‘Zomaar praatjes verkopen’, zal Stijn Stijnen zeggen, ‘is nergens voor nodig.’ Een interview met de doelman van Club Brugge, dat volgend weekend tegen Anderlecht speelt, gaat dan ook al gauw over de essentie van zijn vak : doelpunten verhinderen.

W aar de keeper mee worstelt, is met het falen. Als enige in het veld begint hij bij het hoogst haalbare. De nul, teken van volmaaktheid, godgelijk onaangeraakt te midden van de positieve en negatieve getallen, oneindig te midden van de eindigheid. Het getal van God. De keeper leeft in die uitverkorenheid. (…) De rest, de hollende meute op jacht naar de eindige getallen, denkt de hele tijd aan winnen. De keeper, alleen, vreest in stilte een verlies waar hij als enige weet van heeft. In die zin is het voetbalspel een strijd van de keeper tegen de drommende meute, waarbij hij iets probeert te bewaren wat zij, in hun streven naar eindigheid, hoogstens kunnen vertrappen. Het is voor de keeper zaak dit streven van de anderen te overstijgen (…) aldus met inzet van heel zijn wezen het volmaakte (waar zij geen weet van hebben) onaangetast te laten. Zijn falen is daardoor absoluut.

(Uit : Greatest Hits, van P.F. Thomése)

Stijn Stijnen : “De nul is heilig voor een doelman, waardoor je, zoals bijvoorbeeld tegen Kazachstan, niet altijd met zó’n slecht gevoel als de rest van de ploeg van het veld stapt. Ik had, net zoals iedereen, liever met drie of vier-nul gewonnen, want de ploeg staat voorop, maar je hebt toch iets van : de nul is gebleven en dat is belangrijk. Een doelman is altijd speciaal, je bent iemand apart van de groep : tien man staan bij Brugge in blauw en zwart en jij in het geel. Dat brengt veel verantwoordelijkheid met zich mee en daar moet je mee kunnen omgaan.”

Moeten doelmannen mentaal sterker zijn dan veldspelers ?

“Ja, ik denk het wel. Een voetballer kan zich laten gaan, maar een keeper staat er soms een halfuur niks te doen. Wachten op de bal. Concentratie is een van de moeilijkste zaken aan het keeper zijn. Na wedstrijden waarin je het minst hebt moeten doen, ben je vaak nog het meest vermoeid.”

Dit is de eerste keer dat je bij Club Brugge een seizoen in de basis begint, je bent jong, je leert nog bij en je zal en mag daardoor nog fouten maken, maar van de andere kant ben je dezer dagen wel de nationale doelman, van wie wordt verondersteld dat hij ’s lands beste is en geen leergeld meer moet betalen. Dus hoe moet Stijn Stijnen eigenlijk beoordeeld worden als hij een fout maakt ?

“Tja, met die druk moet je kunnen omgaan. Je moet mentaal sterk zijn. Van Kazachstan vond iedereen dat dat geen moeilijke wedstrijden zijn, maar het zijn juist héél moeilijke wedstrijden. Ik speel liever een wedstrijd tegen pakweg Spanje, waarin je veel te doen krijgt, dan tegen Kazachstan. Als keeper ervaar je die zogezegd gemakkelijke wedstrijden niet zó. Als ze mij komen zeggen dat ik niet veel moest doen, val ik altijd wat uit de lucht. Je bent zo geconcentreerd bezig dat je dat anders ervaart. Maar ik denk dat keepers van 35 ook fouten maken. Die fouten gaan komen. Het is maar hoe je ermee omgaat. Een carrière gaat met vallen en opstaan. Dat zal voor mij niet anders zijn, maar het zijn zij die opstaan die het verst komen.”

Ben je uit je lood te slaan ?

“Ik weet op voorhand dat ik er mijn best voor doe. Dat is geen garantie dat het goed zal gaan, maar je kan wel van het veld stappen met het idee dat je er alles voor gedaan hebt. Dat is belangrijk. Niemand kan vierendertig wedstrijden op een heel hoog niveau spelen. Daarom maak ik me ook niet druk.”

Jezelf fouten vergeven als middel tegen stress.

“En fouten vergéten zelfs. Een keeper mag niet te lang nadenken over alles. Stond ik hier goed ? Stond ik daar goed ? Je probeert wel te leren, maar je moet kunnen vergeten anders krijg je zó’n kop dat je niet weet waar je staat.”

Doorgaan

Na de wedstrijd tegen Kazachstan was je dan ook een van de weinigen die onmiddellijk relativeerde en vooruit keek.

