Nadat hij bij Westerlo topschutter werd, koos Toni Brogno voor het Franse Sedan. Nu, twee seizoenen later, sluit het Kuipke ‘le petit sans soucis’ als een verloren zoon weer in de armen.

In december, vertelt Toni Brogno, waren er geruchten dat hij weg kon. Januari, februari was het toen hij echt aan een vertrek begon te denken. “In het begin van het seizoen zat ik wel op de bank, maar ik mocht vaak invallen én ik zat altijd bij de groep. Met twee doelpunten in een paar wedstrijden was ik zelfs de beste schutter van de ploeg. Maar toen hebben ze Dupont buiten gezet en zijn assistent, Stambouli, hoofdtrainer gemaakt. Hij heeft mij één helft laten spelen : Europees thuis, de tweede helft. Het stond 1-1 en we wonnen met 3-1 door twee doelpunten van mij. Drie dagen later ontvangen we Rijsel thuis voor de competitie en hij zegt dat ik weer op de bank zal zitten. Eén minuut mocht ik meedoen en daarna heeft hij me nooit meer geselecteerd.”

Op een gegeven moment kon hij naar Straatsburg, maar de trainer wou niet dat Brogno vertrok. “Twee maanden later kwam hij me zeggen dat ik weg mocht. Toen was het te laat natuurlijk. Maar bon, ik lag nog een jaar onder contract en de voorzitter stelde zich heel correct op. Hij gaf toe dat het een fout van hen was om mij niet te verkopen aan Straatsburg. Om het goed te maken lieten ze mij gratis vertrekken, waardoor Westerlo een goede zaak kon doen : twee jaar geleden verkochten ze mij en nu kregen ze mij gratis terug. Zonder de voorzitter van Sedan zat ik hier nu niet. Want de trainer…. Op een woensdag roept hij mij dat ik op zaterdag ga spelen tegen PSG, maar dan komt hij de vrijdag zeggen dat ik zelfs niet in de groep zit. Ik kon niks zeggen en niks doen, dát ergerde mij het meest. Op training kon ik de beste zijn, hij liet mij nooit spelen. Ik heb hem zelfs gevraagd of mijn gezicht hem niet beviel, maar dat was het niet, zei hij. Een maand lang heb ik gedacht : maar waarom lukt het mij niet ? Het is mijn stijl niet, maar daarna ben ik toch eens op de deur van Stambouli gaan kloppen om te vragen waarom ik niet speelde. ‘Tactische keuze’, zei hij, maar verder kon hij het niet uitleggen. Wie dat niet kan, vind ik, heeft zichzelf iets te verwijten.”

Je ambitie om het ook in het buitenland te maken, is dus een nederlaag geworden.

Toni Brogno : Een halve nederlaag zou ik het noemen. Mijn eerste seizoen was heel goed : ik speelde een twintigtal wedstrijden en scoorde zeven keer. Op het eind miste ik vijf wedstrijden door een blessure. Nadien kwamen er nieuwe spelers en concurrentie bij. Ik werd als joker gebruikt en scoorde zo vier keer in zes, zeven wedstrijden. Het eerste seizoen was goed, het tweede minder, dus daarom noem ik het een halve nederlaag. We eindigden het eerste jaar als vijfde, speelden Uefacup, waarin ik kon meedoen en daarna werd het een moeilijk seizoen, waarin ik niet meedeed. Dus daarom is het voor mij al bij al meer positief dan negatief.

Welke conclusies trek je zelf ?

Ten eerste dat je altijd moet werken op training, dat is zeker. Maar wat mij het meest geschokt heeft, is dat je bijna moest trainen met scheenbeschermers aan. Zoveel fouten werden er gemaakt. Ongelooflijk. Sommigen speelden op training gewoon om anderen te blesseren. Onaanvaardbaar. Als je je daar een of twee keer laat doen, is het nadien altijd dezelfde die ze uitzoeken. Dus moet je je op een gegeven moment laten voelen, maar dat ligt niet in mijn manier van spelen om iemand te blesseren.

Begon je toen te beseffen dat je tekort zou schieten ?

Dat niet, maar ik voelde dat de sfeer veranderde. Op training heerste in het eerste jaar een aangename stemming; het sezioen daarop waren we met 37. Dat wordt moeilijk voor een trainer om dat allemaal in goede banen te leiden. Er werden, eerlijk waar, veel fouten gemaakt. Incroyable. Maar wat ik het meest onthou, is dat ik rijper, volwassener én kalmer geworden ben. Voordien reageerde ik soms impulsief. Nu ben ik dat nog, maar ik controleer het. In het buitenland voetballen is bovendien altijd een interessante ervaring. Je leert een andere mentaliteit, een andere manier van werken kennen. Daar kan je alleen maar wel bij varen. Wat mij is opgevallen : van het moment dat je stilstaat, krijg je geen bal. Je was verplicht constant in beweging te blijven om de verdedigers er niet tussen te laten komen. En ze zijn heel, zelfs té agressief. Overtredingen, overtredingen, de hele tijd overtredingen maken ze. Je krijgt daardoor veel minder doelkansen. Ik heb wedstrijden gespeeld dat ik niet één kans kreeg.

