Erdoor gefascineerd als kind/tiener/sportfan/journalist en ernaartoe geleefd als een atleet begonnen wij vorige week aan onze allereerste Spelen. Om ons te laten dopen en onder te dompelen in het gigantische olympische bad. Voorlopig zonder te verdrinken, ondanks alle voorspelde rampspoed die Rio zou treffen. Een verslag vanuit de buik van de Spelen, deel 1.

‘Mag ik hier plaatsnemen?’, vraagt ze, gehuld in een knalgroene Ierse outfit, met atypisch hoogblond haar en bovendien bloedmooi. Natuurlijk zeggen we ‘yes, of course‘ – het maakt de twaalf uur lange vliegtuigreis richting Rio des te aangenamer. Haar naam: Saskia Tidey, een 23-jarige zeilster uit Dublin, die met ploeggenote Andrea Brewster vrijdag zal starten in de 49’ers-categorie. In een (uiteraard) journalistiek reflex vragen we haar de (figuurlijke) kleren van het lijf en horen we het herkenbare verhaal van een jonge meid die ervan droomde om deel te nemen aan de Olympische Spelen. Die droom zal ze straks beleven, weliswaar zonder de steun van haar ouders, die thuis samen met de hele familie voor tv zullen supporteren.

Tidey is blij dat ze, voor een keer, niet eerst gevraagd wordt naar het vervuilde zeilwater in Rio. ‘Wij krijgen als zeilsters sowieso weinig aandacht, en als dan eindelijk ons vierjaarlijkse hoogtepunt eraan komt, gaat het alleen dáárover – niet over onze sport, onze ambities. Natúúrlijk is het triest dat het niet is opgelost, maar is dit een Braziliááns probleem? We zijn met zijn allen de wereld om zeep aan het helpen door onze manier van leven. De journalisten die al die verhalen over het vervuilde water schrijven, zijn allicht de eersten om een blikje uit hun auto te gooien. Hypocrieten!’

Van hypocriet gesproken, rechts naast ons zitten twee Russische cameramannen. Ze verstaan amper Engels, maar het woord doping wel. Hun reactie op alle schandalen: ‘It’s the Americans! They want our blood!’ Ze begrijpen duidelijk niet dat ze zelf dat bloed hebben volgespoten met allerhande troep.

Tideys verhaal en dat van de Russen zijn typerend voor het gesternte waaronder deze Spelen zijn gestart. Een maandenlange tsunami van onrustwekkende berichten over politieke, economische, budgettaire, infrastructurele, veiligheids- en Zikavirusproblemen die het sportieve naar de achtergrond duwden en deden uitschijnen alsof de Spelen één grote chaos zouden worden. Zelfs in Brazilië werd er gegrapt dat als God een Braziliaan is, hij nog in zijn ‘Oude Testamentfase’ zit en dat het land is getroffen door de tien plagen van Egypte – alleen de sprinkhanen waren nog niet in Rio geland.

Anderzijds leefde de hoop dat de leuze op de Braziliaanse vlag, Ordem e Progresso, (Orde en Vooruitgang) niet zomaar een spreuk is. En dat de Carioca’s hun improvisatietalent en vindingrijkheid om problemen op te lossen, jeito genoemd, zouden aanwenden om ondanks alle voorspelde calamiteiten van de eerste Zuid-Amerikaanse Spelen toch een succes te maken.

Ons (voorlopige) oordeel na een eerste week in Rio: een mug hebben we nog niet gezien, laat staan een al zwaaiend met een Zikavlagje. Door onze muggenmelk die we, op aanraden van de geneesheren, plichtsgetrouw op ontblote armen en benen smeren? Of gewoon omdat in de winter de muggen minder talrijk zijn in Rio, hoewel het hier nochtans nog altijd elke dag minstens twintig graden is? Vooraf werd zelfs gezegd dat de kans dat we overvallen, of zelfs vermoord zouden worden, vele keren groter was. Maar onveilig hebben we ons nog niet gevoeld. We logeren dan ook in een studio in het ‘rijkere’ en zeer levendige deel van Rio, net op de grens tussen het Copacabana- en het Ipanemastrand, waar het krioelt van onder meer Zona Sul-supermarkten (perfect te vergelijken met de Europese warenhuizen) en de buffetrestaurants (waar je, zoals ook in dat van het Media Centre, betaalt volgens het aantal gram dat je op je bord legt). Aan een bezoekje aan de favela’s, waar de politie dit jaar zeer hardhandig en brutaal te werk ging en een recordaantal moorden op haar ‘erelijst’ heeft staan, hebben wij ons nog niet gewaagd – we hebben er ook de tijd niet voor.

