Goed een jaar geleden werd Enzo Scifo ontslagen als trainer van RAEC Mons. Vandaag blikt Scifo terug op de weg die hij heeft afgelegd, van groot talent tot werkloze trainer.

Praten met Enzo Scifo is praten over voetbal, de sport waar heel zijn leven om draaide en die nog steeds centraal staat bij hem. Een passie die hem hoge toppen liet scheren, maar hem ook door donkere en diepe dalen stuurde. Scifo was een toptalent, maar nooit onomstreden, beseft hij, terwijl hij plaatsneemt op een bank in zijn hotel in Waterloo, Le 1815, genoemd naar het jaar waarin Napoleon zijn laatste en beslissende veldslag verloor en van het politieke toneel verdween.

“Ik heb meer geleerd uit die moeilijke momenten dan uit de momenten van glorie”, zegt hij. “In 1987 was ik bij Bordeaux een eenzaam man. In mijn eentje moest ik vechten tegen een situatie die ik niet gecreëerd had en die ik niet in de hand had. Toch is het daar dat ik de basis heb gelegd voor het succes dat ik later zou kennen. Tot dan was ik vooral bezig met het halen van doelen die anderen hoopten te realiseren met mijn hulp. Plots was ik de enige meester van mijn lot. Door van Bordeaux naar Auxerre te verhuizen ben ik een vrij man geworden.”

Een paar jaar geleden leek je na een aarzelende start eindelijk erkenning te krijgen als trainer, maar toen je een jaar geleden ontslagen werd als trainer van Mons, werd het wel heel stil rond jou. Wat leer je uit zo’n ervaring?

Enzo Scifo: “Ik denk de laatste weken weleens aan wat Francky Dury nu meemaakt bij Zulte Waregem. Als je zijn situatie van dichtbij bekijkt, begrijp je een beetje wat mij vorig jaar is overkomen. Mons is Zulte Waregem niet, maar er zijn wel gelijkenissen. Zulte Waregem streed in 2013 en 2014 nog tot het laatst om de titel, Dury werd in 2013 nog uitgeroepen tot Trainer van het Jaar, maar afgelopen zomer werd zijn team als het ware onthoofd. Zijn beste spelers werden verkocht en vervangen door een batterij nieuwkomers.”

Dus heeft Dury het moeilijk…

“Maar is hij plots een minder goeie trainer dan twee jaar geleden omdat zijn nieuwe ploeg nog volop in de steigers staat? Integendeel! Hij is waarschijnlijk zelfs een betere trainer geworden, maar men wijst hem nu wel met de vinger. Bij Mons vatte ik het afgelopen seizoen aan met een onvolledige kern voor men me een aantal nieuwe spelers gaf, die niet bekend waren met eerste klasse, die bij hun vorige clubs weinig gespeeld hadden en die fysiek tekortkwamen. Wat ik het meest nodig had, kreeg ik niet: tijd. Ik heb me er té correct opgesteld. Jérémy Perbet is nooit vervangen. Ik heb begrip voor de precaire financiële situatie van een club, maar volgende keer laat ik niet zomaar mijn topschutter verkopen voor men mij een vervanger heeft bezorgd.”

Je hebt dat ontslag blijkbaar nog niet helemaal verwerkt.

“Het heeft pijn gedaan, maar vooral het bestuur is in paniek geslagen na een goed seizoen. Ik was gelukkig bij Mons, maar in twee maanden is alles kapotgemaakt. Er was nog drie kwart van de competitie te gaan toen men me ontsloeg, er bleef tijd zat om oplossingen te zoeken. Het vervolg gaf me gelijk, van a tot z, maar ik ben daar niet blij om. Dimitri Mbuyu heeft dat ook toegegeven toen het zijn moment was om te vertrekken. Maar toen men mij doorstuurde, vertelde men maar wat verhaaltjes. Bon, ik moet er niet verder over zeuren, ik probeer er het positieve van te onthouden.”

Zijn er vooruitzichten op een nieuwe trainersjob?

