Moeskroen miste ballen onder Philippe Saint-Jean, vinden aanvoerder Francky Vandendriessche en vice-aanvoerder Koen De Vleeschauwer.

Positivisme

Na de 3 op 27 onder Philippe Saint-Jean verloor Moeskroen onder Geert Broeckaert op Oostende : 3 op 30 en 24 op 78. Nog slechts twee punten meer dan Oostende (16e), vier meer dan Brussels (17e) en zes meer dan Bergen (18e). Hoe is het zo ver kunnen komen, wat kan er Saint-Jean verweten worden en waarom zou het onder Broec- kaert keren ? De mening van twee oude rotten.

Koen De Vleeschauwer : “Er moest alleszins iéts gebeuren.”

Francky Vandendriessche : “Saint-Jean was altijd maar negatief geworden : de arbiter was tegen ons, we hadden pech, de tegenstander was altijd iets beter dan wij tijdens de theorie. We vonden nog te weinig positieve elementen van onszelf terug.”

De Vleeschauwer : “Weet je : al van voor nieuwjaar wordt er hier over de degradatie gepraat. Bij de start van de tweede ronde was het : ‘Zo rap mogelijk tien punten halen.’ Links en rechts hoor je dat als we 0-1 achterkwamen, hij zei : ‘Ja, ‘ t is gedaan.’ En zelfs : ‘ On va descendre.’ Ik had het moeilijk met dat negativisme.”

Vandendriessche : “Je bent nog altijd de trainer toch.”

De Vleeschauwer : “Een trainer moet de rust bewaren en zorgen dat er geen angst is, zoniet creëer je een panieksituatie, gaan er jongens minder durven en zich wegsteken.”

Vandendriessche : “Ik denk dat hij een beetje de ervaring mist om daarmee om te gaan.”

De Vleeschauwer : “We voelden in de groep dat er iets nieuws nodig was. Een nieuwe wind, een andere manier van trainen of van benaderen van wedstrijden. Anders zag ik het echt somber in. Maar het is niet omdat de trainer weg is dat we nu op ons gemak punten zullen pakken.”

Vandendriessche : “Zie Anderlecht na de trainerswissel. Maar waren we blijven aanmodderen, dan waren we een vogel voor de kat. Het is duidelijk dat er veel kwaliteit is weggegaan, maar toch mogen we met deze groep nu normaal nooit met 24 punten staan en in de problemen komen. We kregen niet één keer op onze donder, er zat altijd wel een redelijke organisatie in, maar het was altijd net niet. Voilà.”

Teambuilding

De Vleeschauwer : “De goede wil was er nog wel, maar er ontbrak iets. Het voetbal was totaal weg en dat is geleidelijk gegroeid. Kijk, Saint-Jean is een mens die er 24 uur op 24 mee bezig is en thuis – hoor ik – een enorme voetbalbibliotheek heeft staan, maar ik vond dat we op training iets te weinig voetbalden. Hij benadert het allemaal wel goed, maar we deden bijna nooit wedstrijdvormen en dat vertaalde zich een beetje in ons spel. Als we in de wedstrijd een inspanning moesten doen op de korte ruimte, één tegen één, voelde je dat we direct zonder adem zaten, omdat we het zelden deden op training.”

Vandendriessche : “We misten fight- ing spirit. We trainden altijd maar individueel, technisch bijschaven en zo, in groepjes van vier of vijf. We werkten nooit naar het collectieve toe. We misten engagement, de echte duelkracht, de power om tot het einde door te gaan.”

De Vleeschauwer : “Ritme.”

Vandendriessche : “Het vechten voor een resultaat en het verdedigen van een resultaat kweek je enkel in wedstrijdjes. Er is door de spelersraad een paar keer op aangedrongen bij de trainer om iets meer wedstrijdgericht te trainen via wedstrijdvormen en dat hebben we ook even gedaan, maar meer dan een week ook niet.”

De Vleeschauwer : “Ik denk : voetbal is nog altijd een eenvoudig spel en je moet het proberen zo eenvoudig mogelijk te houden. Dat was een beetje het probleem. Ik zei voor de match wel eens tegen jongens van wie ik zag dat ze in het hoofd niet vrij waren om te voetballen door alles waar ze aan moesten denken : ‘Zet dat eens allemaal van je af, we zullen er gewoon voor spelen.’ Maar dat lukte niet. Ze waren zo bezig met de opdrachten uit schrik dat ze de volgende week niet zouden mogen meedoen.

“Ach, als we nu vierde hadden gestaan, dan was Saint-Jean misschien de Mourinho van het Belgische voetbal en vond iedereen : dat is de nieuwe manier van werken en zo moet het gebeuren. Nu is het tegengeslagen. Maar het kan ook aan het materiaal liggen. Misschien lukt het op die manier bij Anderlecht wel. Bij Tubize sloegen de drie systemen die hij tijdens een wedstrijd wil spelen blijkbaar wel aan. Hier liep dat niet echt. Uiteindelijk deden we het in de terugronde bijna altijd in 4-4-2, zoals we het onder Hugo Broos en Georges Leekens gewoon waren.”