Bovendien is het getal van 85.000 agenten en militairen die de veiligheid moeten garanderen, allerminst overdreven. Zelfs aan onze studio, in een nochtans kleine straat, zien we af en toe blauwe uniformen wachten op… Ja, op wie eigenlijk? Aan de ingang van het metrostation, 300 meter verder, bivakkeren ze de klok rond, hetzelfde geldt voor de omgeving van het olympisch dorp en park (met de hallen voor alle indoorsporten) in Barra, ten westen van Rio, en het nabijgelegen Media Center. Daar zijn machinegeweren bijna even talrijk als laptops (een grove overdrijving, maar u snapt ons punt). Elke venue raak je trouwens niet binnen, ook niet als journalist, zonder de metaaldetector te passeren. Ook hier zijn flessen water verboden, behalve lege, maar dan worden de etiketten er wel afgescheurd als het om een merk gaat dat niet tot het Coca-Colaimperium behoort – het IOC beschermt niet alleen gedopeerde Russen, ook zijn sponsors.

Wat rest er nog? Onze grootste zorg vooraf: transport. De nieuwe metrolijn 4, die begint aan onze studio, tot in Barra, waar je een nieuwe BRT-bus (op afgesloten rijbanen voor de rest van het verkeer) moet nemen richting olympisch park, werd pas net voor de Spelen geopend, maar werkt voorlopig perfect, net als de metro- en treinlijnen richting het andere, oostelijke deel van Rio, waar onder meer de opgeknapte haven, het historische centrum, het Maracanã- en het verderop gelegen atletiekstadion liggen. Op nauwelijks drie kwartier stonden we zo na de openingsceremonie terug in onze studio.

Ook het alternatief, de voor de journalisten ingelegde bussen, die op de zogenaamde olympic lanes, afgebakend met groene verf en met Rio 2016-symbolen, mogen rijden, marcheert prima – ja, we worden verwend. Iets langere reistijd dan gepland, niet altijd stipt op tijd, en de wifi aan boord hapert soms, maar we klagen niet.

Dat alles maakt dat we onze keuze voor een studio op Copacabana, en niet in het sociaal geïsoleerde en oersaaie mediadorp waar het merendeel van de journalisten verblijven, nog niet hebben beklaagd, zeker niet toen een Nederlandse fotograaf vertelde over hoe hij bij het binnengaan van zijn kamer de klink plots in zijn hand had en hij zich, ondanks al dagen klagen bij de organisatie, nog altijd met ijskoud water moet douchen.

Ondanks het wegblijven van de sprinkhanen of andere Egyptische plagen zijn ze er natuurlijk wel, de logistieke en organisatorische problemen. En als je een praktische vraag hebt in een van de stadions, moet je al veel geluk hebben dat je op een agent vrijwilliger of lid van de organisatie botst die een ‘I speak English‘ op zijn accreditatie heeft staan – de rest kijkt je aan alsof je van Mars komt. Anderzijds is hun enthousiasme wel hartverwarmend, ook van de vrijwilligers die van buiten Brazilië komen, zoals Annalie Colina, met wie we in de metro aan de praat raakten. In het dagelijks leven businessanalist in het kinderziekenhuis van Stanford, Californië, en hier in Rio (soms ongeduldige en boertige) journalisten helpend met IT-problemen. Toch blijft ze altijd even vriendelijk, ook al worden alleen haar vervoer en de maaltijd tijdens haar shift vergoed. De rest, vliegtuigreis, logies, competitietickets, moet ze zelf betalen. Bovendien wist ze pas twee weken voor de Spelen dat ze effectief naar Rio kon gaan – de selectieprocedure was helemaal in het honderd gelopen. Maar dat heeft ze ervoor over, om te kunnen socializen met al die duizenden internationale vrijwilligers, de verbondenheid en kameraadschap tussen hen te zien groeien, en om zo nieuwe mensen, zoals ons, te ontmoeten. Zo wil ze een beetje meer van de wereld begrijpen en de genoegdoening hebben om bij te dragen tot zo’n megaevent als de Spelen, iets wat ze nog meer voelt bij haar collega’s uit Brazilië, vastberaden om de critici hun ongelijk te bewijzen.

Van de grote ontevredenheid die er in Brazilië en Rio leeft over de torenhoge kosten van de Spelen, in infrastructuur en andere projecten die alleen de rijkeren zouden bevoordelen, hebben we al twee kanten gezien. Een positieve, zoals toen we vorige woensdag op amper honderd meter van onze studio plots twintig agenten aan een kruispunt al geeuwend zagen postvatten. Onze Braziliaanse real viel meteen: een passage van de olympische vlam, weliswaar pas víér uur later. Toen we om middernacht weer uit onze studio afdaalden, was de straat volgepakt met enthousiaste Carioca’s (inwoners van Rio) die de vlam enthousiast toejuichten. Van protest geen sprake. Dat wordt dan ook (zoals enkele dagen ervoor in een armere wijk in Rio) meteen in de kiem gesmoord door de zwaarbewapende agenten die de vlam, of beter een minireclamekaravaan, beschermen.

