Een discutabele toewijzing van het kampioenschap, een parcours herschapen in een zelden geziene modderpoel en de onverwachte opgave van Roland Liboton. Nooit heerste er meer controverse rond een WK veldrijden dan voor, tijdens en na de editie van 1986 in Lembeek. Een reconstructie, 25 jaar na het grootste debacle uit de geschiedenis van het wereldkampioenschap cyclocross.

Al van bij de aanbesteding in 1984 staat in de sterren geschreven dat het WK van twee jaar later op een fiasco zal uitdraaien. Drie verenigingen stellen zich kandidaat bij de Belgische wielerbond: de Novavrienden uit Asper, de Lustige Pedaalridders uit Lembeek en de Sportvrienden uit Overijse. Met een bedrag van net geen 6,1 miljoen Belgische frank (151.000 euro), ruim een kwart miljoen meer dan dat van Asper en Overijse, doet Pol Debast, voorzitter van de Pedaalridders, het hoogste bod. Maar na de inspectie van alle parcoursen in de winter van 1985 wijst de Internationale Wielerunie het WK toe aan Asper. “De omloop van Lembeek, die onder een pak sneeuw lag, werd wel goed bevonden, maar die van Asper was volgens de UCI-inspecteurs het meest geschikt. Het parcóúrs gaf de doorslag, niet het geld”, zegt ex-bondsvoorzitter Laurent De Backer.

De Pedaalridders uit Lembeek laten het daar niet bij. Jean-Pierre Debast, zoon van de intussen overleden Pol Debast en toenmalig secretaris: “We kregen van de UCI een brief met de melding dat ons parcours was goedgekeurd, maar van de Belgische bond ontvingen we het bericht dat onze omloop was afgekeurd. Wij hebben die brieven in zes talen vertaald en daarvan duizenden exemplaren rondgedeeld op het WK in München, midden februari 1985. De UCI en de KBWB waren daar natuurlijk niet blij mee, zeker niet toen we daarna ook een rechtszaak aanspanden. Onze omloop had groen licht gekregen én we hadden het hoogste bod gedaan. De rechter had dus geen andere keuze dan ons – op basis van de reglementen – gelijk te geven.” Zowel De Backer als Ernest De Vuyst, toen voorzitter van de sportcommissie, herinnert zich echter niets meer van een rechtszaak.

Omdat de Novavrienden uit Asper niet tijdig hun bankwaarborg kunnen betalen, kantelt de zaak definitief. Voorzitter Etienne Gevaert: “Ik wilde niet dat iemand binnen mijn bestuur zich persoonlijk garant zou stellen voor een som van bijna zes miljoen frank. Via onze sponsors zou dat wel lukken, maar omdat we te lang moesten wachten op een handtekening van een belangrijke geldschieter, overschreden we de deadline om de tweede schijf van veertig procent te betalen. Zo raakten we het WK kwijt.” Op 12 juni 1985 wijst de UCI de organisatie definitief toe aan Lembeek. Een vergiftigd cadeau voor de Lustige Pedaalridders. Jean-Pierre Debast: “Twee grote sponsors hadden al afgezegd, aangezien hun marketingbudget in het begin van het jaar al opgemaakt was. Een verlies van een miljoen Belgische frank! We moesten alle hens aan dek roepen om dat via kleinere sponsors te compenseren. Uiteindelijk hebben we zelfs een aantal appartementen van de familie Debast als waarborg gegeven.” Een WK organiseren op zeven maanden tijd blijkt ook niet vanzelfsprekend. “Ons huis was die laatste maanden een zottenkot: honderden telefoons en brieven, tientallen vergaderingen over van alles en nog wat… Gelukkig konden we op tweehonderd vrijwilligers rekenen, anders waren we nooit tijdig klaar geraakt.”

Omgeploegde grond

Wanneer het in de weken voor het WK fel begint te regenen, beginnen de problemen. “Een groot deel van het parcours lag op een braakliggend stuk grond van een boer, die wij 10.000 frank hadden gegeven om zijn land niet om te ploegen”, vertelt Debast. “Maar de maandag voor het WK deed hij het tóch. ‘In de paardensport – zijn vader zat in het bestuur van Waregem Koerse – doen ze dat ook’, lachte hij. Maar wij zaten wel met de gebakken peren. Het water kon niet meer van de hellingen afglijden en bleef staan in de ondoorlaatbare leemgrond. Alle dranghekken en paaltjes hebben we met de hand naar het parcours moeten dragen, want onze tractor bleef in de modder steken …”

Wanneer de Belgische renners de dagen erna de omloop verkennen, stijgt het protest: “Een WK-parcours onwaardig. Vér over de grens”, luidt het oordeel. Dat is ook de mening van titelverdediger Klaus-Peter Thaler, die ermee dreigt niet te starten: “Wij zijn veldríjders, geen veldlopers.” Het is wachten op het oordeel van de technische commissie van de UCI die op vrijdag het parcours een laatste keer inspecteert. Dat loopt echter niet volgens het boekje. Marc Van Landeghem, toen journalist bij Het Volk: “De voorzitter van de commissie, een Engelsman, had zijn laarzen niet bij en kon moeilijk met zijn gewone schoentjes door de modder lopen. Terwijl hij in de perszaal bleef, liet hij zijn medewerkers – met walkietalkies in de hand – de omloop verkennen … Zo is het parcours definitief goedgekeurd.”

