Jaime Ruiz (25) is bezig aan een sterk seizoen. De wereldreiziger aardt goed in de Kempen. ‘Topschutter worden zou heel mooi zijn, maar het doel is Europees voetbal.’

Eén mei, Dag van de Arbeid. Ook voor de spelers van Westerlo, die zich koesteren in het zonnetje en door Jan Ceulemans aan een laatste training worden onderworpen in de aanloop naar het duel tegen Roeselare. Terwijl assistent Danny Vlayen het grootste deel van de kern na een opwarming een partijtje laat spelen, traint de Caje zijn offensieve troepen op standaardsituaties. Corners, lange inworpen, vrije trappen, het hele gamma passeert, met Joris Van Hout in een rol van doorkopper. Jaime Ruiz en Emanuel Odita moeten de afvallende bal tegen de netten proberen te duwen.

Langs de kant staan wat supporters, die na de training met de Zuid-Amerikanen op de foto willen. Johan Sotil en Jaime Ruiz nemen er hun tijd voor. De zon schijnt, de temperatuur flirt met de twintig graden, zowel de Peruaan als de Colombiaan voelt zich in zijn sas. De eerste heeft moeite met de aanpassing, voor de tweede ging de overgang naar België vlotjes. Na 32 speeldagen scoorde hij al 16 keer, niet slecht voor een nieuwkomer. Van zijn coach mag hij nog iets constanter worden in zijn prestaties, maar dat komt wel, denkt Jan Ceulemans, mits een goeie zomer en de nodige rust. Voor het zover is, zijn er nog twee duels, met veel inzet, zegt de Colombiaan. “We hebben nog een kans op Europees voetbal en ik kan nog topschutter worden. Niet uitbollen dus.”

Is het een doel, topschutter worden?

Jaime Ruiz: “Ik zou het graag zijn, maar mijn hoofddoel is het niet. Het doel is dat de ploeg iets bereikt.”

Wat was voor jou de grootste aanpassing aan het Belgische voetbal?

“Het tempo. Dat ligt hoger dan in Zuid-Amerika, waar we veel rustiger voetballen en veel meer ruimte krijgen. Technischer spel, dat ook. Hier moet je voortdurend lopen, en als je een bal krijgt, die direct weer afspelen of je wordt als een boom omgehakt. ( lacht) Dat harde, daar moest ik me toch aan aanpassen.”

We zijn nu haast tien maanden verder. Mogen we zeggen dat je alleen tijdens je eerste Belgische winter een dipje had?

“Ja. Ik kwam uit het kampioenschap in Peru en nam geen pauze, ik rolde van het ene in het andere. Na een tijdje begon dat fysiek te wegen. Bovendien werd het ook nog eens heel koud. Daar waarschuwen ze op voorhand wel voor, maar toch was het schrikken. Ik leg de schuld zeker niet alleen bij de kou, maar misschien had die er wel mee te maken. Na tien minuten op het veld voelde ik amper mijn voeten. Koude handen, verschrikkelijk. Thuis moest ik de verwarming keihoog zetten om te kunnen slapen.”

Je raakte ook geblesseerd. Oververmoeid?

“Ik denk het wel. Last van de adductoren, de hamstrings, allemaal spierletsels. Januari en februari waren verschrikkelijke maanden.”

Webcam

Opvallend: je scoorde dit seizoen veel, maar niet tegen Brugge, Anderlecht of Standard. Waaraan ligt dat?

“Tegen die ploegen hadden we het als team veel moeilijker. In België zijn alle verdedigingen moeilijk te bekampen, maar die van de top geven je veel minder ruimte. Misschien moesten we die matchen ook met iets meer zelfvertrouwen aanpakken. We hebben de spelers om de top te kloppen, maar het geloof in eigen kunnen ontbreekt. Veel zit in het hoofd, in de mentaliteit. Daar kunnen we nog vooruitgang boeken, volgend jaar.”

