Zeven jaar al kwijnt R. Antwerp FC weg in tweede klasse. Haalt Jos Verhaegen rood-wit uit de hel?

Voor de ingang van het vervallen Bosuilstadion staat een groot publiciteitsbord voor Adidas. Op de foto maakt Ricardo Kakàeen actie voor Real Madrid. Vandaag leeft Real op een andere voetbalplaneet dan de club van de Bosuil, maar toen de koninklijken uit Spanje in 1902 het levenslicht zagen, was R. Antwerp FC al 22 jaar oud.

Achter de loges staan nog de dranghekkens van de voorbije fandag, toen 7000 rood-witten uit de bol gingen bij Tom WaesDos Cervezas. Doorgaans lokt de Antwerpse fandag zo’n 5000 man, maar dit jaar waren het er flink meer omdat een paar dagen eerder een akkoord werd afgesloten met de groep rond Jos Verhaegen. Die legden voldoende geld op tafel om de bondsschulden te betalen, maar meteen ligt de lat erg hoog: voor de meeste supporters is de promotie straks al een feit. Zelf geeft de nieuwe groep zich drie jaar de tijd om terug te keren naar eerste klasse.

Liefst hoopt Antwerp dat het geen tien jaar duurt eer het nog eens in de hoogste klasse speelt, waar het in 2004 uit degradeerde. Zeven jaar tweede klasse is een eeuwigheid voor een club die in België de meeste seizoenen in eerste klasse doorbracht (zie kader).

Nog is Antwerp geen Union Sint-Gillis, waar de supportersrangen de laatste decennia flink uitgedund zijn en waar de gemiddelde leeftijd op de tribunes een stuk hoger ligt dan in Deurne-Noord. Nog steeds heeft Antwerp een grote groep sluimerende fans: mensen die rood-wit genegen zijn, maar die, op de vraag hoe lang het geleden is dat ze zelf nog eens op de Bosuil waren, al eens diep moeten nadenken.

Clubsecretaris Paul Bistiaux: “Als iedereen die beweert Antwerpfan te zijn voor dezelfde wedstrijd een ticketje koopt, hebben we een stadion met meer dan 100.000 plaatsen nodig.” Bistiaux, sinds 1992 clubsecretaris, groeide op in de schaduw van de Bosuil en is Antwerpsupporter sinds zijn vader hem op zijn zesde meenam naar het stadion. “Mijn vader wees een speler aan en zei: ‘Kijk jongen, dat is Vic Mees!’ Om me daar beelden van te herinneren, was ik te jong: mijn eerste helden waren Karl Kodat en Flemming Lund.”

Wat Royal Antwerp FC heden nog voorstelt, wordt duidelijk wanneer de club ver van huis speelt. Half juli nog woonden driehonderd Antwerpfans in Edinburgh de vriendschappelijke wedstrijd Heart of Midlothian-R. Antwerp FC bij. Vorig jaar wisten de Schotten in Inverness niet wat ze zagen toen tweehonderd Antwerpfans de vriendenwedstrijd in het plaatselijke stadion bijwoonden. Het contrast is groot met wat de fans van Antwerp in het bezoekende vak aantreffen bij thuiswedstrijden in de Belgische tweede klasse: soms zes, zeven of geen aanwezigen.

Zeven jaar tweede klasse tekent een club, zegt Bistiaux. “Tweede klasse is niet het vagevuur, het is de hel. Je hoort niet meer bij de top, met zijn volle stadions, de publiciteit en de uitstraling, maar je bent ook te goed voor het provinciale voetbal waar een andere sfeer heerst. Je zit in een soort vacuüm waar iedereen zo snel mogelijk uit wil.”

Echt plezante momenten in tweede kan de Antwerpsecretaris zich niet herinneren. “We lachen wel eens, maar het is lachen met je eigen miserie.”