Je kreeg daar natuurlijk met meer concurrentie te maken ook : Sedan vaardigde drie Senegalezen en een Kameroener af naar de wereldbeker. Allemaal aanvallers of middenvelders.

Ja, de concurrentie was groot, absoluut. Maar als ik de bijna 900 minuten die zij speelden in het begin van het seizoen vergelijk met mijn amper 80 minuten, dan stel ik vast dat ik vier keer scoorde en zij geen enkele keer. Dat vond ik dan toch niet echt logisch. Dan zou je toch denken dat je eens je kans gaat krijgen. Bovendien ben ik door twee keer te scoren tegen een Tsjechische ploeg Europees topschutter van Sedan ( grijnst).

Dupont, die nochtans het meeste vertrouwen in je had, stelde samengevat nog eens vast wat we al van in Westerlo wisten : ‘Het probleem van Toni is dat hij speelt om te scoren, dus je moet de ploeg voor hem laten voetballen, maar daar hij weegt te licht voor.’

Stambouli heeft mij altijd gezegd dat ik van al zijn aanvallers de behendigste voor doel was. Maar onder Dupont denk ik dat ik nooit egoïstisch ben geweest. Anderen dachten volgens mij veel meer aan hun eigen prestatie. Als aanvaller sta je daar natuurlijk om doelpunten te maken. Ik vind : spelers durven minder en minder, terwijl mensen juist naar het stadion komen om iets te zien. Liever 5-3 dan 1-0. Ik had vertrouwen in Dupont omdat hij me haalde en mij liet spelen. Soms zat ik om tactische redenen op de bank, maar dat aanvaardde ik. De eerste wedstrijd onder hem zat ik op de bank, maar daarna was ik twaalf wedstrijden op rij titularis en scoorde ik zes, zeven keer. Dat was een sterke periode.

Momenten gekend dat je het niet meer zag zitten ?

Neen, toch niet. Ik ben niet het type dat zich helemaal laat gaan. Ik probeer op training en in de wedstrijden altijd plezier te vinden. Ik kan ook onderscheid maken tussen het voetbal en mijn privé-leven. Ik meng dat niet. ’s Morgens, van als ik opsta, zing ik en lach ik. De hele dag door. Dat is mijn manier om met de stress om te gaan. Zelfs ten opzichte van mijn medespelers ben ik altijd dezelfde gebleven. Als ik de tijd had, keerde ik terug naar huis. Dat deed mij veel goed, mijn familie zien. Mijn broers, Dante en David, die bij Marcinelles speelt, en mijn ouders kwamen meestal naar de thuiswedstrijden kijken. Ze hebben zelfs een satellietschotel geplaatst om naar de wedstrijden op verplaatsing te kunnen kijken. Had ik in het zuiden van Frankrijk gespeeld, dan was het veel moeilijker geweest voor mij. De vrienden die je daar maakt, zijn des amis de passage, ik heb des amis proches nodig. In Sedan trok ik toch altijd op met twee, drie spelers. Ik had er een sociaal leven naast het voetbal.

Je maakte wat dat betreft ook meteen een goeie entree door in de bus op weg naar Auxerre tot verbazing en vermaak van de hele groep de videoband af te spelen van de overval die ze op RTL als verborgen camera-grap met jou hadden opgezet.

Ja ( lacht). Voetbal is mijn werk, maar het is niet in de éérste plaats werk. In de eerste plaats is het plezier, een spel. Er zijn veel belangen aan verbonden en je moet willen winnen, maar er plezier aan beleven, blijft toch het belangrijkste. Ik neem het niet op als un travail, maar als un plaisir. Ik heb destijds bij Westerlo mooie dingen gerealiseerd, ik wou het in het buitenland proberen en dat draaide niet uit zoals ik verwachtte en daarvoor draag ik mijn verantwoorlijkheid. Westerlo nú, dat is gewoon een andere bladzijde die begint. Dat ik twee jaar geleden topschutter was, is voorbij. Ik moet vooruitkijken nu.

En wat zie je dan ?

Un grand bonheur pour moi. Ik kom weer in een club met gezonde ambitie en een goede ambiance. Niet elke ploeg kan dat voorleggen. Hier zijn nooit problemen geweest.

Er zal wel meer druk op je liggen, want iedereen verwacht natuurlijk dat jij het succes terugbrengt.

Dat is ook wat ik hoop. Ik wil weer die ambiance van vroeger en goals maken. Maar we zullen dat doen, het is niet Toni alleen, dat beseft iedereen hier. We moeten als ploeg werken. Als een ander scoort, is het mij ook goed. Maar ik ben er mij van bewust dat er druk op mijn schouders rust, maar die heeft elke speler hier.

Neem jij nu je rijper geworden bent, straks de ploeg op sleeptouw ?