Je hebt een belangrijke kwaliteit voor een spits: je gaat recht op doel af. Was dat heel je carrière al zo?

“Neen. Er was een moment in mijn carrière, in 2003, dat ik weliswaar tweede afwerker was in heel Zuid-Amerika, maar dat aan mijn stijl nog veel te verbeteren viel. Ik deed alles op kracht.”

Vandaar de bijnaam El Tanque?

“Inderdaad. Met de tijd leerde ik dat het niet altijd vechten en strijden moest zijn. Ik week uit naar Peru en daar leerde ik doseren. En een bal bijhouden in plaats van er een lel op te geven. Vroeger was het: ogen dicht en een lap erop. Nu ben ik iets rustiger.”

Wat vind je van de discussie over je doelpunt tegen Gent: jouw goal of een owngoal van De Roeck?

“Voor mij is dat geen discussie. Als ze de beelden bekijken en ze vinden dat het een owngoal is, zal ik hen niet tegenspreken. Ik zie het als een doelpunt dat straks misschien niet achter mijn naam komt, maar waar de ploeg wel baat bij had.”

Je had in Westerlo twee verschillende partners naast je: maandenlang Bertin Tomou en sedert half februari Emanuel Odita. Wat is het verschil?

Bertin was een grote hulp. Sterk, ervaren, een vechter. Iets minder op het technische vlak, maar iemand die woog op de verdediging en de tegenstand afmatte. Ik kon van zijn werk profiteren. Odita is anders, hij heeft dezelfde kwaliteiten als ik: snel, iets technischer, een neus voor goals. We lopen allebei heel veel en zijn moeilijk te verdedigen.”

Hoe gaat het met je Engelse lessen?

“Uitstekend. ( lacht) Neen, ik vind het heel moeilijk. In Colombia hebben we het nooit als belangrijk gezien, een andere taal leren, in Zuid-Amerika spreekt toch iedereen Spaans. Maar hier merk ik dat het heel belangrijk is. Ik probeer wat te leren en spreek Engels met de ploegmaats. Niet te goed, voorlopig, maar ze verstaan me. Of doen toch alsof.”

En wat spreek je met je Vlaamse vriendinnetje?

“Zij spreekt Spaans. En ze helpt me wat met Engels.”

Was je in Colombia tijdens de kerstperiode?

“Ja. Tien dagen bij de familie. Ik had hen haast een jaar niet gezien. Ik heb vooral geprobeerd veel tijd door te brengen met mijn zoontje Jean-Pierre. Die heb ik veel te weinig gezien. Hij is nu één jaar en negen maanden en een groot deel van die tijd heb ik hem moeten missen. Zijn moeder en ik zijn niet meer samen. ( stil) Hij herkent me amper. Op het einde van de vakantie begon hij me stilaan te kennen, maar toen moest ik vertrekken. Zo gaat het elke keer, altijd van nul af aan beginnen.”

Voor zo’n kindje is contact houden via het internet met een webcam niet evident.

“Vergeet het. ( lacht) Die denkt alleen aan spelen, niet aan de groetjes doen via de camera.”

Higuita

Vertel eens wat over je jeugd.

“Ik kom uit Cali. Op mijn negende ben ik aan een voetbalschool begonnen. Overdag ging ik naar het colegio, ’s avonds was er voetbal. Aan die school was een club verbonden en rond mijn vijftiende ben ik daar beginnen te spelen, in de tweede klasse. Daarna volgde de nationale ploeg, rond mijn 19e. Toen stokte het, vanwege veel blessures. Vaak spierletsels. En zo raakte ik in het sukkelstraatje, en ben ik geregeld van ploeg moeten veranderen. Tévez, Mascherano … Die mannen heb ik allemaal ontmoet.”

Op Wikipedia staat dat je ploegmaat was van René Higuita, de legendarische doelman van Colombia. Klopt dat?

No, no. ( lacht) René Higuita heeft net als ik voor het Venezolaanse Aucas gespeeld, maar niet op hetzelfde moment. Ik was al terug in Colombia, toen Higuita naar de club kwam.”

