Als alles meezit, rijdt Lance Armstrong over een kleine maand voor de vijfde keer met de gele trui Parijs binnen. Dirk Demol, adjunct-ploegleider bij US Postal, blijft gebiologeerd door de Amerikaan.

Laat één ding duidelijk zijn : Lance is the boss, the best, the man. Dat merk je aan de blik van ontzag in de ogen van Dirk Demol en aan de schier oneindige reeks superlatieven die uit zijn mond rollen. Aan het vuur waarmee hij Armstrong verdedigt en de zinsneden die hij van hem overneemt. Heel af en toe lijkt het zelfs of je Lance hoort spreken.

Eind deze week staat US Postal-Berry Floor met vierentwintig man aan de start van La Grande Boucle : negen renners, twee ploegleiders, vijf verzorgers, vier mecaniciens, een ploegdokter, een chiropractor, een buschauffeur en een kok. Dirk Demol, ex-winnaar van Parijs-Roubaix, werd drie jaar geleden door ploegleider Johan Bruyneel binnengehaald.

Hoe kwam die ’transfer’ tot stand ?

Dirk Demol : Het kwam totaal onverwacht. Ik had vier jaar jongeren begeleid bij een semi-professionele ploeg en zelfs nooit de ambitie uitgesproken om naar een topploeg te gaan. Het was een beetje alsof je in het voetbal gepromoveerd wordt van vierde provinciale naar eerste klasse. Ik heb me heel goed moeten voorbereiden, want mijn Engels beperkte zich tot yes en no. Zelfs toen ik de eerste keer richting Amerika vloog, vroeg ik me nog af waar ik in godsnaam aan begonnen was, maar na één dag wist ik dat ik een juiste beslissing had genomen.

Hoe stond je tegenover de figuur Lance Armstrong ?

Ik had wel bewondering voor hem, maar dat heb ik nooit laten merken. Johan had me vooraf ook verteld hoe belangrijk het is om bij Amerikanen een zelfverzekerde indruk na te laten. Bij Lance is het ‘ja’ of ‘neen’. ‘Misschien’ is tijdverlies. Hij houdt van klare taal, je mag niet rond de pot draaien. Zo is hij zelf ook : baf, vooruit. Als we met de ploeg in een wedstrijd rijden, voel je meteen dat Lance er is. De jongens zijn dan meer geconcentreerd.

Omdat ze bang zijn van hem ?

Neen, gewoon door zijn aanwezigheid trekt Lance de ploeg naar een hoger niveau. Soms doet hij me een beetje denken aan Hinault. Als die ergens binnenkwam, voelde je ook meteen : ai, dat is verdorie een speciale. Lance is een geboren leider. Wat hij ook doet na zijn carrière, of hij nu baas zou zijn van een bedrijf of iets anders, hij zal overal succes hebben. De kracht van Lance zit hem in twee dingen : hij is een geweldig atleet en mentaal heel sterk. Van alle grote rondes vraagt de Tour mentaal het meest : het beste deelnemersveld, de grootste persaandacht en het meeste publiek. Sommige renners lijden daar mentaal zo hard onder dat ze ook fysiek minder gaan presteren. Lance kan zich daarboven zetten. Ik heb met veel goede renners gereden, maar die mentale kracht van Lance heb ik nooit gezien, echt uitzonderlijk. Hij twijfelt nooit.

Trekken zijn ploegmaats zich op aan die ijzeren mentaliteit ?

Zeker, een mooi voorbeeld daarvan is Floyd Landis. In de winterperiode was hij een certitude voor de Tour, maar in januari brak hij zijn heup, met een operatie en drie titaniumbouten als gevolg. Floyd begon heel snel met aquatraining en rijden op de rollen, zodanig dat hij in april aan koersen toe was. In de Tour of Georgia viel hij weer, zonder erg op het eerste gezicht. Eind april zou hij naar Europa komen, maar net voor hij afreisde, bleek uit röntgenfoto’s dat de bouten verschoven waren. Mocht hij opnieuw op die heup vallen, dan zou het kunnen dat hij de rest van zijn dagen zou sukkelen. Floyd kon niet anders dan drie nieuwe bouten te laten steken. Een normaal mens loopt dan een hele tijd op krukken, maar bij Floyd was er geen houden aan. Hij moest en zou klaar raken voor de Tour. Weet je wat hij zelfs gedaan heeft ? Twee dagen na zijn operatie is hij op een vliegtuig gestapt in Californië om dertig uur later in Europa te arriveren. Zijn geopereerde been was tweemaal zo dik als zijn andere, eigenlijk onverantwoord, gek, crazy ! Hij heeft twee dagen aan een stuk met zijn been omhoog gelegen om het te laten ontzwellen, is dan weer beginnen te trainen en vier dagen daarna stond hij aan de start van de Ronde van België. En heeft hij ze ook uitgereden.

