‘De nationale ploegen uit het vroegere Joegoslavië doen het allemaal goed.’ Bondscoach Ilija Petkovic over het overlevingsvermogen van het voetbal in Servië & Montenegro, volgende week woensdag tegenstander van België op weg naar het WK.

De Donau en de Sava vinden er elkaar. Verenigd vloeien ze vanuit Belgrado richting Zwarte Zee. Vanuit het park Kalemegdan, bij het Ottomaanse fort, krijg je een adembenemend beeld van de vereniging van de twee stromen. Zelf richt de witte stad Belgrado de blik opnieuw op de toekomst. Goed, Joegoslavië is intussen een vreselijk verscheurd land en de oorlog van de jaren negentig heeft ook in Belgrado littekens geslagen. Niet alle sporen van de Navo-bombardementen van 1999 zijn weggewist, maar de stad heeft zijn allure van weleer teruggevonden, zijn allure van metropool, van kruispunt van de Balkan.

Meer dan een half miljoen vluchtelingen is hier in minder dan tien jaar toegestroomd. Uit Kroatië, Bosnië, Kosovo. Zo’n twee miljoen mensen huist Belgrado nu. De lonen liggen er nog altijd laag – een kwart van wat vroeger gebruikelijk was. Democratie en welvaart zijn nog lang geen stevig verworven goederen. Maar Belgrado, nu hoofdstad van Servië & Montenegro, ijvert onverdroten en met hoop en dynamisme voor het herstel.

Zich herstellen probeert ook het lokale voetbal. Rode Ster en Partizan Belgrado willen graag aanknopen met de Europese glorie van weleer. Intussen straalt de nationale competitie natuurlijk niet meer de glans uit van het Joegoslavische kampioenschap van destijds. De financiële chaos tart elke verbeelding. Tussen rijk en arm gaapt een kloof. Een topclub als Partizan zit breed in de kleren : een budget van 10 miljoen euro per seizoen, aandacht voor de opleiding, commercieel kerngezond, enzovoort. Tegelijkertijd is bij tal van kleine clubs de noodtoestand uitgeroepen. Soms moeten spelers het daar stellen met een vaste maandvergoeding van 500 euro. Voetballers met talent vluchten naar het buitenland.

Voor het voetbal van Servië & Montenegro is de kwalificatie voor het WK van 2006 in Duitsland cruciaal. Dragan Stojkovic, de voorzitter van de voetbalfederatie, heeft net een contract met Toyota getekend. Aanwezigheid op het WK zou de aantrekkingskracht van het Servisch-Montenegrijnse voetbal verhogen. Lees : andere grote sponsors lokken. Bondscoach Ilija Petkovic (59) is zich bewust van de uitdaging waarvoor hij staat. Kritische kranten misprijzen hem soms als een “man van het verleden”, maar alleszins heeft Petkovic een nieuwe ambiance in en rond de nationale ploeg gepompt. Baanbrekend was vooral de verwijdering uit de nationale selectie van toppers als Vladimir Jugovic, Predrag Mijatovic, Sinisa Mihajlovic, Dragan Stojkovic, Dejan Savicevic en anderen. “Qua individuele klasse waren ze niet evenaarbaar, terwijl we nu vooral collectief sterk staan”, zegt Petkovic. “De vorige generatie heeft er alles aan gedaan om grote resultaten te behalen, maar ze is er niet in geslaagd. Dat was vooral te wijten aan een gebrek aan samenhang tussen al die vedetten. De nieuwe generatie voetballers heeft dat goed begrepen. Anders zou Servië & Montenegro nu niet aan de leiding van zijn kwalificatiegroep staan.”

Welk parcours hebt u zelf afgelegd ?

Ilija Petrovic : “Als voetballer ben ik begonnen bij Dinara Knin, in Kroatië. Nadien kwam ik naar Belgrado omdat ik daar rechten studeerde. Jarenlang speelde ik als rechtermiddenvelder bij OFK Belgrado. Ook Josip Skoblar was daar toen aan de slag. Later verhuisde ik naar Penarol, waar ik tot beste speler van de club werd verkozen. Vervolgens week ik uit naar Universitad Católica in Chili en Troyes in Frankrijk. In 1968 nam ik deel aan de finale van het EK : 1-1 tegen Italië, dat de tweede wedstrijd won met 2-0. Dragan Dzajic speelde op links en in de spits hadden we Skoblar en Josip Bukal, die nadien nog bij Standard heeft gevoetbald.

“Tja, voetbaltalent was er wel in het oude Joegoslavië. Vier keer opeenvolgend plaatsten we ons voor de Olympische Spelen. Zonde dat we zo wreed uit elkaar gerukt werden. Maar ik stel vast dat al die nieuwe nationale ploegen van het vroegere Joegoslavië het goed doen. De clubs daarentegen, dat is een ander verhaal.