“Als de wedstrijd gedaan is, is hij geschiedenis. Wat koop je dan nog met zagen en zeveren ? Je moet doorgaan. Gaan er twee ballen binnen, dan zegt iedereen dat we het goed opgelost hebben, volwassen gespeeld, altijd rustig gebleven … Nu gaan die er niet in en is het heel slecht. Daar heb ik wat moeite mee. Want ik vond het niet slecht. Het kon beter, maar als de nationale ploeg al twee toernooien heeft gemist, kan je niet verwachten dat nu met René Vandereycken alles ineens goed zal gaan. Dat heeft tijd nodig.”

Je zegt daarnet dat een keeper niet te veel mag nadenken hoe zijn positiespel was. Maar moet je daar toch niet af en toe bij stilstaan ?

“Doe ik ook, met Dany ( Verlinden, nvdr). Dany was daar een krak in. Altijd op de juiste plaats staan was zijn sterkste punt. Ik heb dat altijd gezien op training : koos altijd de goeie hoek. Dat is geen toeval. Hij kon lezen wat een speler deed. Daarom luister ik altijd heel goed naar hem.”

Hij zegt : “Voor zijn lengte is Stijn meer een lijnkeeper dan iemand die ver uit zijn doel speelt. Hij moet nog meer de gewoonte kweken om niet terug te kruipen, maar hoge ballen verder voor zijn doel te pakken.”

“Dat is groeien, hé, en hoe ouder je wordt, hoe meer ervaring je opdoet, hoe meer je dat gaat doen. Ik denk niet dat er veel keepers rondlopen die op hun vijfentwintigste perfect zijn. Ik denk dat de ervaring er nu toch al wat is : ik heb vorig seizoen twintig wedstrijden gekeept, ik weet wat er op me af komt. Ik ben iemand die zo weinig mogelijk risico neemt . Als ik gá, zal ik hem hebben. Als ik voel dat er een risico is, blijf ik staan. Ik denk dat ik daar alleen maar kan groeien. Een keeper moet foutloos spelen, onopvallend, de ballen pakken die hij moet pakken. Is dat soms door er een in de tribune te stampen, dan moet je dat doen. Ik ben niet zo voor de keepers die dribbelen, dat is hun taak niet. De taak van een keeper is ballen tegenhouden. Wat men er tegenwoordig allemaal van maakt met meevoetballen … Belangrijk is dat een keeper een goede trap heeft en de bal vooruit kan jagen. Kunnen dribbelen is een zinloze kwaliteit voor een keeper. Zelfs als je het goed kan. Want zelfs die keepers zullen dan ooit in de fout gaan. Een keeper mag niet dribbelen.”

Je trapt goed.

“Aan mijn rechter scheelt weinig, dat kan niet veel beter, maar aan de linker werken we nog.”

Je reflexen zijn ook heel goed.

“In eentegeneensituaties ben ik ook goed en ik speel daarbij toch redelijk hoog, vind ik. Tegen Kazachstan pak ik een bal aan de backlijn voor een speler die anders was doorgebroken.”

Scherper

De rangorde bij de doelmannen – jij één, Verbauwhede twee en Lenaerts drie – is voor het seizoen duidelijk vastgelegd, maar iedereen op Club is aangenaam verrast door Yves Lenaerts. Glenn Verbauwhede steekt naar verluidt sindsdien toch een tandje bij op training.

“Concurrentie, hé. Yves is iemand die heel volwassen is voor zijn leeftijd, iemand die heel serieus werkt en dat apprecieert men wel in Brugge. Ik vind het heel positief hoe hij in de groep is gekomen. Ik denk dat hij een goeie stap heeft gezet. Hij kan nu alleen maar groeien. Het is aan hem om het mij moeilijk te maken. Iedereen is een beetje scherper en dat is alleen maar positief : de sterkste blijft overeind. Wie kan er het best mee om en wie niet ? Wie maakt er zich nerveus in en wie niet ? Je voelt altijd een bepaalde druk. Als ik twee, drie keer na elkaar een flater bega, worden er over mijn positie ook vragen gesteld. Dat gaat nu eenmaal zo. Je moet presteren, zo simpel is het. Zomaar praatjes verkopen bijvoorbeeld is ook nergens voor nodig. Ik ben iemand die graag iets zegt als het moet, maar ik kan ook incasseren. Dat is niet vaak het geval bij spelers. Kritiek hoort erbij en daar kan ik mee leven als hij terecht is.”

