In Den Haag begint op 31 mei het WK hockey. Sport/ Voetbalmagazine kreeg Marc Lammers (Red Lions) en Pascal Kina (Red Panthers), de twee Belgische bondscoaches, samen aan tafel.

De parking van Royal Beerschot Tennis Hockey Club, Groeningelei in Kontich, staat zo goed als vol. Auto’s met Belgische en Nederlandse nummerplaten, gesponsord door de clubs, de namen opvallend aanwezig. Waterloo Ducks, Royal Leopold, Racing Club de Bruxelles, KHC Dragons, Oranje Zwart… In het clubhuis schuiven de mannelijke internationals, de Red Lions, gedwee voor de lens van de fotograaf. “Een fotoshoot voor de nieuwe kledijsponsors Reece en JBC”, klinkt het.

Tom Boon, Florent van Aubel, Loick Luypaert, Felix Denayer, Cedric Charlier… Stuk voor stuk ideale schoonzonen. Netjes geknipt, beleefd, afgetraind. Aan een tafeltje ziet Marc Lammers, de bondscoach, dat het goed is. “Als ik met Nederland vergelijk, dan vind ik de Belgen gedisciplineerder. Op het moment dat ze samen iets afspreken, dan houden ze zich daar ook aan. In het begin heb ik een paar keer streng opgetreden, maar dan was ik er ook mee klaar. In Nederland was dat minder het geval”, zegt Lammers, geboren in Oss, een stad gelegen tussen ‘s-Hertogenbosch en Nijmegen.

De begroeting met Pascal Kina, de Gentse bondscoach van de Red Panthers, is hartelijk en getuigt van wederzijds respect. Tijdens het gesprek zal Lammers een paar keer weggeroepen worden. De planning ligt al weken vast en daar moet ook de Nederlandse topcoach zich aan houden. Belgische discipline… Eenmaal opnieuw aan tafel pikt hij, net als Kina een enthousiast causeur, moeiteloos de draad weer op.

Wat is het grootste verschil tussen het coachen van dames en heren?

Kina: “Bij de dames moet je meer communiceren, bij mannen kan je directer zijn, wat ik gemakkelijker vind.”

Lammers: “Met dames moet je individueel spreken, nooit in de groep zeggen: ‘Je hebt niet goed gespeeld.’ Als je ze in groep terechtwijst, dan onthouden ze dat bij manier van spreken drie jaar. Ze zijn ook emotioneler of sneller geraakt, terwijl een man eerder naar de inhoud kijkt en denkt: als jij vindt dat ik zo moet verdedigen, dan doe ik dat.”

Kina: “Als je tegen een mannenteam zegt dat ze niet goed waren, dan denken ze allemaal dat het over iemand anders gaat, terwijl diezelfde uitspraak bij de vrouwen heel persoonlijk genomen wordt.”

Lammers: “Over het algemeen is het zelfvertrouwen bij dames ook iets minder, ze zeggen vrij snel: ‘Dat kan ik niet.’ Terwijl ze het best wel kunnen. Bij mannen is dat net omgekeerd. Haantjesgedrag. Vrouwen doen ook alles wat je vraagt. Als ik bijvoorbeeld zeg om naar links te lopen, dan vertrekken ze meteen, terwijl mannen vrijwel meteen vragen: ‘Waarom niet naar rechts, dat doen we anders toch altijd?’ Meteen discussie, terwijl de vrouwen onmiddellijk vertrekken en pas na een tijdje tegen elkaar beginnen: ‘Belachelijk, hé, naar links lopen?’ (lacht) Maar als ze binnenkomen, dan zeggen ze niets meer.”

Met andere woorden: dames zijn volgzamer?

Lammers: “Ze communiceren heel erg met elkaar in plaats van over elkaar. Vrouwen denken in de eerste plaats aan het teambelang, mannen aan hun eigen belang. Zoals vroeger, toen zij gingen jagen en de vrouwen thuis moesten samenwerken. Ze kunnen beter naar een gezamenlijk doel toe werken, ook in hockey, mannen denken bij zichzelf: ‘What’s in it for me?‘ Er is dus wel wat verschil, maar uiteindelijk is het werk voor negentig procent hetzelfde. Organisatie, voorbereiding, innovatief zijn, iedereen erbij proberen te betrekken…”

Kina: “Wij discussiëren heel veel in team, want iedereen moet verantwoordelijkheid leren nemen. ‘Hoe kunnen we dit het best benaderen?’ Als je zulke vragen stelt, dan kan elke speelster haar mening geven. Heel belangrijk.”

