‘We moeten meer investeren in opleiding’

© belgaimage - Christophe Ketels

Henk Mariman, academy manager van Oud-Heverlee Leuven, was hoofd opleiding bij Germinal Beerschot en bij Club Brugge en reisde daarna jarenlang de wereld rond om voor Double Pass jeugdopleidingen te adviseren. ‘Verplicht clubs om kleur te bekennen; stel duidelijke investeringseisen.’

Als head of football development van het Belgische bedrijf Double Pass, een spin-off van de Vrije Universiteit Brussel, lichtte Henk Mariman (49) bijna zes jaar lang jeugdopleidingen door in Duitsland, Engeland, Schotland, Denemarken, Hongarije, Rusland, Japan, de Verenigde Staten en Brazilië. Sinds een jaar is hij weer werkzaam in ons land: als academy manager van Oud-Heverlee Leuven, de ambitieuze 1B-club in handen van de eigenaar van Leicester City. Tijdens een lang telefoongesprek benadrukt hij het belang van een optimale jeugdopleiding in onze clubs om het sterke merk ‘Red Devils’ te kunnen bestendigen.

Coaches spelen nog te vaak de onderwijzer die alles beter weet, maar in een eerste elftal is de speler op zichzelf aangewezen.’ Henk Mariman

‘Het is heel belangrijk met de toekomst bezig te zijn’, zegt hij. ‘Nu we over een Belgisch product met naam en faam in het buitenland beschikken, met spelers die op absoluut topniveau zijn beland, moet ons dat stimuleren om echt verder op jeugd te gaan inzetten. We moeten meer investeren in opleiding.’

Veel Belgische profclubs zijn bijna helemaal gericht op vooral buitenlandse transfers.

HENK MARIMAN: ‘Die keuze is uiteraard vrij. Elke club kiest zijn businessmodel. Je kunt opteren voor gerichte aankopen in het eerste elftal, maar je kunt ook inzetten op beide: een model waarbij je doelgerichte transfers combineert met een gezond jeugdbeleid.

‘Een club die zijn jeugdspelers doorontwikkelt, is in staat geregeld jeugdspelers te laten doorstromen en die later te verkopen. Jeugd inzetten, is bovendien ook kostenbesparend. Als je de rekening maakt van wat de juiste kost per speler per wedstrijd is, dan zal je vaststellen dat die voor een eerste elftalspeler die elders is gehaald veel hoger ligt dan voor iemand die vanuit de beloften is doorgestroomd. Willen we België op de kaart houden, dan moeten we meer inzetten op jeugd.’

LABELEN

Wat moet er gebeuren?

MARIMAN: ‘Ik ben een grote voorstander van labelen. Bijvoorbeeld door categorieën te maken van A-, B- en C-clubs aan de hand van verschillende minimumlicentievoorwaarden. Verplicht clubs om kleur te bekennen, stel duidelijke investeringseisen.

‘In Engeland zijn Category One-clubs de clubs die echt in een topopleiding investeren, clubs met een opleidingsplan, een scoutingsplan, een overdekt veld, x-aantal voltijdse trainers et cetera. Die krijgen meer mogelijkheden. Zo kunnen enkel de Category One-clubs over heel het land scouten. De opleidingsvergoedingen zijn er gekoppeld aan de categorie van de club waar de speler werd opgeleid en de Champions Leaguegelden worden verdeeld op basis van deze indeling. Zo doen ze het ook in Duitsland, waar ze met een sterrensysteem werken.

‘Maar we moeten zeker ook het voetbaltechnische deel onder de loep nemen: heeft een club een scoutingsplan met een gerichte visie en een opleidingsplan dat naar de praktijk is vertaald? Het volstaat niet documenten te checken, we moeten vooral de praktijk nagaan. Ook de verankering van de jeugdopleiding in het beleid van de club is een cruciale factor, want zonder duidelijke connectie werk je bij de jeugd in het ijle. Dat geldt ook voor de postformatie: hoe wordt er gewerkt met jonge spelers in het eerste elftal, hoe ziet het doorstromingsmodel eruit? De eisen die we hier stellen, moeten op basis van een masterplan worden bepaald. Waar zijn in onze opleiding de noden? Waar moeten we bijbenen?

Henk Mariman: 'Vanaf 13 jaar moeten spelers zelf aan de slag gaan met hun sterke punten en met hun werkpunten, maar ook met tegenslagen.'
Henk Mariman: ‘Vanaf 13 jaar moeten spelers zelf aan de slag gaan met hun sterke punten en met hun werkpunten, maar ook met tegenslagen.’© belgaimage – Christophe Ketels

‘Ik zou binnen de eliteopleidingen ook inzetten op verdere inhoudelijke ontwikkeling. Door bijvoorbeeld onze speelstijl eens onder de loep nemen in de verschillende leeftijdsgroepen. Daarvoor beschikken we nu toch over de nodige camerasystemen. Het zou heel nuttig zijn om de sterktes en de zwaktes van onze teams te analyseren en te benchmarken met landen als Spanje, Duitsland en Nederland. Misschien blijkt dan wel dat we diepgaander aan de slag moeten met bijvoorbeeld aanvallen.’