“Op 37-jarige leeftijd stopte ik met voetballen. Ik was toen naar OFK Belgrado teruggekeerd. Daar startte ik trouwens mijn carrière als trainer op. Die leidde me vervolgens naar Servette Genève, waarmee ik kampioen van Zwitserland werd, en naderhand naar Japan, Aris Saloniki en China. In 2000 werd ik trainer van de Joegoslavische nationale ploeg. Eerst aarzelde ik om Savicevic op te volgen als bondscoach. Ik hou van het dagelijkse werk van een clubtrainer. De functie van bondscoach past volgens mij beter op het einde van een trainerscarrière. Voor de rest hangt elke trainer af van de resultaten. Daar heb ik geen problemen mee. Mijn koffer staat altijd klaar.”

Negen van de zestien clubs in de eerste klasse van Servië & Montenegro komen uit Belgrado.

“Dat is geen goede zaak. Waar is de tijd van de toppers tussen Rode Ster, Partizan, OFK, Dynamo Zagreb, Hajduk Split, Olympija Ljubljana, Zeljeznicar, FC Sarajevo, Velez Mostar, Vardar Skopje en noem maar op ? Dat was een van de sterkste competities van Europa. Ons voetbal is geregionaliseerd en het niveau is gezakt. Stilaan komt er beterschap, maar het gaat traag. De clubs zijn nog niet geprivatiseerd. Ze zijn nog altijd van de staat, maar de overheid pompt er geen geld meer in. Daardoor moeten de clubs zich behelpen, en nieuwe geldbronnen aanboren. Het zijn profclubs, oké, maar ze kunnen amper de eindjes aan elkaar knopen. Vooral voor clubs met Europese ambities is dat niet evident.

“Neem nu de opleiding van spelers. Eigenlijk worden voetballers bij ons opgeleid om ze te verkopen. Zodra een speler een buitenlandse aanbieding krijgt, vertrekt hij. Ondertussen moeten de clubs hun niveau behouden en moet de eigen competitie interessant blijven. Begin er maar aan. Veel supporters keren zich af van hun club, of identificeren er zich niet meer mee zoals vroeger. In het oude Joegoslavië kreeg Rode Ster vaak 80.000 toeschouwers over de vloer en Partizan 50.000. Maar dat is nog slechts een herinnering. De stadions blijven leeg. Er zitten bij wijze van spreken meer managers dan fans in de tribune. Meer dan vijftig spelersmakelaars zijn in Servië & Montenegro gevestigd. Voetbal is hier business geworden.

“Maar we bestaan nog altijd. Andere landen zouden in deze omstandigheden van de kaart geveegd worden. Wij hebben kennelijk een groot overlevingsvermogen. Kijk, Branko Bulatovic, de secretaris-generaal van de voetbalbond en een gewezen speler van internationaal niveau, is in de bondsgebouwen doodgeschoten. De moordenaars zijn nog altijd niet gevonden. Dan vergt het moed om voort te doen en de machine opnieuw te lanceren.

“De basketbalclubs van Servië & Montenegro, Kroatië, Bosnië-Herzegovina en Slovenië kenden dezelfde problemen. Zij hebben de Adriatische Liga opgericht. Een verstandige aanpak, maar voor het voetbal ligt dat kennelijk moeilijker. Daar spelen de emoties feller, en leven de nationaliteitsgevoelens meer. Toch geloof ik dat het publiek zou warm lopen voor een competitie die diverse Balkanlanden overkoepelt.”

De spelers vertrekken wel naar het buitenland, maar ze komen veeleer bij kleinere clubs terecht. De vroegere generatie Joegoslavische voetballers vond je bij de Europese topclubs terug.

“Logisch. Rode Ster Belgrado won toen de Europabeker voor Landskampioenen, in de finale versloeg het Olympique Marseille met de strafschoppen. Natuurlijk zijn de beste elementen van dat team naar Spaanse en Italiaanse topclubs vertrokken. Het waren ook namen als klokken : Savisevic, Mihajlovic, Jugovic, Stojkovic. Behalve Savo Milosevic en Dejan Stankovic hebben we achteraf geen spelers van dat niveau meer gekend. Dat betekent niet dat de nieuwe lichting voetballers kwaliteit ontbeert. De situatie is gewoon gewijzigd. Onze spelers vertrekken nu veel vroeger naar het buitenland. Ze worden almaar jonger. In mijn tijd mocht je niet voor je 28ste naar het buitenland. In ex-Joegoslavië werd zeer veel aandacht besteed aan de opleiding van voetballers, die dan nadien in het eigen voetbal doorgroeiden. Nu moeten onze jonge voetballers zich eerst bij een buitenlandse club bewijzen alvorens naar een Europese club te kunnen doorstoten. Mijatovic belandde niet meteen bij Real Madrid. Mateja Kezman had PSV nodig als wipplank naar Chelsea.