Een andere kant zagen we daags erna op Copacabana, waar aan het Palacehotel – peperduur, vijf sterren, waar de rijken der Brazilianen en ook FIFA- en IOC-leden logeren – enkele tientallen mensen samen troepten, uitgerust met spandoeken, pamfletten en brandblusapparaten die een papieren olympische vlam moesten doven. Een uur lang klinkt het ‘Fora Temer‘ (weg met Temer), de Braziliaanse interimpresident Michel Temer die Dilma Roussef vervangt, voor de afzettingsprocedure wegens vermeende corruptie die later deze maand gestart wordt. Ook hier zijn de ordetroepen in groten getale aanwezig, maar ze laten de protestanten wel hun ding doen. Zeer contrasterend: nauwelijks twintig meter verder staan grote olympische ringen, waar andere Brazilianen dolenthousiast selfies nemen. Andere Carioca’s lopen en fietsen dan weer ongestoord en nauwelijks opkijkend voorbij.

VRAAG AAN LOCHTE

Wat ons betreft (voorlopig dus) een organisatorische meevaller, deze OS, al beseffen we heel goed dat we als journalist een bevoorrechte positie bekleden. Maar zo kunnen we ons tenminste concentreren op datgene waar we voor naar Rio zijn gekomen: het sportieve gedeelte. In de dagen voor de opening vooral gevuld met persconferenties. Van alle landen, atleten en sporten, maar twee wilden we absoluut zien: die met de Amerikaanse zwemsterren Michael Phelps, Katie Ledecky en Ryan Lochte, en met de NBA-sterren van Team USA. We waren niet de enige, want telkens zat de Sambazaal in het Media Center (700 plaatsen) zogoed als vol.

Wel twee verschillende concepten. Phelps en co beantwoorden vragen van journalisten die als dolenthousiaste lagereschoolkinderen hun hand omhoogsteken in de hoop aangeduid te worden door de persverantwoordelijke. Die koos logisch voor de traditionele Amerikaanse zwemspecialisten, maar ook wij waagden onze kans. Niet gelukt bij Phelps, wel bij Lochte, wanneer de persman plots in onze richting wijst. Of Phelps hem al heeft uitbetaald, na hun weddenschap (van naar verluidt 1000 dollar) na Londen 2012, waarbij Lochte beweerde dat zijn rivaal en goeie vriend na zijn toen aangekondigde pensioen zeker een comeback zou maken. Lochte lachte, zei dat Phelps inderdaad had gedokt, maar hoeveel, daar bleef hij wazig over. Phelps had net ervoor wel indruk gemaakt: ad rem, gevat, grappig, to the point, wars van clichés, met duidelijke standpunten, onder meer over doping – de Amerikaanse pers hing aan zijn lippen.

Bij de NBA-vedettes van Team USA kon dat bijna letterlijk, want zij werden na een korte introductie verspreid over de hele zaal, voor ‘one-on-one’-interviews. Al is dat een zeer rekbaar begrip, want de meute journalisten stortte zich, als een zwerm bijen op een pot confituur, op de spelers – er was nauwelijks een doorkomen aan.

Het hoogtepunt, althans vóór de gouden medaille van Greg Van Avermaet, moest dan nog volgen: de openingsceremonie. Wat we daarvan zullen onthouden? Dat je met een tiende van het budget van Londen en met wat ‘MacGyvercreativiteit’, zoals de organisatoren het zelf noemden, ook een origineel en zeer bezienswaardige show ineen kunt boksen, met onder meer supermodel Gisele Bündchen, die op naaldhakken een nieuwe olympische discipline toevoegde: het catwalksnelwandelen. Met ook de hypocriete milieuboodschap over de stijging van de zeespiegel, terwijl de Guanabarabaai van Rio nog altijd een halve rioolput is, de Phexit van Michael Phelps, die nadat hij de Amerikaanse vlag had binnengedragen meteen weer het stadion verliet, de taekwondoka uit Tonga die met ontbloot bovenlijf, ingewreven met liters olie, zowat het meeste applaus van de avond kreeg, en de Indiase journalist die ons nog enthousiast had begroet als inwoner van een great hockey nation, maar naast ons in slaap viel en begon te snurken tijdens de ellenlange landenparade. Ook dát zijn de Olympische Spelen, en daar zullen we tot volgende week zondag nog uitgebreid van genieten.

Als de sprinkhanen wegblijven tenminste.

DOOR JONAS CERTEUR IN RIO – FOTO’S BELGAIMAGE

Van de grote ontevredenheid die er in Brazilië leeft over de torenhoge kosten van de Spelen, hebben we al twee kanten gezien.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content