De omloop aanpassen, een eis van veel renners, blijkt niet mogelijk. “Wij wilden enkele zware stroken vermijden en hier en daar een lus afsnijden, zodat er minder gelopen moest worden, maar dat mocht niet van de UCI. Het parcours móést behouden blijven”, aldus Debast. “Aangezien alle renners op de omloop trainden, werd hij steeds meer kapot gelopen. Van een alternatief oefenparcours was toen ook nog geen sprake.” Uit de schande van het WK van 1979 in het Italiaanse Saccolongo, waar de crossers behalve op de weg overál moesten lopen, had de UCI duidelijk niets geleerd.

Sneeuwmannen

Wanneer de amateurs op zaterdagnamiddag aan hun WK beginnen, zijn de Pajotse weiden herschapen in een half moeras. Op bijna de helft van het pacours zakken de renners tot hun enkels in de modder. Zelfs in de steile afdalingen moeten de meesten van de fiets. Tot jolijt van één man: de 31-jarige Italiaan Vito Di Tano, die zeven jaar eerder in … Saccolongo al de regenboogtrui bij de amateurs had veroverd, maar daarna alleen nog kleine Italiaanse crossen won. Met zijn lange stelten loopt de spoorwegarbeider zijn concurrenten aan flarden. In de achtergrond strijden de Belgen Yvan Messelis en Ludo De Rey in een hevige sneeuwstorm om de podiumplaatsen. Messelis: “Na een ronde viel de hagel en de sneeuw met bakken uit de lucht. Je zag geen vijf meter ver. Ik denk niet dat de weinige toeschouwers ons konden herkennen. We waren sneeuwmannen geworden”, lacht de tweevoudig Belgisch amateurkampioen die na een moeilijk begin samen met Di Tano weer vooraan raakt. “Toen hij versnelde, moest ik passen. Ik kon goed lopen, maar aan de Italiaan was er niets te doen. Als hij twee stappen in de modder zette, moest ik er vier plaatsen.”

Zeventien seconden na Messelis komt de Belgische amateurkampioen Ludo De Rey klappertandend als derde over de streep. “Ik had me niet voldoende gekleed, waardoor ik half onderkoeld raakte”, vertelt de Mechelse grafmaker. “Toen de journalisten mij om een reactie vroegen, kon ik zelfs niet praten. Mijn lippen waren bevroren … En op het geïmproviseerde podium – drie glibberige tafeltjes met elk een genummerd blaadje papier – kon ik me nauwelijks rechthouden op mijn schoenen met spikes. Di Tano moest me vastpakken of ik viel omver.”

Ook in de nacht van zaterdag op zondag regent het fel. Iedereen houdt zijn hart vast voor de wedstrijd van de junioren, die plaatsvindt op zondagvoormiddag. “Nu zouden ze geen 17-jarige jongens op zo’n zwaar parcours loslaten”, vertelt Marc Janssens. “Maar voor mij geen probleem: ik kon door mijn grote behendigheid lang fietsen, terwijl anderen moesten lopen. Na een aarzelende start schoof ik langzaam op tot een zesde plek, al had ik ook op het podium kunnen staan. In een afdaling waar ik tijdens de training probleemloos naar beneden was gereden, stapte ik telkens van de fiets omdat de anderen dat ook deden. Achteraf heb ik vaak gevloekt: ‘Sukkelaar! Dat je dat niet gedurfd hebt…'”

De winnaar bij de junioren – Stuart Marshall – schenkt Groot-Brittannië zijn allereerste wereldtitel in het veldrijden. Marshall was als enige 18-jarige aan de start gekomen. “Iedereen – ook de Belgische bond – ging er al jaren van uit dat alleen eerstejaarsjunioren aan het WK mochten deelnemen, maar de Britse federatie betwistte dat zogenaamde reglement en kreeg gelijk van de UCI”, vertelt Janssens. “Marshall was met zijn jaartje extra het best bestand tegen het lopen in de koude en de modder. Ik ben hem nog altijd dankbaar, want anders had ik in 1987 – als 18-jarige – moeten thuisblijven en was ik in Mladá Boleslav nooit wereldkampioen geworden.”