Was hij een van je helden?

“Neen. Voor mij is de beste Colombiaanse voetballer ooit Faustino Asprilla. Hij slaagde erin om in Europa het verschil te maken. Zowel bij Newcastle als bij Parma. Ik zag hem bezig op tv en vond dat fantastisch. En wat wil het toeval? Dat ik later bij Cortulua met hem zou spelen. Een fantastische mens. Hij praatte met ons alsof hij géén held was, en hij gaf ons tips.”

Voor ons is Carlos Valderrama de Colombiaan bij uitstek.

“Ja, maar jij bent al wat ouder. Ik heb die zelf te weinig zien spelen. Wat ik van hem weet, is dat het een speler was met een goeie kijk op het spel, een ideale spelmaker voor een spits.”

Waar is het fout gelopen met Colombia? Jullie waren al een tijdje niet meer op een WK.

“Geen idee. Goeie spelers waren er altijd al, misschien ligt het aan de organisatie. Op dit moment is er wel fel verjongd, misschien gaat het straks beter. We zijn in 2003 in Dubai nog derde geworden op het WK voor min-20-jarigen, het kan allemaal. Ik was toen geblesseerd, daarom heb ik in dat toernooi maar één wedstrijd gespeeld. Tegen Japan. Door die blessure liep ik ook een transfer naar Udinese mis. Die hadden belangstelling, tot ik uitviel … Door de opeenvolgende blessures ben ik mijn status als international kwijtgeraakt. Misschien verandert dit avontuur weer wat aan mijn situatie. Ik word toch al opgebeld door de Colombiaanse media, die me vragen of ik zin heb om weer international te worden. Uiteraard, antwoord ik dan, wie niet? ( lacht) Maar het belangrijkste is dat el téchnico me belt.”

Op zoek naar wat informatie vonden we dat je ook in Argentinië aan de slag was. Klopt dat?

“Ja, in 2004. Ik was lid van Estudiantes de la Plata, maar speelde er geen enkele wedstrijd. Te laat aangekomen, de transferperiode was al gesloten. Ik heb er alleen getraind.”

Je hebt dus al half Zuid-Amerika afgereisd, want je voetbalde ook in Ecuador en Westerlo ontdekte je in Peru.

Sí, sí. Het was mijn droom om voetballer te worden, al heb ik er even serieus aan getwijfeld. Toen ik negentien was en in tweede klasse voetbalde, wilden ze me uitlenen aan een derdeklasser. Toen overwoog ik om te gaan werken en op een andere manier iets van mijn leven te maken. Gelukkig botste ik op een trainer die mijn toestand begreep en met de bondscoach belde. Ik heb een speler, zei hij, die je goals gaat bezorgen. En zo kwam het toch nog goed.”

Wat zou er van je zijn geworden zonder het voetbal?

“Geen idee. Mijn oudste broer werkt in een bedrijfje in Bogotá, maar vraag me niet wat hij precies doet, ik heb er geen flauw idee van. Mijn twee zussen werken in een hotel en mijn broer zit in het leger.”

Controle

Wat moet ik me voorstellen bij Cali?

“Leuke stad, vriendelijke mensen. Omringd door bergen, bevolkt met mensen die houden van feest en muziek. Overal salsa. Héél mooie vrouwen. Maar ook dat raakt een mens gewend … ( lacht)”

Denk je dat het imago van Colombia in de wereld de Colombiaanse voetballers parten speelt?

“Dat imago is heel negatief. Drugs, geweld, ontvoeringen, wij spelers kunnen daar weinig aan verhelpen. Pas als mensen het toch aandurven om naar ginder te gaan, zien ze dat het niet is zoals ze verwachtten. Als zij dat verder vertellen, kan je dat beeld veranderen.”

Werd je zelf al met dat negatieve beeld geconfronteerd?