Lammers: “Je moet dames open vragen stellen en ze verplichten om na te denken, want dan voelen ze zich meer betrokken. Mannen zitten sneller op de inhoud, bemoeien zich graag met de tactiek. Wat me ook al opgevallen is: vraag aan de vrouwen om meer over rechts aan te vallen, en ze gaan vanaf dan alleen maar over rechts meer.”

Kina: “Juist.” (lacht)

Lammers: “Volgzamer, ja, zwart-wit. Maar ze moeten ook begrijpen waaróm we iets aanpassen.”

Moet je dat niet tijdens de opleiding stimuleren?

Kina: “Uiteraard, maar het niveau van de jeugdopleiding bij de meisjes was een paar jaar geleden toch minder. Vroeger werden de kwalitatief mindere trainers naar de meisjesploegen gestuurd, waardoor ze dus ook minder gestimuleerd werden om mee te denken. Ook daarom moeten we hen nog altijd pushen om meer met tactiek bezig te zijn.”

Nederlandse veroveraars

Is er een verschil tussen werken in België en Nederland?

Lammers: “We zijn sowieso mondiger. Ik heb vroeger op hoog niveau gespeeld en wilde altijd weten waaróm ik iets moest doen – ‘Wat heb ik hieraan?’ -, mijn coaches werden gek van mij. (lacht) En: ik vind jullie te bescheiden. Belgen zeggen snel: ‘Ik weet niet of we dat wel kunnen.’ Vreemd.”

Kina: “De Belgische cultuur.”

Nederlanders zijn door de geschiedenis een volk van veroveraars en gedragen zich daar nog altijd naar.

Lammers: “Dat zei onze psycholoog ook. Misschien heeft die bescheidenheid daarmee te maken, ja.”

Kina: “Bij de mannenploeg zie ik de laatste twee, drie jaar toch een duidelijke evolutie. Die jongens zijn veel mondiger geworden.”

Lammers: “Ook naar elkaar toe, ja. Daar hebben we hard aan gewerkt: ‘Zeg het maar als je het niet eens bent met elkaar.’ Als je samen iets afspreekt, dan is het veel gemakkelijker om achteraf te vragen waarom iemand die afspraak niet nageleefd heeft. ‘Jij was er toch ook bij?’ Afspraken worden steeds minder van bovenaf opgelegd, maar worden door het hele team gemaakt, zodat de jongens elkaar kunnen corrigeren. Zelfs met een jonge groep blijkt dat te werken.”

Zijn ze niet mondiger omdat ze ook al iets gewonnen hebben?

Lammers: “Het zelfvertrouwen is natuurlijk gegroeid door de resultaten die ze met de nationale ploeg én met de Belgische en Nederlandse topclubs in de Euro Hockey League neergezet hebben. (Enkele Belgen bereikten met Oranje Zwart de finale, de twee Belgische clubs KHC Dragons en RC Bruxelles werden derde en vierde, nvdr) Dat zijn kleine, maar belangrijke stapjes die we nu aan het zetten zijn.”

Kina: “De structuur voor het herenhockey werd veel vroeger uitgetekend, wat betekent dat wij ongeveer acht jaar achterstand hebben. Die zijn we aan het inhalen. Ik merk zelfs dat er soms te veel zelfvertrouwen is. ‘We kunnen alles aan want we zijn al naar de Spelen geweest.’ Ik zie ook veranderingen bij de clubs, die het vrouwenhockey veel serieuzer benaderen. Maar het zal zeker nog vier, vijf jaar duren vooraleer we op hetzelfde niveau als de heren staan.”

Waarom heeft de hockeybond niet gelijktijdig op de dames en de heren ingezet?

Kina: “Simpel, omdat de bond jaren niet in de dames geloofd heeft. Dat was het eerste wat Bert Wentink, die in 2005 technisch directeur werd, veranderde.”

Lammers: “Twaalf jaar geleden, toen nog als bondscoach van de Nederlandse dames, vroeg ik aan de Belgische hockeybond of we een oefenwedstrijdje konden spelen. Het antwoord: ‘Wij hebben geen nationale damesploeg in België.'”

Hadden ze u toen moeten zeggen dat u ooit coach in België zou worden…

Lammers: “Weet ik niet. Het is wel gemakkelijk om te zeggen dat je dit of dat wilt doen, maar daarmee ben je er nog niet. Ierland probeert het al dertig jaar, maar staat niet hoger dan België. De progressie van het Belgische dameshockey is gigantisch, enorm knap. Andere landen willen die stap ook zetten – Frankrijk bijvoorbeeld – maar krijgen het niet voor mekaar.”

