De parallellen in hun carrière zijn op het beangstigende af, hoewel ze elk uit een andere generatie komen. Met Roeselare-Club Brugge voor de deur praten twee West-Vlaamse Nederlanders over het heden, het mooie verleden en de onzekere toekomst.

De wegen van Dennis van Wijk (46) en Henk Houwaart (64) kruisen elkaar telkens opnieuw. Ongeveer een jaar geleden zakten beide Nederlanders naar Roeselare af om er een club voor de degradatie te behouden. Van Wijk won met eersteklasser KSV Roeselare de eindronde, Houwaart hield Club Roeselare in eerste provinciale. Een gesprek over mooie tijden bij Club Brugge, ongegronde vooroordelen en de strijd tegen de degradatie.

Jullie hebben beiden een groot deel van jullie spelers- en trainerscarrière in West-Vlaanderen doorgebracht. Waarom gedijen jullie hier zo goed?

Houwaart: “Een van de belangrijkste reden waarom ik hier gebleven ben, is omdat ik met een Belgische getrouwd ben. Als mijn vrouw de kerk van haar dorp niet ziet, dan heeft ze al heimwee.” (lacht)

Van Wijk: “Wij zijn allebei mensen die zich goed kunnen aanpassen aan een bepaalde mentaliteit. Henk komt uit Den Haag, ik uit Amsterdam, in vergelijking met die steden is Brugge eigenlijk maar een dorp. Als je het hectische leven uit de grootstad gewend bent, dan is het een verademing als alles eens wat trager gaat. Alles is hier kalmer, maar er wordt natuurlijk wel stevig gewerkt. Ik voel me daar heel goed in thuis. En als ik de drukte wil opzoeken, dan ga ik wel eens voor een weekendje naar Amsterdam, Brussel of Antwerpen.”

Voelen jullie je nog Nederlander?

Houwaart: “Ik voel mij gewoon hetzelfde, of je me nu Nederlander of Belg noemt. Toen ik hier aankwam, was ik wel meteen gecharmeerd van de gemoedelijkheid. Dat had je in Den Haag niet, daar regeerde vooral de jaloezie. Hier werd je als vedette niet benijd, integendeel, je werd op handen gedragen. Als je ergens kwam, in een supportersclub bijvoorbeeld, dan was het altijd feest.”

Van Wijk: “In België word je met respect behandeld, een heel verschil met Nederland. Een van de eerste dingen die een van mijn Nederlandse spelers vroeg toen hij hier aankwam, was: ‘Hoe zit het met de tabloids, met de paparazzi?’ Hij schrok ervan toen ik antwoordde dat dat hier onbestaande is.”

Rotte appels

Hoe lang kennen jullie elkaar al?

Houwaart: “Ik heb vroeger met zijn papa, Hassie, gespeeld bij ADO Den Haag. Ik wist dus wel wie hij was, maar leerde hem pas echt kennen toen hij naar Club Brugge kwam in 1986. Toen ik wist dat we Dennis konden halen voor 300.000 Belgische frank, heb ik niet lang getwijfeld. Een toptransfer qua prijs-kwaliteit. Hij had bij Norwich City ervaring opgedaan in de Premier League en was opgeleid bij Ajax, dan kun je wel een potje voetballen. We konden zijn winnersmentaliteit echt gebruiken in ons elftal. Tegen Dennis moet je niet zeggen: de beuk erin. Hij pepte zijn medespelers ook op. Die periode bij Brugge, eind jaren tachtig, was een fantastische tijd. We hadden een ploeg met karakterjongens die echt aan elkaar hingen. Ik deed veel voor spelers, en mijn spelers deden veel voor mij. Dat was wat die tijd zo mooi maakte.”

Van Wijk: “Henk en ik komen allebei uit een volksbuurt. In zulke buurten ben je op elkaar aangewezen. Toen ik bij Brugge kwam, had ik hetzelfde gevoel. Het volkse karakter was toen nog aanwezig. We deden zo goed als alles samen met de spelers en dat is een van de redenen waarom het zo mooi was.”

