een staande ovatie van het hele stadion. Als Habran vier goals binnenkrijgt en zes ballen redt, is hij een held. Als Standard wint maar de keeper pakte die ene bal verkeerd, wordt hij dáárover aangeklampt. Dat een jongen als Walasiak het hier in moeilijke omstandigheden toch maakt, is opmerkelijk. Het komt omdat hij negentig minuten alles geeft wat hij in zijn body heeft. Nooit aflaten en alles geven, dat is l’esprit Standard. Druk zetten, het vuur aansteken, opdat de tegenstander bang wordt.

Dit seizoen waren nog maar weinigen bang van ons. We moeten opnieuw veel sterker voor de dag komen in ons eigen stadion, maar daarvoor hebben we meer persoonlijkheden nodig dan er nu zijn. Een persoonlijkheid is niet alleen iemand die het naast het veld goed kan uitleggen, maar ook iemand die op het veld als het moeilijk gaat de bal durft te vragen en er iets probeert mee te doen. Sinds hij aanvoerder is, heeft Dragutinovic zich in die zin goed ontwikkeld. Söderström is ook een persoonlijkheid, maar twee spelers is niet genoeg. Wij hebben er nóg een paar nodig.

U kent elk talent in de Luikse regio, u wordt hier gewaardeerd. Heeft u nooit de ambitie gehad om het elders eens te proberen?

Meneer, ik ben gelukkig hier. Très heureux !

door Geert Foutré

‘Ik wil niet dat de spelers achter mijn rug zeggen dat ik een sympathieke vent ben.’

‘Toen ik afstudeerde aan de trainersschool, droomde ik ervan ooit een vierdeklasser te trainen.’

‘Twintig jaar lang ben ik garagehouder geweest. Ik ben daar fier op.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content