“Er zijn elke dag contacten, in België en het buitenland. Mijn ambitie is niet aangetast, mijn zin om te werken evenmin. Ik wacht op een project, maar ik ga zelf nergens aankloppen of me opdringen. Het is niet omdat ik Enzo Scifo ben dat ik voorrang moet krijgen. Ik heb mijn handen vuil gemaakt wanneer het nodig was, in moeilijke situaties als bij Charleroi, Tubize, Mouscron en Mons. Bij al die clubs haalde ik resultaat en eindigde ik op een meer dan behoorlijke plaats in doorgaans moeilijke omstandigheden wegens de financiële toestand. Ja, ik vind dat ik overal goed werk geleverd heb. Als het nodig is om de showman uit te hangen om een goeie trainer te zijn, zal ik nooit een goeie trainer worden. Maar ik weet intussen voor mezelf dat de job van trainer me past.”

Je bent altijd in het voetbal actief geweest sinds je bij Anderlecht je debuut maakte in 1983. Denk je nog weleens terug aan die dagen van toen?

“Absoluut. Dat was een droom die uitkwam, mogen spelen bij wat toen een Europese topclub was, aan de zijde van Juan Lozano, die me beschermde en me beter heeft laten worden, omringd door persoonlijkheden als Frankie Vercauteren, Morten Olsen, Luka Peruzovic en Erwin Vandenbergh. Paul Van Himst heeft me gelanceerd, hij maande me aan om kalm te blijven, hard te werken en niet op te geven. Met mijn eerste contract bij Anderlecht verdiende ik vijf of zes keer meer dan mijn moeder die elke ochtend om vijf uur opstond om in de fabriek te gaan werken, bij Durobor in Zinnik. Het voetbal liet me toe haar droom waar te maken: een eigen huis te bezitten. Mijn vader was ziek. We konden ons niet altijd nieuwe kledij aanschaffen wanneer dat nodig was. Soms duurde het zes maanden eer we een nieuwe broek of een nieuw hemd konden kopen. Maar het is niet dat we honger hadden, de ijskast was altijd goed gevuld. Toen ik dat geld verdiende, moest mijn moeder niet langer elke dag om vijf uur opstaan en kon ze iets meer comfortabel leven.”

Guy Thys

Het was het EK’84 dat je echt lanceerde.

“Dat seizoen had Anderlecht de finale van de UEFA Cup verloren tegen Tottenham, na penalty’s. Voor mij persoonlijk ging het steil omhoog. Guy Thys en zijn assistent Julien Labeau hebben dat jaar veel op mij ingepraat en ook met mijn vader gesproken. Ik had toen nog de Italiaanse nationaliteit en men sprak me over de Squadra, de Serie A, Juventus dat me wilde halen om me uit te lenen aan Atalanta… Thys vroeg me om goed na te denken en om te kiezen voor België en de Rode Duivels. Hij wist dat het een moeilijke keuze voor me was, maar in 48 uur heb ik de knoop doorgehakt. Ik koos voor België, het land waar ik geboren ben, en tegelijk verlengde ik mijn contract bij Anderlecht. Vervolgens debuteerde ik met de nationale ploeg in België-Hongarije. Na het EK’84 stroomden de aanbiedingen binnen.

“Guy Thys was gemaakt voor de nationale ploeg. Hij had ervaring zat, maakte van een aantal sterke persoonlijkheden een hecht team en legde me op het WK’86 rustig uit dat ik hem het meest van nut kon zijn op de rechterkant. Ik heb daar geen punt van gemaakt en hoewel ik vond dat ik beter was in een centrale positie heb ik me ten dienste gesteld van de speler die toen op die positie stond: Jan Ceulemans.Thys en Van Himst zagen die dingen goed. Zij wisten hoe ze me het best konden gebruiken, want ik had ook mijn gebreken. Zo was ik op fysiek vlak geen topper.”

Vandaag zijn alle topspelers top op fysiek vlak.

“Ik was ook niet snel, maar ik werkte wel hard, ook als dat niet zo in het oog sprong van het publiek, maar het beviel wel een aantal trainers. Ook al was er aan mijn speelstijl een artistiek kantje, typisch voor een speler die graag de bal zag, toch vond ik mezelf best doelgericht voetballen. Als nummer 8 scoorde ik geregeld acht tot vijftien goals per seizoen en gaf ik nog een flink aantal assists. Ik was geen nummer 10, maar toch werd ik topschutter bij Torino.”