Kina: “Wij staan twaalfde op de wereldranglijst, maar moeten vooral rustig verder bouwen. Vanaf de U15 is er een structuur neergezet, waardoor de besten naar de volgende leeftijdscategorie doorgroeien, maar in die piramide zit nog een aantal gaten. Bij de jongens zitten alle categorieën – U16, U18… – overvol, bij ons zal het nog een paar jaar duren voor we een normale piramide hebben. Ideaal is dat je meisjes pas vanaf 18, 19 jaar naar de eerste ploeg haalt, maar nu heb ik twee meiden van 16 jaar geselecteerd. Bij de heren was dat vroeger ook het geval, nu is dat ondenkbaar.”

Lammers: “Het heeft niet altijd met geld te maken. In Nederland zijn de budgetten groter, ja, maar op andere vlakken scoort België misschien wel beter. Met passie voor het vak en creativiteit kan je veel oplossen en toch beter proberen te doen dan de concurrentie.”

Kina: “De laatste keer dat we met de mannen aan een WK deelnamen, in 2002 in Kuala Lumpur, hadden we zelfs geen videoanalist en moesten we het stellen met een klein cameraatje. Toen Marc Coudron in 2005 voorzitter van de hockeybond werd en Bert Wentink aanstelde, is het enorm snel gegaan. Marc, recordinternational, heeft als speler de mindere momenten meegemaakt en heeft vanuit zijn ervaring als intelligente hockeyer de veranderingen doorgedrukt.”

Lammers: “Omdat hij ook zag hoe andere landen wél professioneel werkten.”

Kina: “Ik heb nog te veel meisjes die ik niet kan vervangen, omdat de selectiebreedte veel smaller is. Bij de heren kan Marc zeggen: ‘Je bent niet fit man, salut!’ Die luxe heb ik niet. Ik zou het wel willen, maar ik moet meer schipperen. Dat beseft de bond ook, maar er ís niemand anders. Elk jaar komen er jonge meisjes bij die wel fit en sterk zijn, maar geen ervaring hebben. Je kunt geen tien meiden van zestien jaar in je ploeg hebben, hé. Maar door de structuur die is neergezet, zullen we binnen vier, vijf jaar een ander gesprek hebben.”

Sterke competities

Nederland besliste in 1988 de beste volleyballers uit competitie te halen, waardoor ze het hele jaar samen konden trainen. Acht jaar erna resulteerde het Bankrasmodel in Atlanta in olympisch goud. Zou dat voor de Belgische hockeyers de volgende stap kunnen zijn om dichter bij de wereldtop aan te leunen?

Lammers: “Daar geloof ik niet in, want België en Nederland zijn juist zo sterk door hun competities. De combinatie is heel belangrijk, al zouden we door een goede communicatie tussen de club- en de nationale coach best wat meer kunnen doen en slimmer kunnen trainen, waardoor zowel de clubteams als de nationale ploegen nog sterker worden. Als je de beste spelers uit de competitie haalt, valt de basis weg.”

Kina: “Ik ben ook geen voorstander. Twee jaar geleden zijn we gestart met vergaderingen tussen de federatie en de clubs, waardoor zij óók professioneler begonnen te werken.”

Lammers: “Wanneer je de internationals uit de competitie plukt, dan kunnen de jongeren nooit met betere spelers trainen. Hier, bij de nationale ploeg, leren ze in een hoog tempo te spelen en geven dat vervolgens in hun clubs aan de jongeren door. Onze toppers moeten zo veel mogelijk in de Belgische hoofdklasse spelen, wat op lange termijn de clubs en de jeugd sterker zal maken. We kunnen niemand tegenhouden om naar Nederland te trekken, maar ik zie mijn internationals toch liever in België spelen om het niveau híér hoog te houden. Als er twee of drie in Nederland hockeyen, is dat niet meteen een probleem, maar het mogen er niet meer dan tien zijn.”

Kina: “Bij de vrouwen is de situatie anders, want het niveau van onze competitie ligt nog een stuk lager dan in Nederland. Met het oog op de Olympische Spelen in Rio is het beter dat ze in Nederland spelen. De Belgische mannen maken onze jongeren sterker, mijn dames worden beter door in een sterkere competitie te hockeyen.”

Is het WK een halte op weg naar het hogere doel, de Spelen in Rio?