Moet je als ploegleider zo iemand niet tegen zichzelf beschermen ?

Elke avond heb ik in de Ronde van België met hem gepraat : “Floyd, ik kan niet voelen wat er in je omgaat, maar wij zullen het je nooit kwalijk nemen als je morgen de handdoek in de ring moet gooien.” En dan werd hij zelfs kwaad : “Neen, godverdorie, ik moet hierdoor. Ik moet de start van de Tour halen en alleen zo kan ik er nog bij raken.” Op trainingskamp eind mei hebben we hem wel verboden om in verzuring te rijden, maar tegen Floyd zeggen : “Jij mag vandaag niet mee”, dat kan je niet maken, dan wordt hij zot. Die jongen gaat elke dag opnieuw door de pijngrens en hoopt dat hij toch fit zal raken.

Hoe selecteren jullie de renners die een Tourticket krijgen ?

Er mogen negen renners starten in de Tour, maar ieder jaar stomen we twaalf tot veertien jongens klaar. Ze worden zo goed als nooit onder druk gezet om te presteren in wedstrijden, maar in juni moeten ze tonen dat ze klaar zijn voor de Tour. De Dauphiné Libéré, waar Armstrong rijdt, en de Ronde van Catalonië, waar Heras meedoet, zijn de laatste tests. Een kleine twee weken voor het begin van de Tour maken we de selectie bekend en weten de renners of ze erbij zijn of niet. Drie van de afvallers verplichten we om tot de dag van de proloog te leven en te trainen alsof ze de Tour zouden rijden. Dat is hard, vooral voor de Amerikanen, die verplicht nog tien dagen in Europa moeten blijven. Vaak zijn ze meer ontgoocheld dat ze niet mee mogen naar de Tour dan als hun contract niet verlengd wordt.

Het is moeilijk, maar je neemt zulke beslissingen in eer en geweten. We evalueren de renners het hele jaar door : hoe goed zijn ze als ploegmaats ? Kunnen ze met stress-situaties omgaan ? Je kan in geen enkele ploeg voor een zwaardere opdracht staan dan bij ons de Tour te rijden. Onze renners staan vanaf de start onder druk, heel de wedstrijd moeten ze zich met de kopman vooraan bewegen. En dit van de eerste tot de laatste rit. Je kan de Tour niet iedere dag winnen, maar je kan hem wel elke dag verliezen. Het gevaar op lange ontsnappingen is er altijd. We mogen ons niet in het verweer laten dringen zoals twee jaar geleden toen er een groep 35 minuten heeft kunnen nemen.

Hoe kon dat gebeuren ?

Lance was in het begin van de rit betrokken in een valpartij. Zonder erg, maar op hetzelfde moment was er een aanval en werd het peloton in vier stukken gereten. Omdat Lance in de vierde groep zat, hebben onze jongens de hele dag in de achtervolging gereden. Toen ze weer bij het peloton aansloten, was er een groep van twaalf man weg. Op het eerste gezicht zaten daar geen klassementsrijders bij. Op dat moment hebben we de beslissing genomen om niet op kop te rijden. Een kwartier werd twintig minuten en we bleven gewoon pokeren : “Foert we trekken het ons niet aan, ze hebben het vuur aan de schenen gelegd toen Lance viel, laat ze maar gewoon rijden, voor ons part nemen ze een halfuur” ( lacht). Het zijn dus vijfendertig minuten geworden. Zulke gevaarlijke spelletjes spelen we niet meer.