Tv-geld

Een profclub die een paar jaar in tweede vertoeft, ziet de inkomsten snel slinken. Het grootste verschil maken de tv-gelden. Waar de kleinste eersteklasser jaarlijks minstens 2,5 miljoen euro in het budget mag bijschrijven – ongeveer het jaarbudget waarmee Antwerp het nieuwe seizoen wil volmaken – krijgen tweedeklassers amper 50.000 euro. Omdat tv-gelden en sponsoring vaak samenhangen – sponsors komen graag op tv – zijn clubs in lagere afdelingen nog ouderwets afhankelijk van het toeschouwersbestand. Die ruime fanbase heeft Antwerp al die jaren in leven gehouden. Als het slecht gaat – zoals vorig jaar, toen de club nooit meedeed voor de prijzen – haalt Antwerp nog een gemiddelde van 4000 toeschouwers.

Een vaste kern van 3000 diehards heeft het altijd, maar zodra Antwerp voor de prijzen speelt, trekt het 7000 à 8000 toeschouwers. Het laatste jaar dat Antwerp net naast de promotie greep, en Tubeke promoveerde, waren de drie matchen van de eindronde uitverkocht. Dat betekende drie keer 13.000 kijkers, aan 20 euro per ticket. Nog straffer was de opkomst voor de vriendenmatch in de voorbereiding op het vorige seizoen tegen die andere ploeg van ’t Stad. Toen zat er 12.000 man in de Bosuil.

Antwerp zelf mag uitgekeken zijn op tweede klasse, de andere tweedeklassers zien rood-wit nog steeds graag komen. Bistiaux: “Antwerp maakt alle clubs uit tweede klasse rijk. Wij zijn een rondreizend spektakel. Tegen ons maken ze hun toprecette, verkopen ze soms evenveel tickets als in alle andere thuismatchen van het seizoen samen. Als we de kop spelen, en er is geen limiet op het aantal bezoekende supporters, nemen we 1000 tot 2000 man mee op verplaatsing.”

Bouwvakkers

Misschien heeft Antwerp na de degradatie te lang geteerd op zijn profstatus en had het zijn dure huishouding kunnen bijstellen. Hebben Zulte Waregem en Roeselare niet bewezen dat ook een semiprofploeg uit de hel van tweede kan opstijgen naar de voetbalhemel? Hoe vaak hebben de verwende profs van R. Antwerp FC de voorbije jaren niet verloren van ploegen met bouwvakkers en bakkers die om zes uur ’s ochtends opstonden en na hun dagtaak gingen trainen? Hoe vaak gingen ze niet de boot in tegen ploegen die met een budget werkten dat maar de helft van dat van Antwerp bedroeg?

Dat het bergaf gegaan is, wijt de vox populi vandaag aan voorzitter Eddy Wauters die al veertig jaar het sportief management van de club in eigen handen neemt. Maar de man die er de laatste jaren nauwelijks in slaagde meer dan derderangsbuitenlanders naar de Bosuil te lokken, is wel dezelfde die voorheen Hans-Peter Lehnhoff, Frans van Rooij en Cisse Severeyns aantrok en maakte dat de club alle financiële problemen overleefde.

Eddy Wauters, sinds 1969 aan het bewind, is R. Antwerp FC. Voor hij het roer overnam, speelde hij van 1952 tot 1965 in het eerste elftal, als back, en was hij van 1959 tot 1961 vier keer international. Alleen het seizoen van de laatste landstitel (1956-57) deed hij niet mee: toen studeerde hij in de VS.

Wauters, die geen gebrek aan zakelijk of sportief inzicht kan verweten worden, wil als redenen voor de teloorgang wel eens verwijzen naar externe factoren: bijvoorbeeld het Bosmanarrest, en de daaruit voortvloeiende vrijheid van de speler. Ook de toenemende almacht van de makelaars was hem een doorn in het oog, maar de realiteit is nu eenmaal dat elke zestienjarige tegenwoordig zijn makelaar naar de onderhandelingen stuurt. Blijven verwijzen naar het Bosmanarrest als oorzaak voor alle tegenslag klinkt, zestien jaar na datum, een beetje gedateerd.

Een ander mikpunt van de voorzitter is – naast de pers, volgens hem oorzaak van alle kwaad – de Antwerpse politiek. Dat was een scharniermoment voor de club én het Antwerps voetbal. Het Eurostadion dat naar aanleiding van Euro 2000 opgetrokken zou worden, kwam er niet omdat de Antwerpse politiek het project afblies. Daardoor huist Antwerp nog steeds in de sfeervolle maar weinig moderne Bosuil in plaats van in een moderne voetbaltempel.

