Volgens zijn coach Brad Gilbert heeft Andy Roddick nog ‘minstens twintig procent progressiemarge’. En de jonge Amerikaan staat nu al eerste op de wereldranglijst !

Het Amerikaanse sportmagazine Sports Illustrated doopte hem als ‘Everyman Champ’ – zeg maar ‘de gewone man kampioen’. Want Andy Roddick is een doodgewone mens, een mens zoals u en ik, en dus is hij niet zoals de meeste tennissers. Natuurlijk maakt hij deel uit van een gezelschap supersterren en speelt hij ook dat spelletje mee. Hij verblijft in de chicste hotels, hij is te zien op de meeste uiteenlopende exhibities, hij komt in aanraking met de helden van Hollywood, hij wordt uitgenodigd in de beste Amerikaanse talkshows, hij leent zich voor reclame voor tal van producten. Maar dat lijkt hem als mens niet te beïnvloeden, dat alles vloeit gewoon voort uit zijn overwinning in de US Open van september laatstleden en uit zijn status als nummer één van de wereld aan het slot van het seizoen 2003.

Akkoord, soms kan men Andy Roddick ontwaren op de geprivilegieerde locaties waar de Amerikaanse jetset verzamelt. Dat is dan weer een gevolg van het feit dat hij al vijftien maanden verloofd is met Mandy Moore, een actrice en zangeres die weliswaar voorlopig in de schaduw blijft van een Christina Aguilera of een Jennifer Lopez, maar die in Amerika toch een zekere reputatie heeft opgebouwd en die dus Hollywood kent als haar binnenzak.

Zonder al deze factoren zou Andy Roddick een doorsnee Amerikaanse jongeman zijn. Zoals alle Amerikanen beoefende hij van kind af aan sport, met aanvankelijk een voorliefde voor basketbal en baseball. Al kun je ‘al deze factoren’ uiteraard ook niet wegcijferen. Dat dringt ook tot Roddick zelf almaar meer door. “Ik begin natuurlijk te beseffen dat ik beroemd ben en ik begin te leren hoe ik daarmee moet omgaan. Maar elke dag nog zijn er momenten waarop ik denk : wat gebeurt er ?”

En ze moeten ook niet overdrijven, vindt hij. “Andere Amerikanen hebben voor mij op de eerste plaats van het wereldtennis gestaan. Spelers die tot een heel andere categorie behoren dan ik. Legendarische tennissers. Terwijl ik weet dat ik al zeer hard zal moeten werken om gewoon te blijven waar ik nu ben.”

Waar komt die bescheidenheid van Andy Roddick vandaan ? Misschien luidt het antwoord op die vraag wel : van Ohama. In dat – naar Amerikaanse normen – godvergeten gat werd hij op 30 augustus 1982 geboren. Ohama of all places : een vredig stadje met 400.000 inwoners in het hart van Nebraska en tegelijk diep in het hart van Amerika.

Ohama zit nog altijd in het bloed van Roddick. Nu hij tot vip is gebombardeerd, heeft hij een huis gekocht in Austin, Texas. Bizarre keuze. Wie zijn zakken van de poen voelt uitpuilen, verhuist normaal gezien liever naar wijken als South Beach, Bel Air of SoHo. Niet Roddick dus. Bovendien oogt zijn optrekje veeleer discreet dan luxueus.

Op het einde van 2002 stond Roddick zesde op de wereldranglijst genoteerd. Een jaar later is hij de zesde Amerikaan op nummer één en de jongste sinds John McEnroe. Zijn opmars dankt hij aan een geweldig seizoen, dat uiteenvalt in twee delen : voor en na Roland Garros.

In Parijs sneuvelt Roddick al in de eerste ronde tegen de grauwe Armeense middenmoter Sargis Sargsian. Die spraakmakende nederlaag heeft op Roddick het effect van een elektroshock. Een paar dagen laat hij zich meeslepen door twijfels. Dan herpakt hij zich en hij neemt contact op met Brad Gilbert, de coach die werkloos is sinds Andre Agassi in februari 2002 brak met hem. Want daarvan is Roddick overtuigd : als hij zichzelf uit het slop wil halen, moet hij de samenwerking met Tarik Benhabilès stopzetten.