In hoeverre heeft Lance Armstrong inspraak bij de samenstelling van de ploeg ?

( Voorzichtig.) Hij heeft zeker zijn inspraak, dat moeten we niet gaan ontkennen. Soms wordt wel een keer gesteld dat Armstrong de baas is. Hij is zonder discussie de kopman en wordt in alles betrokken, maar het is niet zo dat hij zegt : die en die mag mee en die niet. Hij houdt ook van dat systeem van permanente evaluatie. Lance is iemand die spreekt. Als hij jongens in de koers iets verkeerds ziet doen, zal hij bijsturen.

Zelfs als hij daarvoor vanuit Spanje naar jou in de volgwagen in de Omloop Het Volk moet telefoneren om te zeggen dat Max van Heeswijk niet mag meewerken in de kopgroep.

( Een beetje verlegen.) Dat doet hij zelden, hoor, maar in de Omloop het Volk had ik geen tv in de wagen en moest ik me volledig baseren op de berichten van de wedstrijdradio. Net voor de Molenberg reed er een groep van zes weg, waaronder vier man van Quickstep. De wedstrijdradio meldde drie keer dat Van Heeswijk in de achtervolgende groep zat op twintig seconden van de kopgroep, terwijl hij er op de Molenberg al alleen naartoe gereden was. Lance ziet Van Heeswijk op tv dus volop meewerken in die kopgroep, en dan denkt hij : “Wat is dat ? Ik zal bellen.”

Voel je je op zo’n moment niet in je hemd gezet als ploegleider ?

Neen, ik was gewoon content dat ik het wist. Lance is een ongelooflijke perfectionist en volgt alles op de voet. In de rittenkoersen in mei, waar jongens meerijden die in the running zijn voor de Tour, belt hij me ook regelmatig op : hoe is het met die en die ? Als hij thuis is, kijkt hij naar alle koersen op tv en gaat hij minimaal twee keer per dag on line om al het wielernieuws te volgen. Hij kent alle uitslagen, weet perfect wat elke tegenstander presteert.

Ook in de voorbereiding van de Tour laat hij niets aan het toeval over : alle cruciale ritten zijn ongetwijfeld alweer verkend.

Johan is als eerste met systematische parcoursverkenningen begonnen en nu zien we dat het duchtig gekopieerd wordt door andere ploegen. Op onze stage in de Alpen hoorden we dat Rabobank er ook al geweest was. Dat deert ons niet. De tijdritten zijn verkend, net als de Pyreneeën- en Alpenritten. We hebben ook al een dag geoefend voor de ploegentijdrit om te zien welke volgorde optimaal is. Alles is al eens uitgeprobeerd. ( Slim lachje.) Er is niets aan het toeval overgelaten.

Kan de rest van de ploeg volgen als Armstrong gaat verkennen ?

Neen, maar de trainingskampen zijn geen selectiewedstrijd. Het gaat niet om de snelheid, maar om de hoeveelheid, elke dag opnieuw die vele uren kunnen trainen. Johan en ik houden constant in de gaten dat de jongens elkaar niet kapotrijden. Lance heeft een enorm recuperatievermogen, een grote motor. Hij kan zes, zeven uur trainen, drie, vier cols oprijden en ’s morgens fris als nen briek aan tafel zitten : let’s go !

Hoe ver gaat Armstrong tijdens die stages ?

Ik heb al meegemaakt dat we een Tourrit van 230 kilometer met vijf cols integraal gingen verkennen. Bovenop de laatste col zat iedereen zo kapot als maar kon. Lance daalt dan weer af en zegt : die berg ga ik nog eens extra doen om een iets ander tempo en versnelling uit te proberen. Hij beseft beter dan wie ook wat een luxe het is om gezond te zijn. Als Lance ’s morgens opstaat, is hij blij dat hij goed is, dat hij kan gaan fietsen. Het mag pijpenstelen regenen, als er zes uur training in zijn schema staat, dan rijdt Lance zes uur.

Is Armstrong iemand die de sfeer er goed kan inhouden ?

Lance is een plezante gast. Waar hij is, zitten ze te lachen en te dollen en te zeveren, er is echt sfeer aan de tafel waar hij zit. Vorig jaar legde hij voor de start altijd ZZ Top op, de lievelingsmuziek van Floyd Landis, en dan zaten ze allemaal mee te zingen in de bus.