Hét beeld van het WK junioren is dat van Kurt De Roose, die na de aankomst huilend in elkaar zakt en warm gewreven wordt door zijn verzorgers. “Ik was in de eerste ronde gevallen in een afdaling, waardoor ik al meteen doorweekt raakte”, zegt de Oost-Vlaming. “Bovendien was ik met mijn hoofd ergens tegenaan geknald. In trance en op karakter heb ik de cross uitgereden. Ik weet nog altijd niet hoe ik erin geslaagd ben om 22e te worden. (lacht) Na de finish ben ik zelfs even flauwgevallen. In het ziekenhuis bleek dat ik een lichte hersenschudding had opgelopen en dat ik helemaal onderkoeld was. Ik heb de tv-beelden daarna maar één keer willen zien. Onmenselijk …”

Mensen of beesten?

Na de juniorkoers beslist profwereldkampioen Klaus-Peter Thaler definitief niet te starten, en ook Roland Liboton, de grote hoop van de Belgen, is bijzonder hard: “Zijn wij mensen of beesten?” Nochtans wordt de Brabander samen met Hennie Stamsnijder aangezien als dé topfavoriet. Liboton heeft alweer het seizoen gedomineerd – eindoverwinning Superprestige, Belgische titel – en is net als de Nederlander een heel goede loper. Ook bondscoach Robert Vermeire, vijfvoudig wereldkampioen bij de amateurs en zelf nog deelnemer, is vol vertrouwen voor de start: “Roland kan op dit parcours niet geklopt worden.” De 41-jarige West-Vlaming trekt – in opdracht van zijn kopman – bij de start meteen door en rolt zo de rode loper uit voor Liboton, Stamsnijder en de Zwitsers Pascal Richard en Albert Zweifel. Al in de eerste ronde scheidt dat viertal zich definitief af. Liboton, duidelijk de minste in de loopstroken, haakt halverwege de tweede ronde al af en aan de derde materiaalpost verlaat hij de wedstrijd, tot consternatie van de toeschouwers.

“Ik was net als Thaler beter in mijn zetel blijven zitten, maar dat kon ik voor eigen volk toch niet maken?”, vertelt Liboton. “Nochtans was ik verre van honderd procent. Na mijn Belgische titel in Koersel had ik een zware verkoudheid opgescharreld. Ik was daar nog niet volledig van hersteld. In de eerste ronde voelde ik al meteen dat ik over mijn toeren aan het gaan was om Stamsnijder en de Zwitsers te kunnen volgen. Maar als ik wél in orde was geweest, dan had ik ook niet gewonnen. Op zo’n zwaar parcours waren Richard en Zweifel veel frisser, want zij hadden geen lang seizoen achter de rug. Zweifel mocht van zijn federatie zelfs niet deelnemen aan de Superprestige, zodat hij meer in eigen land zou rijden.”

De Belgische wielerbond neemt geen genoegen met Libotons excuses. Vooral Ernest De Vuyst, voorzitter van de sportcommissie, spreekt harde taal na de aankomst: “Als je de beste wil zijn, mag je zoiets niet doen. Roland heeft nog maar eens aangetoond dat hij een kleine kampioen is.” De media wijzen op het liederlijke leven en de mentale broosheid van Liboton, die niet strijdend ten onder kon gaan. “Als alles klopte, was hij bijna onverslaanbaar”, vertelt Mark Van Lombeek, in die tijd wielercommentator bij de BRT. “Maar als er hem iets niet aanstond, of het niet honderd procent liep zoals hij het wou, gaf hij er vlug de brui aan. In 1985, op de besneeuwde omloop van het WK in München, was hij ook al door het ijs gezakt, terwijl hem dat goed had moeten liggen.”

Na het debacle van Lembeek gaat de carrière van de succesrijkste veldrijder van de jaren tachtig langzaam in dalende lijn. Liboton wordt nog wel drie keer Belgisch kampioen (1987, 1988, 1989) en wint nog eenmaal de Superprestige (1988), maar een vijfde wereldtitel zit er niet meer in. In Mladá Boleslav geeft hij forfait wegens ziekte, in Hägendorf rijdt Pascal Richard hem bijna op zes minuten en in Pôntchateau verlaat hij de strijd na een valpartij.

Gebogen zool

Libotons opgave, de enige in de wedstrijd, effent het pad voor Stamsnijder. De Nederlander neemt in de vierde ronde het commando, maar wordt gemakkelijk gecounterd door de fris ogende Richard. Zweifel lijkt aan de rekker te hangen. Voor Stamsnijder is de prestatie van de toen amper 21-jarige Richard geen verrassing. “Sowieso had hij het voordeel dat hij als wegrenner laat aan het veldritseizoen begon en daardoor frisser was, maar hij was ook een van de weinige wegrenners die op training heel vaak liep. Vaak ging hij op de ochtend van een wedstrijd zelfs een tiental kilometer joggen.”

