De kleedkamer van een club is het heilige der heiligen. Wij mochten een blik werpen in die van Standard, zowel op Sclessin als op de Académie Robert Louis-Dreyfus.

Het geheim van de kleedkamer, het is iets dat de clubs en de spelers angstvallig afschermen en het gebeurt dan ook maar zelden dat men toegang krijgt tot dit heiligdom, waar de groepsgeest gevormd wordt, het spelsysteem en de ambitie bepaald, het succes voorbereid enzovoort. De kleedkamer van de Académie is flink in het sop gezet, er valt geen spatje vuil meer te bespeuren. “Het is een plezier om in zo’n omgeving te werken”, liet Wilfried Dalmat zich al meermaals ontvallen sinds hij overkwam van Bergen. “Het is een cocon waarin iedereen zijn gewoontes mag hebben en waarin de groep zich in alle rust kan voorbereiden. Alles is perfect geregeld en de spelers moeten maar met één ding bezig zijn: voetbal.”

Volgens Dalmat en andere spelers die al wat omzwervingen achter de rug hebben, zijn de Rouches met deze infrastructuur tien jaar voor op de meeste clubs – en vaak niet de minste – waar spelers met hun eigen wagen naar het trainingsveld moeten rijden nadat ze zich omgekleed hebben. Wanneer ze dan iets vergeten in het stadion, ergeren de trainers zich blauw. Hier op Sart-Tilman hoef je maar een deur van de kleedkamer open te trekken en je bevindt je al op een oefenterrein.

Voor wat hoort wat: de orde, de netheid en de ernst moeten de spelers ervan overtuigen dat de club niets aan het toeval overlaat en dat van hen hetzelfde verwacht wordt. De inrichting is modern, behalve een kleedkamer is er ook een massagezaal, een doucheruimte enzovoort. Psychologisch is dat allemaal erg belangrijk, zelfs onontbeerlijk om de spelers een overwinningsdrang te bezorgen en de oude waarden van werk en fierheid een boost te geven.

De juiste chemie in een kleedkamer is niet makkelijk te bereiken. Heden ten dage komen de spelers uit de vier windhoeken en ze spreken niet allemaal vier talen zoals Igor De Camargo. Een klein detail kan de trein doen ontsporen. “Ik bewonder StevenDefour, want op zijn leeftijd is het een straffe prestatie om de groep te leiden zoals hij dat doet”, zegt Léon Semmeling. “Ik ben zelf lange tijd kapitein van Standard geweest, maar dertig of veertig jaar geleden was dat iets eenvoudiger. De groep bestond vooral uit Belgen, van wie je wist hoe ze in elkaar zaten en uit welke cultuur ze kwamen. Nu dat niet meer het geval is, moet je als kapitein nog alerter zijn. Maar één ding staat vast: een kampioenenploeg is altijd het resultaat van een goede kleedkamer.”

Laksheid en jaloezie

Frédéric Hantz, de trainer van het Franse Le Havre, verkondigde ooit een paar interessante weetjes over het leven in de kleedkamer. “Het is van het grootste belang om de bemiddelaars te kennen, de spelers die invloed hebben op de groep. Meestal zijn dat niet degenen die het vaakst of het hardst roepen. Sommige spelers blijken leidersfiguren te zijn zonder dat men echt begrijpt waarom.” Vandaar dat de kleedkamer van Standard in het verleden even goed zachtaardige leiders gekend heeft ( Christian Piot, Wilfried Van Moer of Guy Vandersmissen) als brulboeien genre ErikGerets. Vorig jaar was Siramana Dembele iemand naar wie men luisterde en hij kreeg van een gewiekste Michel Preud’homme dan ook de nodige verantwoordelijkheid, hoewel hij weinig speelde. De verstandige Dembele werd zo de spreekbuis van de bankzitters en hij kon hun moreel opkrikken. Dat was zo belangrijk dat Defour nu nog zegt: ” Sira was de belangrijkste man in de kleedkamer. Die ervaring heb ik nog niet. Zijn rol is overgenomen door vijf spelers: Oguchi Onyewu, Mohamed Sarr, Axel Witsel, Igor De Camargo en ikzelf.”

De kleedkamer van Standard reguleert zichzelf sinds het vertrek van de zeer dominante figuur die Sérgio Conceição was. Hoewel de Portugese veteraan soms een verlammende invloed had op de lager aangeschreven spelers, heeft hij toch ruim bijgedragen aan de vorming van de huidige groep. Conceição beschermde de jongeren en leerde hen het métier van voetballer. Zijn aanpak heeft allicht vruchten afgeworpen als je ziet dat Defour een tijdje geleden aan de coach vroeg om de spelersgroep tien minuten alleen te laten omdat ze na twee nederlagen eens hartig met elkaar wilden praten. Begin vorig seizoen zou de kleine van Standard zoiets niet gedurfd hebben. Dankzij de titel en de Europese campagne is zijn positie sterker geworden. Het aanzien van een kapitein verhoogt met zijn prestaties.