“De weg is langer en moeilijker geworden, maar dat heeft in zekere zin het karakter van die jongens gesmeed. Het zijn meer knokkers dan vroeger. En ze zijn collectief ingesteld omdat ze geleerd hebben dat individueel talent niet volstaat. Ik bemerk geen clans meer. Vroeger was clanvorming dé plaag van het Joegoslavische voetbal.”

Uw spelers komen vanuit alle windstreken van het Europese voetbal. Hoe maakt u daar een homogeen geheel van ?

“Dat is inderdaad niet gemakkelijk. In Rusland spelen ze niet op dezelfde manier voetbal als bijvoorbeeld in Spanje. Oekraïne, Italië, België, Duitsland, Frankrijk, Engeland : overal heb je verschillen. In Rusland spelen ze bijvoorbeeld met een libero, terwijl we dat systeem absoluut niet hanteren. Er zitten in de nationale selectie slechts vijf, zes spelers uit de eigen competitie. Het is niet evident om alle spelers op één lijn te krijgen. Ik heb er ook weinig tijd voor. Bijvoorbeeld : voor de match tegen België komen wij pas samen op zondag 14 november, de dag dat we vanuit Belgrado afreizen naar Brussel. Drie dagen voor de wedstrijd, met andere woorden.”

De libero hebt u afgezworen. Maar voorts bent u in tactisch opzicht opvallend flexibel.

“We variëren veel, dat is waar. We stellen ons in op de tegenstander. De resultaten geven me geen ongelijk. Zes matchen heb ik inmiddels als bondscoach op mijn actief. In de vriendschappelijke wedstrijden hielden we Italië in bedwang (1-1) en wonnen we twee keer tegen Wales (1-0 en 2-3). En ons WK-parcous is bekend : twee zeges tegen San Marino (0-3 en 5-0) en een scoreloos gelijkspel in Bosnië-Herzegovina. Met een beetje geluk hadden we die match zelfs kunnen winnen. Al blijft een gelijkspel daar een sterk resultaat. Ik heb Spanje bezig gezien in Bosnië-Herzegovina. Die mochten uiteindelijk niet mopperen dat ze daar een punt meegraaiden.”

De druk ligt straks bij België.

“Dat klopt. De Belgen moeten absoluut winnen. Maar we vertrekken zonder complexen naar Brussel. We komen naar België om te winnen. Die twee overwinningen tegen San Marino hebben het zelfvertrouwen opgekrikt. In het verleden durfden wij de zogenaamde dwergen van het voetbal al eens te onderschatten. Dat is ons bijvoorbeeld overkomen tegen Azerbeidzjan, waardoor we het WK in Japan en Zuid-Korea misten. Het heeft me verheugd dat mijn ploeg die twee wedstrijden tegen San Marino in volle ernst aanpakte.”

U moet in Brussel wel Nenad Jestrovic missen.

“Een groot verlies, dat moet ik u niet vertellen. Maar we beschikken over andere vaardige aanvallers : Milosevic, Kezman, Danjel Ljuboja,…”

Een andere speler die we in België goed kennen, is Ivica Dragutinovic.

“Bij Standard speelt hij centraal in de verdediging, bij ons is hij linksback. Hij is ook belangrijk voor de mentaliteit.”

Wat weet u van het Belgisch voetbal ?

“Alles. Ik heb veel bewondering voor de Belgische voetbalcultuur. Zes keer op rij aanwezig op een WK, je moet het maar doen. En ik herinner me een 3-0 nederlaag, in 1968 in het Astridpark. In de Joegoslavische nationale ploeg deden toen nochtans mensen als Slaven Zambata, Ivica Osim, Krasnodar Rora, Dragan Dzajic en Ivan Curkovic mee. Ik bedoel maar : het is nooit gemakkelijk voetballen tegen België.”

Het Belgische voetbal verkeert in een crisis.

“Ach, crisis. Niemand ontsnapt aan dergelijke dalletjes. Zelfs Frankrijk en Duitsland niet. België is bezig aan een generatiewissel. Het heeft alleszins spelers die iedereen kent. Zelfs ver buiten België.”

door Pierre Bilic

‘Er zitten bij ons meer managers dan supporters in de tribune.’

‘Andere landen zouden in deze omstandigheden van de kaart geveegd worden.’

‘De weg naar de Europese top is moeilijker geworden. Daardoor hebben we meer knokkers dan vroeger.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content