Stamsnijder lijkt de grootste kanshebber, maar zakt in de zesde van de acht ronden plots terug. “Op de steile trappen met de boomstammen – waar je voortdurend moest balanceren – had ik me verstapt. Ik kreeg krampen in mijn kuit en moest Richard en Zweifel laten gaan.”

De twee duiken samen de laatste ronde in. Daarin slaat Zweifel op een zware loopstrook een definitieve kloof. Verrassend, want Richard had Zweifel tien maal op rij geklopt, onder meer in het nationaal kampioenschap. Na ruim een 1 uur en 16 minuten ploeteren komt de 36-jarige Zweifel als eerste over de streep in zijn achttiende WK bij de profs. “Ik heb mijn ervaring gebruikt en lang gewacht om mijn versnelling te plaatsen, want ik wist dat ik de sterkste was. De fundamenten van deze wereldtitel heb ik gelegd met mijn vele looptrainingen in de zomer”, vertelt de Zwitser na de aankomst aan BRT-journalist Marc Stassijns.

Zweifel, die tussen 1976 en 1979 al vier keer wereldkampioen was geworden, geeft later toe dat hij nog een ander geheim had: een paar bruine schoenen met een gebogen zool en vreemdsoortige noppen. “Ik had die ook gedragen op het WK in Saccolongo. Zeven jaar lang stonden ze thuis in de kast. De week voor het WK hoorde ik dat Lembeek net als Saccolongo een halve veldloop zou worden. Dus nam ik die schoenen maar mee. Ze kwamen goed van pas …” (lacht)

Voor de Belgen draait het WK in eigen land uit op een grote mislukking. Eerste landgenoot, op de zesde plaats, is Paul De Brauwer. “Na de opgave van Roland kreeg ik het Belgische publiek achter mij, maar het podium was te hoog gegrepen.” Bondscoach Robert Vermeire eindigt op zijn 41e nog als tiende, huidig bondscoach Rudy De Bie finisht als 14e: “Mijn beentjes waren te kort voor de hoge trappen en de diepe modder.”

Gezien de anticlimax in het WK voor profs, wordt het traditionele avondfeest in het kamp van de Belgen, kasteel Gravenhof in Dworp, afgelast. Yvan Messelis: “Ik had gedacht dat Ludo De Rey en ik in de bloemetjes gezet zouden worden, maar dat was ijdele hoop. Er heerste een rouwstemming. Iedereen pakte zijn boeltje en reed naar huis. Rond zes uur ’s avonds was ik al thuis. Ik zie me nog zitten in de zetel: half ontgoocheld, terwijl ik de dag ervoor zilver gewonnen had …”

Schoenen met hoge hakken

Voor organisator Jean-Pierre Debast is het werk dan nog niet afgelopen. “De ironie van het lot wilde dat het die zondagnacht begon te vriezen, tot min tien graden. ’s Anderendaags konden we met een camion op het veld rijden! De grond was zo hard als steen… De poten van de dranghekken, die vastgevroren waren, moesten we zelfs met een drilboor loswrikkelen. En in de grond hebben we zeker vijftig schoenen met hoge hakken gevonden. Veel vrouwen uit de streek waren voor het eerst in hun leven naar een veldrit gekomen en hadden zo’n ploeterpartij niet verwacht.” (lacht)

Zij waren niet de enige die een slecht gevoel overhielden aan het WK. Een kampioenschap waarin de UCI en de Belgische wielerbond zichzelf, maar vooral het imago van het veldrijden, letterlijk en figuurlijk door het slijk haalden. De kritiek in de pers was dan ook striemend: “Wie kon het moreel verantwoorden om renners met deze slavenarbeid op te zadelen? De omloop was een aanfluiting voor het veldrijden, een kaakslag voor diegenen die het goed menen met deze sport. Het deed denken aan historische opvoeringen uit lang vervlogen tijden: mensen die veel geld neerdokken om te zien hoe anderen zich afbeulen”, schreef Sport ’80, de voorloper van dit blad. Niemand die er toen een cent op durfde te verwedden dat deze kleine sport 25 jaar later populairder dan ooit zou zijn …

DOOR JONAS CRETEUR

Na de finish ben ik flauwgevallen. In het ziekenhuis bleek dat ik een lichte hersenschudding had opgelopen en dat ik helemaal onderkoeld was.” Kurt De Roose

“Ik was net als Klaus-Peter Thaler beter in mijn zetel blijven zitten.” Roland Liboton

“Er heerste een rouwstemming. Iedereen pakte zijn boeltje en reed naar huis.” Yvan Messelis

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content