Beschouwen jullie die periode bij Club als de mooiste in jullie carrière?

Van Wijk: “Dat is moeilijk te zeggen. Ik heb er in ieder geval het meeste plezier gehad, en er de meeste vrienden aan overgehouden. Maar er is ook een schaduwkant natuurlijk. Bij Brugge heb ik mijn been gebroken en werd ik op mijn 30e afgeschreven voor professioneel voetbal.”

Houwaart: “Ik heb net hetzelfde meegemaakt met mijn knie, ik ben ook voortijdig moeten stoppen. En net als Dennis ben ik op mijn 31e beginnen te trainen.”

Van Wijk: “Aan het einde van je carrière denk je toch altijd terug aan die schitterende Europese campagne bij Club: we stonden in 1988 verdorie bijna in de finale van de UEFA Cup.”

Houwaart: “En bleiten dat je toen deed.” ( lacht)

Van Wijk: “Maar naast Club Brugge waren ook de jaren bij Norwich City voor mij memorabel. Op heel jonge leeftijd speelde ik tegen Liverpool, Manchester United en Arsenal. En we wonnen de League Cup op Wembley.”

Jullie gingen vaak aan de slag bij ploegen in moeilijke papieren. Is dat mentaal niet vermoeiend, telkens opnieuw moeten vechten voor het behoud?

Houwaart: “Tja, je wil gewoon bezig blijven: werken en op dat veld staan.”

Van Wijk: “Het gaat om de aanbiedingen die je krijgt. Kijk hoeveel trainers er op dit moment zonder werk zitten. Ik heb het geluk dat ik zo goed als altijd werk heb gehad, Henk had dat ook, behalve de laatste jaren. Twee jaar geleden koos ik er bewust voor om even te gaan scouten voor West Bromwich Albion. Een schitterende job met veel minder druk en stress dan het trainerschap, ideaal om de batterijen eens op te laden. Maar sowieso is het moeilijk om nee te zeggen als je zonder werk zit, of de club die je komt vragen nu in moeilijkheden verkeert of niet.”

Hoe diep zit je dan als het tóch fout loopt, als je bijvoorbeeld degradeert?

Van Wijk: “Je karakter wordt gepolijst door alles wat je meemaakt. Ik denk dat Henk voor een groot deel kan meeschrijven aan het boek dat ik aan het schrijven ben. Je maakt mooie momenten mee, maar je gaat ook door een groot aantal tegenslagen. Van nature wil je nooit opgeven, maar toch kan het verkeerd aflopen. Toen ik met STVV naar tweede klasse gezakt ben, kon ik voor de spiegel staan en zeggen dat ik er keihard voor gewerkt had. Dan moet je daar vrede mee nemen.”

Houwaart: ” Als trainer moet je er het maximum uithalen. Of je nu degradeert of er net in blijft. Je bent nu eenmaal geen tovenaar. Bij STVV had ik in het begin ook een leuke tijd, maar na een poosje begon iedereen zich daar met mijn werk te bemoeien. Plotseling vertelde iedereen mij hoe ik moest spelen: de dokters, de kinesisten, … Op den duur had ik er genoeg van. Ik ben het als trainer niet gewoon om gecommandeerd te worden.”

Van Wijk: “Iedereen weet dat er in die periode een vijftal rotte appels in de kern zaten bij Sint-Truiden. Toen ik er trainer was, zei ik tegen de voorzitter en Guy Mangelschots dat ze zo snel mogelijk weg moesten. Op dat moment kon dat blijkbaar niet, maar nadat ik wegging, vlogen ze er wel een voor een uit. Dat geeft toch voor een stuk mijn gelijk aan.”

Polsen bij Devroe

Henk, het is intussen al een tijdje geleden dat je een eersteklasser hebt getraind. Zit je te wachten op een job als trainer, of zou je ook geïnteresseerd zijn in een functie van technisch directeur, of adviseur?