Vallen we niet goed aan?

MARIMAN: ‘Het is een werkpunt. We leveren te weinig outstanding aanvallers af. Onze stijl is te behoudend, stel ik vast.

‘En wat we zeker ook eens moeten nagaan, is wat de invloed is van het huidige play-offsysteem bij de elitejeugd op de ontwikkeling van spelers.’

Is die niet goed?

MARIMAN: ‘Voor oudere groepen, vanaf U16, is het goed om een prestatiecontext te creëren, maar voor de jongere leeftijdscategorieën is dat geen goed idee. Laat die jongens gewoon in een normale competitie spelen en haal het element resultaat eruit. Coaches kijken te veel naar de eindstand en dat is bijzaak in de middenbouw. Daar gaat het vooral om het onder de knie krijgen van aanvallen, verdedigen en omschakelen binnen 11 tegen 11. Winnen én verliezen hoort erbij, laat die jongens lekker experimenteren en breng het competitie-element er pas in de bovenbouw bij. Laten we dit zeker eens grondig onderzoeken.

Je kunt ook met beperkte middelen een degelijke jeugdopleiding opzetten. Ik vind AZ daar een goed voorbeeld van.’ Henk Mariman

‘Ook belangrijk: we moeten verder inzetten op jeugdspelers die van lager niveau de stap zetten naar elite. Voor hen volstaat de teamaanpak niet. Zij hebben een trainingsachterstand en die kan je niet wegwerken zonder een individuele aanpak. Ik zie geregeld interessante profielen die wat basis missen. We moeten een traject opzetten om ze toch op 13- à 14-jarige leeftijd te kunnen laten aansluiten. Jeugdvoetballers mogen niet de dupe worden van het feit dat ze pas later op een hoger niveau instappen. Misschien is dit wel de grootste verliespost in het jeugdvoetbal.’

ZELFREGULATIE

De huidige realiteit is in elk geval: er stromen bij onze profclubs weinig beloften door. Ligt dat aan de kwaliteit van de opleiding en van de spelers? Of ligt het aan het beleid van de clubs, dat doorgaans meer gericht is op inkomende transfers dan op het begeleiden van de doorstroming van eigen jeugd naar het eerste elftal?

MARIMAN: ‘In wezen schieten de meeste spelers die uit de jeugd komen tekort om meteen te kunnen aansluiten bij het eerste elftal. De correctie in de postformatieperiode is superbelangrijk.

‘Hoe groot de kloof is, hangt af van het niveau van de spelers die je aanlevert, maar ook van hoe je opleiding verankerd is in het eerste elftal. In veel gevallen zie je dat jeugdspelers die bij de A-kern komen daar geen stimuli meer krijgen om die laatste stap te kunnen zetten. Het individueel proces moet vooral in het eerste elftal worden doorgezet met een duidelijk individueel plan. Ook de trainingsomvang en het aantal speelminuten zijn cruciaal. Die jongens moeten voldoende speeltijd krijgen. Hun proces moet verder gemonitord worden.

‘Het komt erop aan de speler klaar te krijgen tegen dat zijn kans komt en die komt niet altijd op het verwachte moment. Zelfregulatie is daarvoor de sleutel. Vanaf 13 jaar moeten we spelers stap voor stap leren omgaan met hun eigen proces. Ze moeten zelf aan de slag gaan met hun sterke punten en met hun werkpunten, maar ook met tegenslagen. Er komen namelijk momenten dat ze op hun positie niet de nummer 1 zullen zijn. We moeten jeugdspelers de tools aanreiken om daarmee om te gaan.

‘Een speler is de architect van zijn eigen loopbaan. Hij moet een hoge graad van zelfstandigheid bezitten wanneer hij de stap zet. Dat kunnen we van jongs af aan stimuleren door hem minder top-down te benaderen en met hem meer de interactie aan te gaan. Door hem zelf een actieplan te laten opstellen en hem dat aan de staf te laten presenteren. Coaches spelen nog te vaak de onderwijzer die alles beter weet. In een eerste elftal is de speler op zichzelf aangewezen.’

SAMENWERKEN

Wat kost een goeie jeugdacademie?