Lammers: “Neen, het WK staat op zich, want het heeft geen zin om vier jaar vooruit te plannen. Elk jaar een groot toernooi. In 2013 het EK in Boom, straks het WK, het jaar erna opnieuw een EK en in 2016 de Olympische Spelen. Het doel is telkens zo hoog mogelijk te eindigen en de jongeren verder te ontwikkelen, want er is hier zó veel talent. En in Rio zijn ze allemaal twee jaar ouder. Toen ik in 2008 met de Nederlandse dames in Peking olympisch kampioen werd, was de gemiddelde leeftijd 24,6 jaar, met de Belgische mannen zitten we nu aan 22,8 jaar. Het ideaalplaatje is om van elke leeftijd een paar jongens te hebben. Diversiteit. Te veel ouderen is niet goed, een overaanbod van jonge gasten ook niet. En dat zie je nu bij de dames: de groep jongeren is te groot, terwijl je ook ervaring nodig hebt.”

De weg naar het bedrijfsleven

De meeste internationals studeren of hebben naast het hockey nog een job. Zouden jullie niet liever met profs werken?

Lammers: “Totaal niet. Er is in de eerste plaats niet genoeg geld te verdienen met hockey, maar ik vind het ook een voordeel dat de jongens studeren of een job hebben. Twee of drie maanden voor de Spelen moeten ze wel fulltime ter beschikking zijn, maar vier jaar alleen maar hockeyen… (blaast) Heel saai. De Nederlandse volleyballers zijn binnen het Bankrasmodel inderdaad olympisch kampioen geworden, maar vielen na hun carrière bijna allemaal in een zwart gat omdat er geen vangnet was.”

Kina: “Je moet acht of negen maanden per jaar iets anders kunnen doen. Ook op dat vlak is er veel veranderd. Jongeren moeten van hun ouders niet meer stoppen met hockeyen omdat ze beginnen te studeren, maar ze mogen hun studie spreiden over zeven of acht jaar. In andere landen was dat al langer het geval, stilaan geraakt dat nu ook in België ingeburgerd. En uiteindelijk halen ze, met een paar jaar vertraging, hun diploma toch, met daarnaast nog de ervaring dat ze aan een WK of Olympische Spelen deelgenomen hebben.”

Lammers: “Misschien zouden ook voetballers er goed aan doen om naast hun sport nog iets anders te doen. Uit een onderzoek in Nederland is gebleken dat mensen die zich persoonlijk ontplooien, zich ook in de sport verder ontwikkelen. Wie bijvoorbeeld een job heeft of in het buitenland gaat wonen, zal vaak beter beginnen te hockeyen. Want je leert meer voor jezelf op te komen, je krijgt meer zelfvertrouwen… Een mens wordt geboren om iets te verwezenlijken. Hoe minder je te doen hebt, hoe saaier het leven, dus heb ik graag dat mijn spelers nog andere uitdagingen hebben. Iemand die naast zijn sport niets doet, spreek ik daar zelfs op aan. ‘Doe iets, jongen!’ Anders word je zoals een voetballer.” (zakt onderuit op de stoel)

Kina: “Wij proberen zo te periodiseren dat daar genoeg ruimte voor is, maar in de periode dat je fulltime voor de nationale ploeg ter beschikking moet zijn, dan is het ook écht fulltime. Geen excuses.”

Lammers: “Wie international is, heeft doorzettingsvermogen en een goede mentaliteit, dat beseft de Nederlandse bedrijfswereld nu ook. Als ze iemand zien die studie en topsport gecombineerd heeft, dan roepen ze: ‘Die moet ik hebben.’ De meeste internationals die ik gecoacht heb, hebben een goede job.”

Slotvraag: hebben jullie ook iets aan elkaar?

Kina: “Er is, op vraag van Bert Wentink, heel veel overleg. Korte vergaderingen over bepaalde aspecten.”

Lammers: “Dat is goed, vind ik. In je eigen groep zie je vooral moeilijkheden, bij je collega’s mogelijkheden.”

DOOR CHRIS TETAERT – BEELDEN: BELGAIMAGE

“Twaalf jaar geleden vroeg ik aan de Belgische hockeybond of we eens een oefenwedstrijdje konden spelen. Het antwoord: ‘Wij hebben geen nationale damesploeg in België.'” Marc Lammers

“Misschien zouden ook voetballers er goed aan doen om naast hun sport nog iets anders te doen.” Marc Lammers

“Het zal zeker nog vier, vijf jaar duren vooraleer we op hetzelfde niveau als de heren staan.” Pascal Kina

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content