Houwaart: “Ik heb in 2008 een absoluut pechjaar gehad. Ik heb mijn zoon verloren en heb zelf serieus gesukkeld met vijf knieoperaties. Je doet het eens anderhalf jaar wat rustiger aan en wat blijkt? Je bent helemaal vergeten. Dat vind ik echt jammer. Niemand vraagt zich nog af: ‘Die Henk Houwaart, die trainer met zijn fraaie palmares, waar zit die ergens?’

“Ik voel me nog jong, mentaal ben ik er nog steeds 44. Van mijn knieproblemen ben ik intussen verlost, iedere week ga ik 80 kilometer fietsen. Ik ben heus nog in staat om trainer te worden van een eersteklasser. Maar met mijn ervaring denk ik ook dat ik een soort manager zou kunnen zijn, een technisch directeur die nauw samenwerkt met een trainer. Ik zou zeker een tandem kunnen vormen met Dennis, maar had dat ook zeer graag met iemand als Jan Ceulemans willen doen. Ik vind het heel triest dat ik over het hoofd gezien word, ik lig er zelfs wakker van. Met mijn staat van dienst krijg ik zelfs geen aanvragen van tweedeklassers.”

Je zegt altijd dat je zelf niet wilt solliciteren.

Houwaart: “Neen, nooit. Ik heb dat ook vroeger nooit gedaan. Als ze een trainer willen als Henk Houwaart, dan moeten ze mij maar vragen. Op dit moment train ik Club Roeselare in eerste provinciale, eigenlijk een uit de hand gelopen vriendendienst. De club zat net als het ‘grote Roeselare’ in degradatienood vorig jaar en we zijn erin geslaagd om toch in eerste te blijven. Maar intussen hebben ze me dit seizoen acht nieuwe spelers gegeven die ik van kop noch staart ken. Dan kreeg ik te horen: ‘Doe er maar iets mee.’ Dat zint me niet echt. Maar goed, ik sta graag op een voetbalveld dus zal daar wel nog even blijven. Tenzij er een andere aanbieding komt natuurlijk. Dan ben ik meteen weg, dat is zo afgesproken. Groen-zwart, blauw-zwart, wit-zwart, de kleuren maken mij niet uit, ik wil me tweehonderd procent geven.

“Normaal gesproken ging ik scouting doen voor Club Brugge, dat had Michel D’Hooghe me beloofd. Hij zei dat ik in afwachting geen andere jobs mocht aannemen. Dat zou voor mij ideaal geweest zijn om te combineren met Club Roeselare en met de miniemen van Knesselare, waar ik ook een keer per week uit pure hobby training geef. Maar toen is D’Hooghe ernstig ziek geworden en ik heb er nadien niets meer van vernomen. Achteraf heb ik nog eens gepolst bij Luc Devroe en die zei me dat hij het wel nog eens ter sprake zou brengen, maar ja … Ik vind het erg spijtig dat het er niet van gekomen is.”

Van Wijk: “Bij Roeselare hebben we vijf trainers, een teammanager en een paar mensen voor de scouting; kortom een tiental mensen die bepalend zijn voor het sportieve. Dan moet er bij een topclub, die nog zoveel meer mensen in dienst heeft, toch wel ergens een plaatsje zijn voor Henk?”

Carrièreplanning

Hebben jullie het gevoel dat het beeld dat van jullie als trainer bestaat, correct is?

Van Wijk: “Je krijgt snel een predicaat opgeplakt, een stempel van ‘horen zeggen’. Zowel over Henk Houwaart als over mij hangt de pers een bepaald beeld op. Journalisten zien een speler bezig in de match, maar ze weten amper wat een trainer doet in zijn kleedkamer en komen maar zelden naar een training kijken. Het beeld dat gecreëerd wordt, strookt daarom nog niet met de werkelijkheid. Hoeveel keer heeft de pers niet iemand uitgeroepen tot ‘kroonprins van de trainers’? Henk was dat dertig jaar geleden, ik was dat korte tijd bij Oostende. Hoeveel zijn er sindsdien niet de revue gepasseerd? Maar het neersabelen gebeurt even snel als het ophemelen. Vallen de resultaten mee, dan is het een goede trainer; vallen ze tegen, dan ineens niet meer.”

