Waarom een 4-2-3-1 niet altijd een goed recept is

© BELGAIMAGE

Zelfs Hein Vanhaezebrouck kan van mening veranderen. Echt. Sommigen noemen hem te rigide, maar vergeten dat het net was door om te schakelen naar een 4-2-3-1 dat hij een goed jaar geleden de nieuwe spelers bij AA Gent toeliet om zich in te passen en zo alsnog play-off 1 te halen. Hij maakte toen achter de diepe spits plaats voor Yuya Kubo en Samuel Kalu die naast Moses Simon aantraden. Het idee achter die ingreep was simpel: de bal bij de aanvallende middenvelders krijgen, in de hoop dat die met een individuele actie konden uitpakken.

In de Jupiler Pro League heeft zo’n plan, gekoppeld aan een rigide verdedigende organisatie, veel kans op slagen. Meer nog: het is een garantie voor puntenwinst. Het is ook wat Yves Vanderhaeghe deed bij zijn aankomst in de Ghelamco Arena, nadat hij met Oostende met dezelfde aanpak zijn grootste successen haalde, dankzij de acties van Knowledge Musona en Franck Berrier. Het is ook het strijdplan waarmee Philippe Clement Genk er weer bovenop wil helpen, met het supertalent van Alejandro Pozuelo als vertrekpunt.

Geconfronteerd met een twijfelend team dat erg moeilijk zijn principes oppikt, ook al is het spel langs de flanken al een stuk verbeterd sinds begin 2018, probeert Vanhaezebrouck ook bij paarswit een 4-2-3-1 te introduceren. Op Oostende stond Silvère Ganvoula diep in de spits, met Ryota Morioka achter hem en Alexandru Chipciu en Kenny Saief op de flanken. De bedoeling was om Morioka, de nieuwe sleutelfiguur bij Anderlecht, in dezelfde situatie te brengen als in zijn sterke seizoensbegin bij Waasland-Beveren.

Na de wedstrijd moest Vanhaezebrouck toegeven dat het geen groot succes was geweest. ‘Men ziet dat we scherpte en kwaliteit missen om het verschil te maken op een kleine oppervlakte. Hanni kon dat misschien, maar hij is weg.’

De Brusselse trainer weet dat je om in België baas te zijn met een 4-2-3-1 je bij de drie aanvallende middenvelders spelers nodig hebt die in een-tegen-eensituaties hun duels winnen. Het vertrek van Hanni en de blessure van Henry Onyekuru zijn op dat vlak een flinke streep door de rekening. Anderlecht heeft geen Pozuelo, geen José Izquierdo, zelfs geen Cristian Benavente die bij Charleroi het verschil maakt. Terwijl dat type speler een noodzakelijk ingrediënt is om een 4-2-3-1 opstelling efficiënt te maken.

Bij zijn aankomst in Brugge had Ivan Leko dezelfde conclusie getrokken, na het vertrek van Clubs Gouden Schoen. Het tactisch systeem dat Michel Preud’homme had uitgewerkt, was niet langer bruikbaar omdat zijn sleutel om het verschil te maken grotendeels in handen was van Joske met zijn individuele acties. Wat niet werkt, moet je aanpassen.

Dat deed in Luik alvast Ricardo Sá Pinto, die afstapte van zijn 4-2-3-1 omdat Carlinhos, één van zijn drie aanvallende middenvelders, zich zelden beslissend toonde. Dus presenteert Standard zich nu in een 4-4-2 waar de tegenstand even moet aan wennen, gewoon als ze zijn om te verdedigen tegen een 4-2-3-1, het systeem dat door de meeste ploegen in de Jupiler Pro League gehanteerd wordt.

Vanhaezebrouck bewandelt de omgekeerde weg, maar stelt vast dat Morioka wel een uitzonderlijke pass bezit, maar geen ritmeverandering heeft waarmee hij zonder steun van zijn ploegmaats het verschil kan maken.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content