Sommige mensen beweren dat men gek moet zijn om doelman te worden. Dat vind ik een beetje verregaand. Doelmannen zijn wel een ras apart. Een keeper is altijd alleen, maar o zo belangrijk voor een elftal. Welk nut heeft het om twee keer te scoren als men er drie incasseert? Dat het geen gemakkelijke jongens zijn voor een trainer, dat is duidelijk. Ik ben enkele specimens tegengekomen tijdens mijn Anderlechtperiode …

In het begin van mijn loopbaan speelde ik nog een paar wedstrijden met Jean Trappeniers. Net zoals den Trap heb ik mijn broek versleten op de banken van het atheneum van Vilvoorde. Ik keek een beetje naar hem op, want hij reed rond in een witte sportwagen en was altijd piekfijn gekleed. Dat leek mij ook wel iets! Soms ontmoet ik hem nog eens tijdens een of andere reünie van oud-Anderlechtspelers. Jean is nog altijd recht voor de raap en na enkele glazen wijn kan hij zijn rancune tegenover de Brusselaars en de familie Vanden Stock niet onder stoelen of banken steken. Het begon toen Constant Vanden Stock nog selectieheer was van de nationale ploeg. De Rode Duivels speelden op Sclessin tegen Noord-Ierland en verloren met 2-3. Trappeniers hield 2500 frank over aan die match. Jef Jurion, die de wedstrijd geblesseerd in de tribune volgde, kreeg 15.000 frank. Jean pikte dat niet en zei tegen mijnheer Constant dat hij liever thuis bleef dan zijn tijd te verliezen tijdens een driedaagse afzondering. Hij werd uit de nationale ploeg geflikkerd en het zou vier jaar duren voor hij een nieuwe kans kreeg.

In 1971 kwam Jan Ruiter naar het Astridpark en hij maakte ook een kapitale fout. Na een 3-2-nederlaag tegen Club Brugge nam Constant Vanden Stock onze doelman duchtig op de korrel in een of andere krant. Ruiter was dat te weten gekomen en toen de voorzitter voor een bespreking op Anderlecht aanwezig was, stormde de lange onaangemeld het bureau van Vanden Stock binnen. In die tijd was een afspraak met mijnheer Constant versieren misschien moeilijker dan een audiëntie met de paus te verkrijgen. Men kan zich dan ook de verbazing van de voorzitter voorstellen toen hij daar ineens werd geconfronteerd met een over zijn toeren draaiende doelwachter! Jan Ruiter heeft daar ongetwijfeld zijn verdere loopbaan bij Anderlecht gehypothekeerd. Tijdens de drie jaar onder George Kessler en HansCroon was er geen vuiltje aan de lucht, maar na de komst van Raymond Goethals gingen de poppen aan het dansen. Van in het begin was het duidelijk dat Ruiter en dentuveneir geen grote vrienden zouden worden. Raimundo deed niets liever dan de Hollander de grond in boren, nooit iets positiefs. Hoe dikwijls heeft Jan niet moeten horen: ” Awel joeng, as gei uitstampt, es mein sigaret op veur den bal de grond roekt.” Uiteindelijk werd hij geruild met Nico de Bree van RWDM.

De reus Nico de Bree was een heel ander type dan de brave Jan Ruiter. Hij noemde mij de kapstok, omdat ik nogal met opgetrokken schouders rondliep. Nico was bijgelovig, ik moest voor de match altijd zijn rug masseren, want dan waande hij zich onklopbaar. Als Goethals dat zag, zei hij steevast: ” ’t Zen twie zievereirs.” Ik ging veel op stap met Nico. Eenmaal ben ik mij een bult geschrokken. We waren op weg naar Bornem. Ik reed achter hem. Zonder enige aanleiding vloog zijn wagen van de weg in een gracht, schoof verder en botste tegen een betonnen brugje. Wat een klap! Ik dacht: die is morsdood! Maar toen ik ter plaatste kwam, was Nico al uit zijn wagen gekropen. Het stuurwiel was tegen zijn borst uiteengespat, zijn bekken was een beetje verplaatst en er zat gestold bloed in zijn heup, maar voor de rest was hij oké. Alleen als hij liep, dan verging hij van de pijn. Na dat ongeval is het toch stilletjes aan bergaf gegaan met zijn carrière.

Het opkomende keeperstalent Jacky Munaron hebben we ook eens laten schrikken. Na een Europacupmatch in Hamburg namen we de toen nog jonge Waal op sleeptouw in het nachtleven. We lieten hem alles betalen, een gepeperde rekening als je het mij vraagt! In het vliegtuig tijdens de terugreis kwam Munaron afrekenen, zoals afgesproken. “Welke rekening?”, vroeg ik hem. “Weet jij iets van een rekening, Nico?” De Bree deed of zijn neus bloedde. Jacky werd witter en witter. Tot we geland waren hebben we hem doen zweten. In Zaventem hebben we hem dan maar betaald, tot grote opluchting van de Dinantees.

“’t Zen twie zievereirs.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content