Waarom Antwerp zijn spierballen laat rollen

© belgaimage
Guillaume Gautier
Guillaume Gautier Journalist bij Sport/Voetbalmagazine en Sport/Footmagazine.

Toen Laszlo Bölöni zijn Antwerp begon uit te tekenen, heeft hij in zijn zoektocht naar inspiratie zijn blik op de hemel gericht. Daar kruisten zijn ogen die van Jelle Van Damme, Dino Arslanagic, Matheus en Sambou Yatabaré, een bende reuzen van meer dan 1,90 meter. Bölöni moet er zeker een stijve nek aan overgehouden hebben, maar toen wist hij het: het voetbal op de Bosuil zou eerder met de spieren dan met de voeten gespeeld worden. Bovendien houden de supporters van gladiatoren.

Het voetbal van The Great Old heeft bijgevolg wat weg van rugby. Op het middenveld vertrekken de acties van de linkervoet van Geoffry Hairemans, eigenlijk te traag voor het ritme van eerste klasse maar tegelijkertijd te precies om er te ontbreken. Zijn passes naar de zijlijn zijn op maat voor snelle vleugelspelers zonder veel variatie in hun spel: Ivo Rodrigues zoekt systematisch naar zijn rechtervoet om voor het schot te gaan, terwijl Stallone Limbombe sowieso een voorzet probeert, of zijn directe tegenstander nu in de buurt is of niet. In het slechtste geval levert dat een corner op. Antwerp heeft er tien gehad tegen STVV afgelopen weekend, in een match die het niet echt domineerde. Het leek wel of de ploeg de hoekschoppen zocht. Maar kan je op een andere manier scoren als de nummer 9 Reda Jaadi is, een vleugelspeler?

Het idee houdt steek, want zo kunnen de reuzen gaan postvatten in de vijandige rechthoek. Daar schuilt trouwens het grootste gevaar van deze Antwerpse ploeg, die weinig inspiratie heeft als het voetballend aan de andere kant moet geraken. Ook op dat vlak is de ovalen bal nooit ver weg, want meestal is het plan: een kick naar de overkant, gevolgd door een collectieve rush om de fameuze ’tweede bal’ te veroveren. Dat gaat gepaard met gespierde en intimiderende interventies, op de rand van het toelaatbare. Een agressieve stijl die zijn hoogtepunt bereikte toen Jelle Van Damme de wei in werd gestuurd, vijf minuten voor het einde van de wedstrijd. De ex-speler van LA Galaxy, die een plaatsje kreeg in het centrum van de verdediging, liep meteen tegen een gele kaart aan en flirtte dan met de uitsluiting na een tussenkomst waar zijn homoniem Jean-Claude jaloers op zou zijn geweest. Hij klom ook een paar keer op de rug van zijn tegenstanders om een luchtduel aan te gaan. Het was bij een van die acties, ergens tussen een gespierde interventie en een duidelijke fout, dat hij aan de basis lag van de gelijkmaker van Antwerp.

Die symboliseerde perfect de filosofie waar The Great Old nu op teert. Een moeizaam bevochten bal die dan gelanceerd wordt op de rechterflank, een voorzet die lijkt voorbestemd om met de nodige moeite weggebokst te worden door de keeper van STVV, daarna een tackle in de voeten van de te balverliefde Alexis de Sart die een assist wordt en op miraculeuze wijze in de voeten van William Owusu belandt, die op zijn beurt schitterend uithaalt van op de rand van het strafschopgebied en Lucas Pirard kansloos laat.

Antwerp strijdt met de middelen die het ter beschikking heeft. Bölöni slaagt erin om een kern in de top zes te krijgen waarvan de voetbalkwaliteiten geen enkele andere kern in de Jupiler Pro League moet doen blozen. Maar de Bosuil lust de gebruikte wapens wel: zweet en spieren. Wie zei dat het kick-and-rushvoetbal uitgestorven was?

Guillaume Gautier

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content