Houwaart: “Ik heb bij Anderlecht wel drie keer op de lijst gestaan om er trainer te worden. Maar door omstandigheden is het er niet van gekomen. ConstantVanden Stock zei altijd: ‘Is die Houwaart wel serieus genoeg?’ ( lacht) Nu, ik geef Dennis wel gelijk, ook ik had regelmatig de perceptie tegen. ‘Henkie Champagne’ werd er smalend gezegd. Maar je zou eens moeten weten … Georges Leekens drinkt drie keer meer champagne dan ik. Ik heb in Harelbeke ooit eens beloofd om te trakteren met champagne na een overwinning tegen Club. Sindsdien heb ik die naam, alsof ik dag en nacht champagne drink.”

Van Wijk: “Soms worden bepaalde oordelen compleet verkeerd onderbouwd. Ik lees in jullie blad dat geen enkele speler me omhelsde na het winnen van de eindronde. Dat is gewoon pertinent onwaar. Ik doe alles voor mijn spelers, maar ik ben er wel keihard voor. En natuurlijk zal er wel eens eentje malcontent zijn omdat hij niet mag spelen. Maar tegenwoordig moeten we meteen over alles en iedereen een oordeel geven, zelfs zonder kennis van zaken: over scheidsrechters, over spelers, over trainers, en het liefst van al nog met een quotering op tien.”

Dennis, toen je hier vorig seizoen overnam van Dirk Gee-raerd, zei je dat je desnoods wou zakken met Roeselare en de club opnieuw uitbouwen vanuit tweede klasse …

Van Wijk: ( vult meteen aan) “…maar we zijn niet gezakt. ”

Denk je daar dit jaar nog hetzelfde over?

Van Wijk: “Dit jaar denk ik daar misschien anders over. Er is intussen heel wat gebeurd. Ik heb de mogelijkheden gehad om weg te gaan, maar heb dat niet gedaan. Mijn doel was om Roeselare erin te houden en dan die belangrijke stap vooruit te zetten, om van deze club eindelijk een stabiele eersteklasser te maken. Het eerste is gelukt, maar het tweede eigenlijk niet. Daar zijn veel woorden over gevallen en ik heb met serieuze twijfels gezeten. Maar ik ben gebleven. Ik zou trouwens niet willen dat ze hier nog eens een Wim De Coninckscenario meemaken.

“Ooit wil ik nog eens een keer iets in het buitenland of bij een topclub doen, in welke functie dan ook.”

Houwaart: “Voordat Adrie Koster kwam, heb ik altijd gezegd dat ze bij Club Brugge Dennis van Wijk moesten nemen. Hij is een ideale trainer voor Club: hij kent het huis, is een karakterman, heeft een grote bek, … Zeker toen de Caje ontslagen werd, leek me dat de beste oplossing. Maar misschien lag dat wel moeilijk omdat Marc Degryse, Dennis’ schoonbroer, toen sportief directeur was …”

Is dat een droom om terug te keren naar Club als trainer?

Van Wijk: “Het zou natuurlijk een eer zijn, maar ik weet quasi zeker dat het moeilijk zal worden. Ik heb de ‘perceptie’ tegen. Maar als ik nooit trainer van Club Brugge zou worden, heb ik daar geen enkel probleem mee. Je kunt als trainer nu eenmaal niet aan carrièreplanning doen.”

door bregt vermeulen beeld: michel gouverneur (reporters)

Michel D’Hooghe had me een job bij de scouting van Club beloofd. Houwaart

Ik zou niet willen dat ze hier nog eens een Wim De Coninckscenario meemaken.

Van Wijk

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content