Ben je achteraf bekeken niet te snel vertrokken bij Anderlecht? Je was pas 21.

“Toen ik tekende voor Inter, deed ik dat vooral om beter te worden als voetballer. Tenslotte had ik er al vier seizoenen bij Anderlecht op zitten. Wie zegt dat ik niet gestagneerd zou zijn als ik langer in Brussel was gebleven? Ik heb twaalf jaar in het buitenland gevoetbald. Wie zegt dat ik hetzelfde niveau had gehaald als ik hier was gebleven? Ik heb de uitdagingen opgezocht in het buitenland, de situaties ook waarbij je jezelf in een nieuwe omgeving in vraag stelt.”

Zoals alle jonge Belgische talenten dat vandaag de dag doen.

“Zo is dat. Uit al die situaties, aangename zo wel als minder prettige, heb ik veel geleerd. Ik denk dat ik alles heb meegemaakt, met de nationale ploeg en in clubverband, van Inter tot Bordeaux.”

Bij de nationale ploeg was er nooit eensgezindheid over jou…

“De kritieken waren soms erg hard. Bij Inter belandde ik in het verkeerde seizoen. Ik miste maturiteit, was onvoldoende gewapend om het te maken bij een Europese topclub waar net een aantal toonaangevende spelers op het eind van hun carrière waren gekomen. Ik werd er beschouwd als de buitenlander die de oplossing zou brengen. Onder Giovanni Trapattoni heb ik veel gespeeld. Je kunt van een slecht debuutjaar spreken als je geen tien matchen hebt gespeeld, maar ik stond in 28 wedstrijden op het veld en scoorde vier goals. Inter eindigde als vijfde, terwijl het tevoren over de titel sprak en minimaal de top drie ambieerde.”

Waarom hebben ze je toen eigenlijk uitgeleend aan Bordeaux?

“Om me harder te maken, zei men me. Bordeaux was een mooie club, maar voor mij liep het op een fiasco uit. Het werd een seizoen met weinig aangename momenten, maar met veel twijfels die uiteindelijk positief uitdraaiden voor de rest van mijn carrière. Elke voetballer beleeft hoogtes en laagtes. Om vooruit te geraken moet je ook door diepe dalen en momenten van zware ontgoocheling.”

Zeventien uur praten

Waar liep het bij Bordeaux mis?

“Ik kwam er op het verkeerde moment. Ik wist niet dat Bordeaux op dat moment een bouwwerf was. Aimé Jacquet was er ontslagen, men had geen vervanger aangeduid en de sportieve leiding werd toevertrouwd aan de manager, Didier Couécou.Op een bepaald moment hadden we achttien op achttien, maar plots was het afgelopen. Begin 1989/90 kwam Raymond Goethals die zei: ‘Ik weet niet wat hier gebeurd is, maar je mag niet met ons meetrainen.’ Ik viel uit de lucht, ik slaagde er niet in die boodschap te ontcijferen.”

Had het met geld te maken?

“Ja. Bordeaux had financiële problemen, terwijl ik er voor twee jaar getekend had. Naast mijn salaris moest de club elk seizoen één miljoen euro huur betalen. Door me uit de kern te verbannen, hoopte de club dat Inter een oplossing zou zoeken, maar ik had geen zin om een jaar niet te spelen. Het was een ramp. Ik was niet de enige die overbodig was, namen als Yannick Stopyra en Bernard Genghini zaten in dezelfde situatie. Ik werd er helemaal gek van. Ik wist dat er geen 36 oplossingen waren, dat ik me zo snel mogelijk uit die situatie moest bevrijden, en dat ik die oplossing zelf moest zoeken. In feite was die patstelling bij Bordeaux het beste wat me kon overkomen. Ik heb me uit de naad gewerkt met Bernard Michelena, die ons niet liet vallen, ik heb in die periode een maturiteit verworven die ik tevoren misschien onvoldoende had. Ik was woest, en ik heb me er doorheen geslagen. Elke dag hard werken en in de verte de kern zien trainen waar je geen deel mag van uitmaken: niet makkelijk, hoor.”