MARIMAN: ‘In principe 8 à 10 procent van het totale budget. De focus hoeft niet altijd op het budget te liggen. Je kunt ook met beperkte middelen een degelijke jeugdopleiding opzetten. Ik vind AZ daar een goed voorbeeld van. Na het faillissement tien jaar geleden zijn ze daar samen gaan zitten om met weinig middelen een sterk toekomstbeeld te creëren en stap voor stap een visie uit te werken. Iedereen ziet nu het succes en de mooie accommodatie, maar ze komen echt van ver. Zie bijvoorbeeld ook Freiburg in Duitsland: een club die stijgt en daalt, maar met een uitstekende visie en een duidelijke doorstroming.

‘Je kunt als club verschillende accenten leggen. Je kunt inzetten op het ontwikkelen van een plan met duidelijke strategische doelstellingen en een goeie vertaalslag in de praktijk. Je kunt een individueel plan opzetten met connectie met het eerste elftal. Of je kunt ook een opleidingstraject opzetten voor de coaches. Er zijn in een opleiding heel veel zaken die geen geld kosten. Het gaat erom mensen samen te brengen en gezamenlijk, over alle departementen heen, een duidelijke visie te ontwikkelen. Daarom is het belangrijk om ook het sportief luik mee te nemen in de labeling. Je hoeft niet over een megabudget te beschikken om een visie te ontwikkelen.

‘Het gaat ook om meer dan alleen jongensvoetbal. Elke profclub zou via de licenties verplicht moeten worden om een vrouwenploeg te hebben. Ook op dat vlak kunnen we nog stappen zetten. Meisjes verdienen absoluut dezelfde kansen als jongens. Waar het ook om gaat, is het creëren van een breder draagvlak in de regio. Eliteclubs kunnen voor de lokale clubs een educatieve rol spelen en ze ondersteunen in tal van zaken. Laten we verder investeren in ons sterk product.’

De Far West van de jeugdscouting

Henk Mariman werkte voor Double Pass ongeveer zes jaar in het buitenland en de frappantste vaststelling bij zijn terugkeer in ons land was de manier waarop er momenteel bij ons gescout wordt. ‘We zijn in de Far West terechtgekomen’, vindt hij. ‘Ik snap dat er een ecosysteem is en dat spelers zich verplaatsen. Maar het gebeurt onvoldoende zorgvuldig en met heel wat uitstroom tot gevolg. Spelers worden van jongs af aan uit hun omgeving gehaald en dat is geen goeie ontwikkeling.’

Er is absoluut nood aan meer regelgeving, zegt hij. ‘Een van de regels die we moeten invoeren, is dat we in de onderbouw van elkaars spelers moeten afblijven. Laat kinderen tot twaalf jaar toch gewoon in hun sociale omgeving.’

De leeftijd van de spelertjes die gescout worden, is de voorbije jaren alleen maar gedaald, stelt hij vast. ‘Dat komt doordat de opleidingsvergoedingen vanaf twaalf jaar nu zodanig hoog zijn dat het goedkoper geworden is om een buitenlander aan te trekken dan een jonge speler die elders is opgeleid een profcontract te geven’, weet hij. ‘Dat veroorzaakt een ware jacht op jongens die jonger dan twaalf zijn. Terwijl de zekerheid dat je op die leeftijd de juiste spelers detecteert zowat nul procent is. Het maakt het ook onwaarschijnlijk moeilijk om een beleid te voeren en een stabiel plan te ontwikkelen. In Engeland spreken clubs met een Category One Academy af om van elkaars spelers te blijven. Respecteren ze dat niet, dan kost het heel veel geld. Zelfs als het gebeurt omdat de ouders verhuizen, moet je daar voor een commissie verschijnen om toelating te krijgen. Hier volstaat een digitale handtekening om van club te veranderen.’

In Nederland is er dit seizoen een herenakkoord van kracht tussen de zes clubs met een internationale opleiding om geen spelers meer bij elkaar weg te halen. Dat zijn Ajax, PSV, Feyenoord, AZ, FC Utrecht en Vitesse. ‘Zo krijg je wat rust’, aldus Mariman. ‘In Nederland heerst sowieso meer het idee van: we concurreren op het niveau van het eerste elftal maar op jeugdniveau maken we elkaar sterker. Daar moeten we in België ook absoluut naartoe: je mag elkaar beconcurreren op eerste elftalniveau, maar bij de jeugd moet je de openheid behouden om samen te werken.

‘Clubs moeten bij ons ook verplicht worden om met een duidelijk scoutingsplan te komen en ze moeten tools gegeven worden om hun talentherkenning te verbeteren. En vooral: meet de in- en uitstroom. Hoelang blijven spelers gemiddeld in een club? Hoeveel van de spelers die elders werden gehaald, zijn succesvol? Hoeveel spelers worden er jaarlijks gehaald en hoeveel worden er doorgestuurd? Stimuleer clubs om in eerste instantie hun directe omgeving beter te maken via goeie regiosamenwerkingen en dam de scoutingsactieradius in. Laat enkel de clubs die echt inzetten op jeugd het hele land bestrijken.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content