Vandendriessche : “Om ons in een moeilijke periode meer op ons gemak te stellen. Ach, er zit zeker iets in, hoor, in Saint-Jean. Maar ik denk dat hij iets te individueel gericht is.”

De Vleeschauwer : “Van mij zal je geen hazewind meer maken, hé ( lacht).”

Vandendriessche : “Zeker niet ( lacht) !”

De Vleeschauwer : “Laat jeugdspelers die in de A-kern komen op een vrije namiddag met de assistent-trainer individueel wat bijwerken en besteed met de vrijgekomen tijd meer aandacht aan het vormen van een team. Er werd te weinig aan het groepsgebeuren gedaan en dat sloeg bij ons niet aan. Maar dit is een heel brave groep. Er is nooit slechte wil of tegenwerking geweest. We volgden en probeerden alles uit te voeren zoals hij het wou. Maar nu moest er echt iets gebeuren.”

Vandendriessche : “Volgens mij is het begonnen op 22 januari, de tweede match van de terugronde. We spelen thuis tegen Genk misschien onze beste wedstrijd, maar verliezen in blessuretijd met 1-2. We zijn in de kleedkamer gekomen en begonnen te schoppen tegen tassen en flessen van frustratie. Er is toen veel gebeurd. Twee keer de paal, een penalty onthouden, twee vervangingen van de trainer en op het einde nog een lullige tegengoal. Volgens mij heeft ons dat mentaal gekraakt. Anders waren we misschien vertrokken voor een rustig seizoen.”

Resultaatvoetbal

De Vleeschauwer : “De oefenstof is anders nu. Er wordt veel meer getraind op matchsituaties. Wedstrijdjes waarin je man tegen man komt, onder druk wordt gezet en duels krijgt. Het echte voetbal. Intensiever, agressiever. Een wedstrijd uitspelen was geen probleem, maar nu is het kwestie om zo snel mogelijk een hoger ritme te verwerven, zodat we bij korte, explosieve inspanningen niet meer zonder adem komen te zitten. Ik vind : er mag eens een afwerkingsvormpje tussenzitten, maar je moet toch zorgen dat de essentie erin blijft. De eerste dagen na de trainerswissel voelde ik het serieus aan mijn benen dat er anders wordt getraind.”

Vandendriessche : “Geert is zelf profvoetballer geweest, hij stond jarenlang zelf tussen de lijnen op dat niveau. Bovendien was hij een verdedigende middenvelder, een vechtertje. We zijn er al, hé.”

De Vleeschauwer : “Hij heeft genoeg notie, hij heeft hier anderen zien werken.”

Vandendriessche : “Hij is erin gegroeid, hé. Wie het zelf meemaakte, weet wat een goede training inhoudt. Dat miste ik een beetje bij Saint-Jean, die in lagere afdelingen voetbalde. Het verschil in intensiteit was te groot in vergelijking met Broos en Leekens.”

De Vleeschauwer : “Misschien was Leekens té voor de jonge gasten. Saint-Jean was een bevrijding voor hen, maar dat leidde niet tot betere resultaten. Wat we nu moeten doen, is het zo simpel mogelijk houden. Compact spelen, de bal weer durven vragen en vechten voor elke meter grond. Deze trainer is ervan overtuigd dat er genoeg kwaliteit is om er niet uit te gaan. Dan is het kwestie van de jongens van wie hij het belangrijk vindt dat ze spelen, het vertrouwen te geven, van zonder schrik op het veld te komen en te bewijzen dat we geen slungels zijn.

“Vorig seizoen speelden we misschien geen sprankelend voetbal, maar de resultaten waren er. Leekens zei altijd : ‘We gaan naar ginder, één kansje, binnen, on prends les valises en we zijn weg.’ Voor de match zei hij al dat hij er geen probleem mee had als hij zich achteraf zou moeten excuseren. ‘Sorry dat we de drie punten meenemen, want jullie hebben verdomme een goed ploegske, hoor’ ( lacht).”

Vandendriessche : “Dat is maturiteit.”

De Vleeschauwer : “Leekens redeneerde : ik moet resultaten halen of ik heb wat voor. Saint-Jean wou hier misschien iets neerzetten met weinig geld en jongens vormen, maar de belangrijkste zijn nog altijd diegenen met wie je met de eerste ploeg resultaten haalt op korte termijn. Resultaatvoetbal. Want als wij zakken, zal Futurosport ( het schitterende jeugdopleidingscentrum, nvdr) ook niet meer zo’n aantrekkingskracht hebben, denk ik.”

Vandendriessche : “Als hoofdtrainer kan je niet zeggen : ik zal op lange termijn werken. Dat gaat niet. Dat is een les voor Saint-Jean, denk ik. Ik hoop dat hij een tweede kans krijgt in eerste klasse en dan wél slaagt, want hij is een doodbrave mens met een enorme bezetenheid voor voetbal.”

De Vleeschauwer : “Ik denk dat iedereen hier hem dat gunt.”

door Christian Vandenabeele

‘Als hoofdtrainer kan je niet zeggen : ik werk op lange termijn. Dat is een les voor Saint-Jean.’ (Francky Vandendriessche)

‘Als we nu vierde hadden gestaan, dan was Saint-Jean misschien de Mourinho van het Belgische voetbal.’ (Koen De Vleeschauwer)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content