Kwam Inter met een oplossing?

“Neen.”

Wie dan wel?

L’Equipe, de sportkrant. Bordeaux wilde niet dat ik met de pers sprak. Een journalist van L’Equipe met wie ik een goed contact had, trok zich niets aan van een eventuele boycot en wijdde een pagina aan mijn situatie. Ik lichtte alles toe, hoe ik in mijn eentje probeerde overeind te blijven, dat ik graag in Frankrijk wilde blijven, Europees voetbal miste. Op een bepaald moment signaleerde de journalist dat Auxerre versterking zocht op het middenveld, maar dat Guy Roux niet veel geld kon uitgeven. Ik antwoordde dat geld me op dat moment niets kon schelen, maar dat Auxerre me wel interesseerde. ’s Anderendaags had ik Guy Roux aan de lijn. Of het klopte wat ik allemaal had gezegd? Of ik echt naar Auxerre wilde komen? Twee uur later belde hij me terug. Nog diezelfde dag zat ik in een hotel op de luchthaven van Parijs-Orly met Roux, een delegatie van Bordeaux en een vertegenwoordiger van Inter. Liefst zeventien uur lang hebben we gepraat. Toen alles bleef vastzitten, heb ik gezegd dat ik genoegen nam met één derde van mijn salaris. Dat was het punt waarop mijn voetbalcarrière een nieuwe start nam. ’s Anderendaags trainde ik al met Auxerre, een paar dagen later was er een vriendschappelijke wedstrijd omdat Roux wilde zien waar ik fysiek stond. Vervolgens speelde ik in de competitie tegen Racing Club de Paris en won ik in de UEFA Cup met Auxerre met 3-1 van Dinamo Zagreb.”

Finale met Auxerre

Je nam een nieuwe start.

“Auxerre deed er alles aan om zo snel mogelijk de beste Scifo op het veld te krijgen. Ik was er helemaal klaar voor. Dankzij Auxerre slaagde ik later bij Torino en Monaco. Inter wilde me zelfs terug: ik heb toen neen gezegd. Ik had geen zin meer in situaties waarin anderen voor mij beslisten. Ik heb me in Italië van mijn beste zijde getoond. Met Torino werden we derde, we wonnen in 1991/92 de Italiaanse beker en haalden de finale van de UEFA Cup tegen Ajax, die we ongelukkig verloren door de Amsterdamse doelpunten op verplaatsing. Vervolgens trok ik naar Monaco omdat Torino financieel zwaar in de rode cijfers zat. Ik ben vier jaar bij Monaco gebleven. Uiteindelijk heb ik een mooie carrière gemaakt, maar…”

Maar?

“Ik vind dat ik er toch te weinig uitgehaald heb. Mijn palmares mag er zijn, maar het had beter gekund. Ik verloor in de halve finales van een WK, er waren twee Europese finales waar ik aan het kortste eind trok. Een halve finale van de Cham- pions League. Vier landstitels met Anderlecht, één met Monaco: allemaal niet slecht, maar in een echte topclub heb ik nooit gespeeld. Real Madrid heeft me ooit gecontacteerd, maar dat bleef zonder gevolg. Ik miste iets. Talent had ik zat. In Italië zag ik Zuid-Amerikanen die minder getalenteerd waren dan ik, maar die het wel maakten, die zich meteen doorzetten. Misschien was ik te bescheiden.”

Is dat wat het zwaarst op je weegt?

“Neen. Dat is het tragische ongeval dat mijn broer is overkomen. (zwijgt) Pino zorgde voor evenwicht in mijn leven. Het leven wordt nooit meer wat het was zonder hem en zonder mijn neefje, de zoon van mijn schoonbroer, die op zijn 27e aan een hartaanval bezweek. Dat is pas hard om te verwerken. Ik heb dat gedaan, samen met mijn familie. Als men me over problemen spreekt, weet ik wat belangrijk is, wat écht telt.”

DOOR PIERRE BILIC – BEELDEN BELGAIMAGE

“Ik heb mijn salaris door drie gedeeld om voor Auxerre te kunnen voetballen.”

“Als speler had ik gebreken: op fysiek vlak was ik geen beest.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content