De Fransman Benhabilès – een gewezen speler – nam Roddick onder zijn hoede in augustus 1999. Op dat ogenblik was Roddick een beloftevolle junior en Benhabilès zijn ideale trainer. Hij gaf de jonge Amerikaan vertrouwen, leerde hem zich te gedragen als een echte tennisprof. “Maar”, zegt Roddick, “onze visies op tennis liepen uiteen en dus was onze samenwerking hoe dan ook ten dode opgeschreven.”

Men kan zich de frustratie van Benhabilès voorstellen. Net toen hij aanstalten maakte de vruchten van jarenlang werk te plukken, werd hem zijn favoriete speelgoed ontzegd. Ook al gingen beide partijen zoals dat heet “in vriendschap” uit elkaar, veel met elkaar aan de telefoon hangen zullen ze zeker niet meer doen. Op de koop toe ‘vergat’ Brad Gilbert in zijn verklaringen na de US Open steevast de naam van Benhabilès te vermelden : niet bepaald een teken van klasse.

De bijdrage van Gilbert tot de hoogbloei van Roddick kan natuurlijk ook niet worden ontkend. Prompt boekte de jonge Amerikaan prima resultaten. Hij won Queen’s, moest op Wimbledon slechts in de halve finale buigen voor de latere winnaar Roger Federer, en behaalde vervolgens op zijn favoriete harde ondergrond overwinningen in In- dianapolis, Toronto, Cincinnati en – de apotheose – Flushing Meadow.

Die zeges dankt Roddick voor een deel aan zijn snoeiharde service : hij mept ze met een snelheid van 230 kilometer per uur over het net. Hij wordt voortgestuwd door dezelfde passie als destijds John McEnroe en Jimmy Connors, maar kan volgens kenners hooguit op een kwart van hun talent betrapt worden. De grote kracht van Roddick schuilt in, welja, zijn grote kracht – en in de efficiëntie waarmee hij die aanwendt. Eerst stuurt hij een service met raketsnelheid op je af. En als je die al terug over het net krijgt, begint hij op elke bal te timmeren alsof zijn leven ervan afhangt en ondanks al dat geweld houdt hij de meeste ballen tussen de lijnen.

In dat laatste schuilt het grote verschil tussen de vroegere Roddick en de huidige – plus dat hij in het verleden vaak door blessures werd geplaagd. Is dat dan toch de inbreng van Gilbert ? “Ik kon hem perfect plaatsen als mens en ik wist wat zijn fouten als tennisser waren”, zegt de coach. Fouten ? Gilbert vroeg Roddick niet om de kracht van zijn slagen te bedaren, wel om die slagkracht intelligenter te gebruiken. Volgens Gilbert heeft Roddick nog minstens twintig procent progressiemarge : zijn backhand is voor verbetering vatbaar en hij moet leren beter te bewegen op de baan.

En waar Benhabilès het belang van elke match dik in de verf zette, neemt Gilbert veeleer een zenhouding aan en haast zich om iedere situatie te ontdramatiseren. Vlak voordat hij de baan op moest voor de finale van de US Open, liet hij Roddick twee videospelletjes spelen. Achteraf, met een glimlach : “Het was beter dat hij al zijn energie opspaarde voor op het terrein.” De ongelukkige Juan-Carlos Ferrero heeft het geweten : in drie sets werd de Spanjaard vermorzeld.

Spontaan is de tennisser Andy Roddick op zijn best. Zo steekt hij namelijk ook als mens in elkaar. Tijdens diezelfde US Open verteerde de Kroaat Ivan Ljubicic zijn nederlaag tegen Roddick slecht. Ljubicic pakte in zijn publieke commentaren uit met giftige kritiek aan het adres van Roddick. Dat die het Amerikaanse publiek manipuleerde en dat er in de kleedkamers veel volk rondliep dat hoopte op de val van Roddick. Die pikte de verklaringen niet. Hij belde Ljubicic op om uitleg te vragen – het was toen wel twee uur ’s morgens.

Het typeert Roddick : een impulsieve kerel, altijd en dikwijls op de meest onverwachte momenten in voor een grap, altijd joviaal. Van het incident met Ljubicic is overigens niets blijven hangen. Toch zegt Roddick : “Als ik een probleem met iemand heb, geef ik er de voorkeur aan om dat tussen vier ogen te regelen. Ik wou dat Ivan dat ook had gedaan in plaats van zijn opmerkingen in de pers te gooien.”

door Florient Etienne

Roddick moest zijn kracht niet bedaren, maar ze intelligenter gebruiken.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content