. Als je zegt dat je uit Colombia komt, is het eerste woord dat valt: drugs. Bij mijn aankomst in Europa al. Ik vloog via Amsterdam en daar hebben ze me tegengehouden. Met de vraag wat ik in België kwam doen. In hun ogen was een jonge Colombiaan die alleen reisde, een verdacht iemand. Ik kende geen Engels, snapte de vragen niet en heb ze dan maar gevraagd om naar Westerlo te bellen. Daar hebben ze informatie over me ingewonnen, waarna ze me lieten gaan. Tijdens de winter had ik geen problemen bij mijn terugkeer. Ik kon mijn verblijfsvergunning laten zien.”

Waar woonde je tot dusver het liefst?

“Toen ik nog in Colombia was, wilde ik reizen, de wereld ontdekken, elders leven. Maar als je daarmee bezig bent, besef je dat er zoals jouw land geen ander is. Wat niet wil zeggen dat ik elders ongelukkig was. Van de vier landen in Zuid-Amerika vond ik Argentinië het leukst. Vooral omdat het voetbal er zo’n belangrijke plaats inneemt.”

Van de Zuid-Amerikanen hier hoor ik dat de Argentijnen wat meer op zichzelf zijn.

“Dat klopt. De rest zoekt mekaar geregeld op, zij niet. Waarom weet ik niet, misschien ligt het in hun karakter. Daniel Cruz zie ik af en toe, die heb ik hier leren kennen. Hij is ook van Cali, maar komt uit een ander deel van de stad. Nu ben ik aan het afspreken om mekaar bij ons thuis ook eens op te zoeken.”

Hij leeft, en graag, in bruisend Antwerpen. Westerlo lijkt me minder te bruisen.

“( lacht) Toen ik hier de eerste dag was – op een zaterdag geloof ik – maakte ik een wandelingetje door de stad. Niemand te zien. Ik had niks in huis en zocht een winkel. Alles dicht! Supermarkt, winkel, alles. Toen vroeg ik me écht af: waar zít iedereen? Thuis voor tv, zo bleek. Om zes uur al. Dat kan niet, dacht ik nog, toch niet op dat uur. Maar het was wel degelijk zo. Ik ben al in Antwerpen geweest, daar is het inderdaad anders. Maar nog niet vergelijkbaar met Cali.”

Tatoeage

Wat vind je van België?

“Een mooi en klein land. Vriendelijke mensen die heel hard hun best doen om je tegemoet te komen als je de taal niet kent. Ik snap het niet dat jullie zo verdeeld zijn, iedereen is zo vriendelijk. Het eten is lekker. Wel héél anders dan het onze. Voor een Zuid-Amerikaan is een maaltijd zonder rijst geen échte maaltijd. Dat mis ik wel, het eten van mijn moeder. Wat ik uit de microgolf haal, smaakt toch niet hetzelfde.”

Ik zie dat je haar naam op je arm hebt getatoeëerd.

“Ja. Imelda. Uit respect. Net als de naam van mijn zoontje. Ik vind dat wel mooi, zulke tekeningen.”

Heb je nog contact met je pa?

“Neen, niet meer. Ik mis het niet, hij is al zo lang weg thuis. Mijn moeder mis ik wel, alles wat ik ben en heb, heb ik aan haar te danken.”

Hoe zie je de toekomst?

“Westerlo is voor mij een trampoline, claro. Ik wil hier goed presteren en dan zo snel mogelijk vertrekken.”

Er is nog geen belangstelling, horen we, maar denk je eventueel deze zomer al aan een vertrek?

“Zó snel moet het nu ook weer niet gaan. Neen, ik wil hier nog een goeie campagne neerzetten, eventueel ergens nog een goed toernooi spelen en dan binnen één, twee jaar hogerop. Zo heb ik het met mijn makelaar besproken.

“Ik denk dat het straks belangrijk is goed te genieten van de vakantie en het lichaam eens volledig te laten rusten gedurende een paar weken. En dan weer van nul af aan beginnen.” S

door peter t’kint – beelden: reporters

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content