Ooit droegen de Rode Duivels de wat ironische naam van wereldkampioen der vriendschappelijke wedstrijden. Het was de tijd waarin zich plaatsen voor een EK of WK uitzonderlijk of helemaal uitgesloten was, maar wereldkampioen Brazilië op de Heizel wel een 5-1-pandoering kreeg. In datzelfde jaar, 1963, speelde België nog 1-1 in Nederland en won het in Valencia tegen Spanje en in Parijs tegen Frankrijk, telkens met 1-2. Maar een kwalificatie voor de World Cup in Engeland twee jaar later zat er niet in.

In Mexico in 1970 waren de Rode Duivels er wel bij, maar vier en acht jaar later in Duitsland en Argentinië weer niet. Sindsdien werd echter geen enkele wereldbeker meer gemist en voor 2002 staan de zaken er weer goed voor. Zo dacht tenminste iedereen voor de vriendschappelijke partij van vorige week in Finland. Want het was toch al weer meer dan een jaar geleden – sinds Euro 2000 en de uitschakeling tegen Turkije – dat nog eens werd verloren. Aan de mentaltraining van Robert Waseige zal het niet hebben gelegen, want voor de wedstrijd in Helsinki wist de bondscoach duidelijk waar het schoentje zou kunnen nijpen. Het is immers vooral op de mentale ingesteldheid, de inzet en de gedrevenheid dat hij de accenten van zijn voorbereiding legde.

Het mocht evenwel niet baten. Want vriendschappelijke wedstrijden zijn geen echte wedstrijden meer. In de ranking van de Fifa wordt zelfs amper nog rekening gehouden met deze duels. De spelers weten waar de klepel hangt. Tussen een kwalficatiewedstrijd voor de Champions League of de Uefacup, de eerste wedstrijden van de nationale competities en een oefenpartijtje op verplaatsing tegen een ploeg die al zelf uitgeschakeld is, kunnen ze duidelijk het verschil maken. Hadden de Rode Duivels die wedstrijd thuis mogen spelen dan zou – aangezien Finland werd gekozen omdat het typisch op z’n Schots zou voetballen – er nog een inspanning voor gedaan kunnen worden. Zoals de Ieren die thuis tegen Kroatië (2-2) mochten spelen of de Nederlanders die naar Londen trokken om er de Engelse ploeg (0-2) partij te geven. Dan komt de motivatie als van zelf.

De Zweedse coach van de Engelsen, Sven-Göran Eriksson, had dan weer duidelijk in het ootje dat hij tegen de ploeg van Louis van Gaal niets te winnen, maar alles te verliezen had. Hij stelde dan ook maar voor om zoveel mogelijk spelers op te stellen : drie wissels tijdens de wedstrijd zelf en zoveel als naar believe tijdens de rust. Daarmee werden er twee wedstrijden gespeeld en kon er misschien een van de twee gewonnen worden. Wat duidelijk het vriendschappelijk karakter van de partij benadrukte.

Toen de pauze werd bereikt met een 0-2-stand, kwamen aan weerszijden twee bijna volledig nieuwe ploegen op het veld. Van een wedstrijd was er geen sprake meer. Nederland beschouwde de partij met de rust al gewonnen en haspelde de rest af als een oefengalopje. Twintig veldspelers en vijf keepers hadden hun opwachting gemaakt.

Dit alles maakt duidelijk dat vriendschappelijke partijen niet veel zin meer hebben. Alleen de coaches en hun staff hebben er noodzaak aan. Hun scoutingswerk moet er door gecheckt worden, de fitheid van hun spelers getest. Maar in de komende officiële wedstrijden gaan de aangehaalde nationale ploegen vermoedelijk heel andere uitslagen boeken dan afgelopen week. Dat geldt voor Nederland in Ierland, Engeland in Duitsland, maar ook voor België tegen Schotland. Het zou anders geen voetbal zijn.

door Mick Michels

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content