Vandaag heeft Antwerp zich naar het stadionplan van de Antwerpse politici geschikt. Dat het daarvoor de befaamde Bosuil zou moeten verlaten, zal pijn doen, maar de Antwerpfan met enig inzicht in de geschiedenis van zijn club weet dat Antwerp dan terugkeert naar zijn roots. Speelde het de meeste van de eerste vijftig levensjaren immers niet op Antwerpen-Kiel, waar ook het nieuwe stadion aan Petroleum-Zuid gepland is?

Potentie

Vanaf de zijlijn kijkt Antwerps reclamemaker Guy Van den Broeck, ooit betrokken bij het opstarten van Germinal Beerschot, nieuwsgierig naar het nieuwe project. Hij herinnert zich dat Jos Verhaegen – die in het kader van de gedwongen verhuis uit Ekeren eerst met Eddy Wauters praatte – altijd open stond voor één grote club in Antwerpen. “Terwijl PatrickVanoppen dat meer polariseert omdat hij Beerschot een sterk merk vindt. Maar dat is Antwerp ook, omdat ze de stadsnaam hebben. De link met de stad Antwerpen is er, een link die Beerschot nooit gelegd heeft. Grote clubs hebben een verankering met grote steden.

“Dat was het eerste verhaal bij het opstarten van Germinal Beerschot: maak één grote club in Antwerpen, bouw een nieuw stadion en vergeet die rivaliteit. Profvoetbal is niet meer de rivaliteit tussen Beveren en Beerschot, maar meedoen in de Europa League. Alleen dan stel je nog iets voor.”

Van den Broeck was er ooit van overtuigd dat er meer te doen was met Beerschot. “Alvast meer dan met een zieltogend Antwerp dat uitgeteld in een hoek lag. Beerschot heeft daar nooit van geprofiteerd om een verdere opgang te maken. Na de eerste groei is dat gestagneerd. Het stadion op het Kiel zit nog altijd niet vol.” Hij is benieuwd of Jos Verhaegen het anders gaat aanpakken dan de eerste keer. “Toen klopte het DNA tussen die twee clubs niet. Ik ben zeker dat Jos veranderd is en uitsluitend nog op voetbaltechnische zaken gericht is. Hij gaat echt voor een ruimer project.”

Als een vijand beschouwt men Verhaegen op de Bosuil niet. Hij was zelf ooit jeugdspeler bij Antwerp. Zijn zakenpartner René Snelders (die geen actieve rol speelt in de nieuwe groep) haalde er zelfs het eerste elftal: hij speelde in 1962-63 als verdediger negen competitiewedstrijden. Op het Kiel keek men neer op de boeren van Ekeren, in Deurne beschouwt men Ekeren als het natuurlijke hinterland van de club.

De eerste weken trokken de nieuwe beheerders al Anton Dunkovic en Tosin Dosumnu aan. Ervaren krachten, dat wel, maar een Vic Mees, Karl Kodat, Peter Lehnhoff, Patrick Goots of Ratko Svilar hebben ze in Deurne-Noord niet meer . De nieuwe ‘vedetten’ op de Bosuil zijn Kevin Oris en de jonge Belgische doelman Theo Defourny.

Maar het belangrijkste is dat Antwerp nog leeft, en met één goed seizoen weer de sprong naar het topvoetbal kan maken. Paul Bistiaux: “Onze kracht is dat wij ondanks die zeven jaar in tweede klasse nog altijd iets voorstellen. Het monument is aan restauratie toe, maar het staat er nog. Mensen onderschatten de financiële inspanningen die gedaan zijn om Antwerp drijvende te houden. Het schip drijft nog. Het hangt een beetje scheef, maar het is niet gezonken.”

DOOR GEERT FOUTRÉ

“Als iedereen die beweert Antwerpfan te zijn een ticketje koopt, hebben we een stadion met meer dan 100.000 plaatsen nodig.” Paul Bistiaux

“Het schip drijft nog. Het hangt een beetje scheef, maar het is niet gezonken.” Paul Bistiaux

“Profvoetbal is niet meer de rivaliteit tussen Beveren en Beerschot, maar meedoen in de Europa League.” Guy Van den Broeck

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content