Een Franse specialist op het gebied van groepsdynamiek gebruikte voor de situatie in een kleedkamer heel treffend de volgende metafoor: “Wanneer in de bergen een onweer opsteekt, dan kondigt zich dat aan door een heel zwak gerommel in de verte. Hoe je als alpinist ook in beslag genomen wordt door het klimmen, je moet toch goed blijven luisteren om niet opeens door het weer verrast te worden.” Een dergelijk stil gerommel merkte Defour goed op, kort voor de uitreiking van de Gouden Schoen. Velen dachten dat die trofee geen invloed zou hebben op de samenhang binnen de groep, maar Defour had in de gaten dat waakzaamheid geboden was of er zou jaloezie en laksheid de kop opsteken en dat zou duur betaald worden.

De goedheid zelve

Ook Laszlo Bölöni lette er natuurlijk op dat de bekroning van één speler (Axel Witsel) het talent en de energie van de anderen niet in de weg zou staan. En toch kwam het tot een uitbarsting tussen Milan Jovanovic en Dieumerci Mbokani. Het was dus hoognodig dat in de wigwam van de vertrouwde Académie Robert Louis-Dreyfus opnieuw de vredespijp gerookt zou worden. De kleedkamer werd voor zijn verantwoordelijkheid gesteld: hoe een einde maken aan het wantrouwen en de onderhuidse spanningen? Daar moest het bewijs geleverd worden dat de groep weer eensgezind ten strijde zou kunnen trekken.

“Ik heb te emotioneel gereageerd”, zegt Jova. “Ik weet het, ik heb me niet bepaald ingehouden, maar het was goedbedoeld want ik merkte dat er nog anderen zich egoïstisch gedroegen. Maar alles is uitgeklaard en ik ben ervan overtuigd dat iedereen daarbij gewonnen heeft.”

Defour was in dat conflict niet de enige die het woord voerde, verre van zelfs. Benjamin Nicaise nam ook geen blad voor de mond. Mohamed Sarr wist met enkele rake woorden te zeggen waar het op stond. Verrassend genoeg was het Oguchi Onyewu die het langst het woord nam. Defour kon zich geen betere steunpilaar dromen dan de imposante Amerikaan. “Toen hij sprak, maakte dat indruk”, zegt Jovanovic. “Je mag niet vergeten dat de groep nog erg jong is. Wie heeft al buitenlandse ervaring? Onyewu, Sarr, Dieu en ik, dat is alles. Er was nog Dante, maar die is vertrokken. Ik vind Onyewu geweldig, hij is de goedheid zelve, maar wanneer hij aan een uitleg begint, dan is er geen houden aan. Op een gegeven moment kon ik hem echt niet meer volgen en wou ik door het raam springen om wat lucht te happen …”

Bende scholieren

De nieuwelingen werden goed onthaald in de kleedkamer. Ze kregen nooit de indruk dat ze maar pionnetjes zouden zijn waarmee geschoven wordt. Ze hadden dan ook geen nood aan iemand van de groep die zich persoonlijk over hen zou ontfermen. “Dat verloopt allemaal heel natuurlijk”, hebben Dalmat en Nicaise vaak verteld. “Het is een positief ingestelde groep.”

Misschien toch niet slecht om even te vermelden dat een kleedkamer niet alleen lief maar ook wreed kan zijn. Als er problemen zijn, dan sluiten de rangen zich meestal wel, maar er zijn ook voorbeelden van minder fraai gedrag. In het begin van de jaren zeventig hadden de Limburgers bij Standard het gemunt op Armand Thaeter en heel de kleedkamer was daarin gevolgd. De reden was waarschijnlijk dat Thaeter uit Duitstalig België kwam. Voor de belaagde in kwestie is dat een heel pijnlijke situatie en wanneer een verzoening onmogelijk blijkt, dan leidt dat zelfs tot woordenwisselingen op het veld. Voetballers gedragen zich nu eenmaal als een bende scholieren en zijn bepaald niet vies van een stevige practical joke. Dat die slecht kunnen aflopen, bewijst een voorval van enkele jaren geleden. Een speler van Standard had zich laten uitdagen om de verloofde van een ploegmaat te versieren. Hij liep wel een blauwtje, maar met de sfeer in de kleedkamer kwam het dat seizoen niet meer goed en mogelijk liepen de Rouches daardoor zelfs de titel mis.

In de periode onder Arie Haan vloeide de champagne telkens er iemand verjaarde. Er zijn spelers die dat jaar ettelijke keren 25 geworden zijn … Haan was een verstandige coach en tegelijk een bon vivant. De kostbare bubbels waren zijn manier om de eenheid in de spelersgroep te bewaren, de druk wat weg te nemen en enkele gezellige momenten met zijn jongens door te brengen.

Maar in elke kleedkamer ontstaat er wel eens ruzie. In 2006 zat Dominique D’Onofrio opgescheept met een kern die te vermoeid en te nerveus was, met te veel ego’s in. Defour geeft toe dat het ook dit jaar wel eens gestoven heeft in de kleedkamer. “Dat is onvermijdelijk wanneer de verwachtingen hooggespannen zijn. De muren trilden van onze ambitie. Een echte prof moet kritiek kunnen verdragen wanneer dat nodig is. Welnu, onze kleedkamer verdraagt kritiek, omdat de sfeer gezond is. Alleen in zo’n context is iedereen bereid om voor de ander door het vuur te gaan.” S

door pierre bilic – beelden: reporters

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content