Na de nederlaag op Roeselare klonk je nogal scherp : ‘Belachelijk hoe wij goals tegen krijgen’, zei je, en ‘Sommigen moet zich afvragen waar ze in godsnaam mee bezig zijn ‘.

“Da’s natuurlijk in de ontgoocheling achteraf en er waren er nog die dingen zeiden, maar ik had dat niet moeten zeggen. Iederéén kon gewoon veel beter. Zulke fouten in wedstrijden gebeuren nu eenmaal en dat zal nog gebeuren. Je kan alleen proberen het zo weinig mogelijk te laten gebeuren. Voetbal is een teamsport, je hebt iedereen nodig. Dat klinkt als een cliché, ik weet het, maar het ís gewoon zo. Daar staat Brugge ook om bekend, om zijn collectief. We gaan proberen dat zo te houden.”

Er wordt in Brugge in elk geval geluisterd in de groep als jij iets zegt. Je zit niet zomaar in de spelersraad als vertegenwoordiger van de jonge garde.

“Ik zit nu zeven jaar in Brugge : dat maakt mij een van de spelers die er het langste is. Anderen hebben mij gevraagd om in die spelersraad te zitten en dat beschouw ik dan ook als een compliment. Ik doe het ook graag, praten in het belang van de ploeg en daar alles aan doen. Ik lig zowel bij oudere als bij jongere spelers goed in de groep, denk ik. Dat heeft wel een rol gespeeld in die beslissing. Een goed contact is altijd belangrijk in een groep. Marc Degryse zei ook : ‘Wie in de spelersraad zit, moet niet met individuele problemen afkomen.’ Dat probeer ik dan ook zoveel mogelijk te doen.”

Je bent de man van de no-nonsense, een doener. Hoe verteer je videoanalyses ?

“Dat hoort er gewoon bij. Zolang er geen onzin verteld wordt – en die wordt niet verteld – heb ik daar geen moeite mee. Je leert daar toch altijd uit bij.”

Welke andere dingen verlangt Emilio Ferrera bijvoorbeeld van een keeper in vergelijking met de vorige trainers ?

“Er zijn wel een paar zaken, waarmee ik trouwens geen geheimen verklap, iedereen kan dat gewoon zien. Zoals niemand meer naast de palen opstellen bij corners. Daardoor hou je meer spelers over die mee in duel kunnen gaan. Op die manier compenseer je dat. Dat is de trainer zijn visie op voetbal en daar moeten wij als speler naar luisteren. Als hij zegt : loop tien keer met je kop tegen de paal, dan moet je dat doen. Zo simpel is het.”

Maar jij zou liever iemand bij de palen hebben staan.

“Dat doet er niet toe. Ik heb niks te willen, ik moet doen wat mijn trainer vraagt. Ik ben ook geen speler die elke vijf minuten aan de deur van de trainer gaat kloppen. Ik zou niet weten wat ik moet zeggen.”

Sober

Emilio Ferrera traint veel op verdedigende automatismen. Da’s een voordeel voor een keeper ?

“Wat hij heeft ingevoerd en wat ik heel goed vind, is de onetouchregel : geen getaffel of gepruts achterin, maar direct de bal vooruit spelen. Ferrera is een aanvallende trainer die weet dat het bij verdedigen begint, dat is een verschil met andere trainers. Je kan zoveel systemen spelen als je wil, 4-5-1, 7-8-2, voetbal blijft gewoon een kwestie van afspraken die moeten nagekomen worden. Dan kan je resultaat halen. Dat vind ik goed aan Ferrera : hij weet dat een aanval bij een goede verdediging begint. Maar daarom is hij nog geen verdedigende trainer.”

Dat klinkt als René Vandereycken.

“Het is ergens hetzelfde. Alles begint met een goede organisatie.”

Waardoor jij normaal minder ballen moet pakken.

“Je zal bij een club als Brugge op een seizoen niet zoveel wedstrijden hebben dat je er tien moet pakken. Een keeper wil zoveel mogelijk de nul houden. Is dat doordat je niks moet doen, dat maakt weinig uit, dat geeft tóch altijd vertrouwen, want het betekent dat de organisatie goed was, dat er goed gesproken is met elkaar. Daar haal ik evenveel voldoening uit dan wanneer ik in de laatste minuut een penalty pak. Een keeper moet sober spelen. Je kan je benen tien meter de lucht in gooien, maar ik pak de bal liever gewoon.”

RAOUL DE GROOTE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content