Ik ben rijper geworden, maar ik ben nog altijd rigolo zoals daarvoor. Omdat ik in Sedan minder grappen kon uithalen, zal ik hier mijn achterstand moeten ophalen ( lacht). Ik heb voor het eten toch al tandenstokers in de zittingen van de stoelen gestoken ( lacht). ( Serieus) Maar zeggen dat ik een leider ben : zo zie ik mezelf niet. Als ik kan helpen, met plezier, maar ik vind dat elke speler hier in zijn hoofd een leider moet zijn. Ceulemans zei dat ik belangrijk ben voor de groep, maar ik denk dat iedereen dat is door zich positief op te stellen.

Is je ontspannen levenshouding soms geen nadeel omdat het, zoals in Sedan, een gebrek aan hardheid kan worden ?

Als ik me kwaad maak, gaan ze zeggen : ‘hij speelt niet, want hij heeft een slecht karakter.’ Zoiets keert zich uiteindelijk toch tegen je. Vijf maanden bij de reserven is niet makkelijk, maar ik had mijn vrouw aan mijn zijde en ik dacht : ik ga niet moeilijk doen, anders doen zíj straks moeilijk om mij te laten vertrekken. Maar op het eind was het inderdaad te makkelijk voor de trainer om me ernaast te laten. Hij hing ’s morgens twee brieven op het prikbord waarop je moest aflezen of je met hem of met de reserven moest gaan trainen. Hij sprak zelfs niet meer met je. Er waren dagen dat ik hem passeerde en hij zelfs niet eens bonjour zei. De rest van de dag zag je hem niet meer. Voor hem was dat inderdaad makkelijk, maar mijn karakter is nu eenmaal zo. Ik ben waarschijnlijk veel te vriendelijk.

Verrassend was het daarom dat Danny Boffin onlangs in Humo zei dat hij je moest kalmeren toen Waseige jullie destijds kwam meedelen dat je niet meemocht naar het Euro 2000.

Dat is waar, maar dat kwam omdat ik het niet verwachtte. In mijn hoofd zat ik bij de tweeëntwintig, was ik niet het nummer 23. Als je je niet aangesproken voelt, stel je je daar niet op in. Ik was 200 procent zeker dat ik erbij zou zijn. Danny zat naast mij en zei dat ik kalm moest blijven. Nu was ik wat ouder om daarmee om te gaan. Ik heb bij Sedan dan ook veel meer aan de toekomst gedacht, want stel dat er alsnog een andere trainer zou komen en ze mij niet wilden laten vertrekken, dan had ik nog een jaar met hen moeten samenwerken. Dat zou dan onmogelijk geweest zijn.

Dante maakte bij de nationale ploeg hetzelfde mee. De Brogno’s schieten iets tekort voor de top…

Mja, dat is waar. Voor hem was het ook moeilijk dat hij zich niet kon doorzetten in de nationale ploeg. Hij speelde op rechts, waar niet veel alternatieven waren, maar hem hebben ze daar nooit echt een kans gegeven. Dat is râlant. Het Euro 2000 was iets wat ik aan mijn ouders, mijn familie wou schenken. Iets uitzonderlijks. Kunnen zeggen dat ik tegen deze of gene ploeg heb kunnen voetballen. Maar als je mij als kind gezegd had dat ik in de Franse eerste klasse zou gaan voetballen, ik zou het niet geloofd hebben.

Is het dan niet des te pijnlijker nu naar Westerlo te moeten terugkeren ?

Neen, mijn ouders zien dat niet als een nederlaag. Alles wat komt, is positief voor hen. Toen ik niet speelde, waren zij ook teleurgesteld. Maar dat ik naar Frankrijk kon, was positief voor hen.

Je transfer naar Sedan had daarom nogal wat voeten in de aarde. Dante wou er ook zijn zeg in hebben om, naar verluidt, iets te kunnen doen voor jullie ouders.

Dat is waar. Ik wil dat mijn vader met vervroegd pensioen gaat, maar zelfs als ik naar AC Milan zou gaan, zou hij niet stoppen. Hij wil niet profiteren, dus hij blijft werken. Het enige wat wij als broers dus kunnen doen, is onze ouders cadeaus geven. Dat is zo bij Italianen. Daarom heb ik een deel van wat ik aan die transfer verdiende gebruikt om hen, in samenspraak met mijn andere broers, een auto te kopen. Ze hebben altijd al een Mercedes gewild, dus die kregen ze. Ze zeggen het niet, maar ik hoop dat ze fier zijn op mij. Ik hoop zelfs dat ze het later nog méér zullen zijn, want het is niet omdat ik terugkeer naar Westerlo dat het gedaan is. Er komen nog mooie momenten, hoop ik. Straks word ik om te beginnen al vader, daarom ook wou ik terug naar België. We zijn voorbereid. Alles in huis, de kamer en zo, is al klaar. Dat gaat veel veranderen ( glimlacht). Ohlalalala ! In het leven weet je wat je hebt en wat je wil. Als je niet wil wat je hebt en je weet niet wat je wil, ben je ongelukkig. Ik heb mijn transfer terug naar Westerlo en mijn vrouw en ik wilden een kind… Dus dat wordt straks zeker een goeie start ( grijnst).

door Raoul De Groote

‘Straks word ik vader, daarom ook wou ik terug naar België.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content