Toch heeft Armstrong het imago van een zuur kijkende vedette met veel te veel noten op zijn zang. Hij is bijvoorbeeld de enige wielrenner die bodyguards en een privé-vliegtuig nodig heeft.

In de Tour heeft hij één of twee mensen die hem naar de startplaats loodsen, want van het moment dat hij van de bus stapt, staan er twee- tot driehonderd mensen klaar met dienen boek voor een handtekening. In de pers spreken ze dan onmiddellijk van vijf bodyguards. Het klopt wel dat Lance binnen Europa altijd privé vliegt, want hij kan niet tegen tijdverlies. Tien minuten wachten op de luchthaven is hem bij wijze van spreken al te veel. Hij heeft een overeenkomst met een maatschappij die enkel privé-vluchten verzorgt.

Armstrong is niet echt dikke maatjes met de pers, de Franse pers in het bijzonder.

In 1999 hebben ze hem heel veel pijn gedaan door te stellen dat het niet kon dat iemand die kanker heeft gehad zo een prestatie kon neerzetten. ( Zeer ernstig:) Voor een goed begrip : Lance heeft teelbalkanker gehad, met uitzaaiingen naar de longen en hersenen. ( Maakt zich kwaad.) Hoe kan iemand ook maar dénken dat zo’n mens het risico neemt om ik-weet-niet-wat te pakken en zo zijn gezondheid weer in gevaar te brengen ? Het is gewoon absurd dat ze zoiets zelfs maar suggereren. Zulke dingen hebben Lance diep geraakt. Omdat ze hem dus niet komen bezoeken als hij in de Pyreneeën twee dagen aan een stuk die cols over rijdt bij een temperatuur van vijf, zes graden. Omdat hij, toen hij opnieuw moest leren lopen en fietsen, geen drie journalisten gezien heeft. Na twee jaar verschrikkelijk afzien en keihard vechten bereikt hij iets wat niemand ooit voor mogelijk had gehouden en dan zeggen ze : dat kan niet, hij zal wel pakken.

Zijn hechte band met de Italiaanse dopingdokter Ferrari doet er natuurlijk ook geen goed aan.

Lance werkte al voor zijn ziekte samen met Ferrari, maar die vraag is hem nooit gesteld natuurlijk. Hij gaat niet bij Ferrari als dokter, maar steekt vooral veel van hem op wat betreft training.

Overlegt Johan Bruyneel met Ferrari over de trainingsschema’s van Armstrong ?

( Weifelend.) Weinig. Johan heeft een algemene visie over de voorbereiding van de Tour en lijnt veel uit, maar gedetailleerde trainingsschema’s stelt hij niet op. Het is vooral Lance die met Ferrari overlegt.

Je staat als adjunct-ploegleider zo goed als volledig in de schaduw van Johan Bruyneel. Droom je nooit van een hoofdrol binnen US Postal ?

Ik weet van mezelf dat ik de taak van Johan niet aankan. Niet dat ik niet weet waarover ik bezig ben of niks kan beslissen, maar als eindverantwoordelijke van zo’n topploeg zou ik waarschijnlijk kapotgaan van de stress. Dan ben ik liever een goede tweede man. Als renner had ik dat ook. Ik heb ooit de kans gehad om als kopman bij Lotto te rijden en op training ging alles goed, maar in de koers zelf raakte ik geen poot meer vooruit.

Johan zal nooit het gevoel krijgen dat ik zijn plaats ambieer. Ik voel me perfect gelukkig dat ik hem bij US Postal kan aanvullen, schrijf dat maar op. Ik vind het prachtig dat ik deze job heb en ik ben hem daar heel dankbaar voor. Na een jaar vroeg Johan me of ik bij hem wilde blijven tot het einde van het sponsorcontract en ik heb geantwoord : “Johan, ik vraag niet liever.” Blindelings volg ik hem.

door Loes Geuens

‘Als eind-verantwoordelijke zou ik kapotgaan van de stress.’

‘Die mentale kracht van Armstrong, dat is echt uitzonderlijk. Hij twijfelt nooit.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content