Niet zonder verwondering stelt Sven Vermant sinds zijn terugkeer naar Club Brugge vast dat er in dit land nog getwijfeld wordt aan zijn kwaliteiten als verdedigende middenvelder.

Soms klinkt er wat ingehouden cynisme door als Sven Vermant weer eens – een tikje verveeld – moet uitleggen waarom hij wel degelijk een geschikte opvolger voor Timmy Simons is. “Het is gewoon zo dat ik die positie de voorbije 2,5 à 3 jaar bij Schalke gespeeld heb”, gaat het dan. “En ik denk dat als je in een fysiek en mentaal zware competitie als de Bundesliga voor de verdediging speelt, vaak alleen nog wel, je sowieso verdedigend sterk moet zijn. Anders kom je er, me dunkt, niet terecht. Misschien kennen mensen mij in België niet in die mate, maar ik weet wat ik kan en ook wat ik de laatste jaren getoond heb in Duitsland.”

Toen hij vier jaar geleden naar Schalke 04 vertrok, was hij een offensieve middenvelder. Hij stond toen nog bovenaan links in de offensieve driehoek van Club Brugge, nu staat hij op de punt naar achteren. “Enorm leerrijk in die omschakeling was wat ervaren spelers als Andy Möller mij in Gelsenkirchen over de invulling van die positie vertelden”, aldus Sven Vermant (32). “Ik stak er veel van op omdat ik ogen en oren openhield. Als je elke week voor vijftig-, zestigduizend man speelt, moet je sterk in je schoenen staan. Vechten voor wat ik waard ben om het doel dat ik vooropstelde te bereiken, zat altijd al in mij. Dat bleek bij KV Mechelen, bij Club Brugge en zeker ook bij Schalke. Jupp Heynckes zag mij de eerste twee maanden niet staan, maar overtuigd van mijn kwaliteiten bleef ik altijd voor mezelf werken. Toen ik tegen Bayern München plots al na twintig minuten moest invallen voor de geblesseerde Christian Poulsen ging dat perfect en was ik vertrokken. Het is in het voetbal niet altijd rozengeur en maneschijn. Je moet uit alle situaties kracht zien te putten. Opgeven zit niet in mijn mentaliteit. Het is tot ik erbij neerval.

“Ik ben iemand die zich kan aanpassen, dat moest ik ook doen toen ik destijds bij Club Brugge kwam. Want bij KV Mechelen moest ik op het verdedigende vlak zo goed als niet meedoen. De hoofdzaak was toen voor doelpunten te zorgen, nu is het doelpunten verhinderen. Het is ook een kwestie van ervaring. Je opstelling en inschatting van situaties verbetert doorheen de jaren. Met ouder worden ga je meer meedenken met de ploeg, meer opletten waar je medespelers staan, beter zien of je iets naar binnen moet komen of een beetje dieper moet schuiven. Als je aanvallender speelt, hoef je je daar niet zo direct mee bezig te houden. Maar het zit wel in mij om het heft in handen te nemen en mee voor de organisatie te zorgen. En je hoeft niet altijd te tackelen om agressief te spelen. Dat kan je ook doen door heel kort op de man te spelen en in het begin van de match meteen duidelijk te maken : langs hier kom je er niet door !”

Ondanks zijn transformatie wordt Sven Vermant hier blijkbaar nog altijd vooral als ‘leuke voetballer’ beschouwd, een man die leeft van balbezit en van offensieve acties. ‘Te weinig balrecuperatie’ was ooit een argument van bondscoach Aimé Anthuenis om hem niet te selecteren voor de nationale ploeg. “Ik ben nog altijd een leuke speler, hoor,” lacht Vermant, “maar het is mij in de Bundesliga gelukt mij aan te passen aan een verdedigende positie. Wat ik daar leerde, nam ik mee naar België. Dat probeer ik hier in mijn spel verder te zetten.

“Bij Schalke moest ik als defensieve middenvelder zelfs soms jongens schaduwen. Als je tegen gasten als Ballack, Rosicky, Bastürk of Ponte telkens wordt voorbijgelopen, zullen ze je niet op die positie zetten, hoor. Ik kwam er tegen zeer uiteenlopende types van offensieve middenvelders te staan. Ballack komt uit de diepte, hij is niet echt de speler die met een individuele actie het verschil probeert te maken ; Bastürk en Ponte zijn dribbelaars waar je je heel anders op moet instellen.

“Ach, balrecuperatie. De mensen die het dichtst bij je werken, hebben doorgaans de beste kijk op je prestaties. Als een ploeg met de ambitie van Schalke je als verdedigende middenvelder uitspeelt, is dat niet voor je mooie ogen. Als je de kwaliteit die daar rondloopt bekijkt, is het helemaal niet evident om daar als Belgisch spelerke in vier jaar honderd matchen in de elf te staan. Al moet ik toegeven dat ondanks de concurrentie de groepssfeer en het contact met het management er voor mij ook als mens een verrijking was. Christian Poulsen, die een concurrent voor mijn positie was, kwam voor de wedstrijd altijd naar mij om mij succes en een goede match te wensen. Andersom gebeurde dat ook.

“Het was voor mij een enorme voldoening toen ik van trainer Ralf Rangnick hoorde dat hij van de centrale verdedigers vernomen had dat ze het liefst met mij voor de verdediging speelden, omdat ik daar rust uitstraalde en zij dat ontzettend belangrijk vonden. Ook Lincoln, die achter de spitsen opereert, vertelde de trainer dat ik daar moest staan, omdat hij dan ballen kreeg ingespeeld waarmee hij zijn acties kon starten. Het doet enorm veel deugd als je weet dat je medespelers graag met je spelen.

“Wat is balrecuperatie ? Ik zie het in een ploegsport als voetbal zo : als in verdedigend opzicht iedereen kort op zijn man zit, maakt het niet uit of ik of iemand anders die bal recupereert. Het belangrijkste is dat alle posities zijn ingenomen en dat het potdicht zit. Alleen als iedereen meedoet, kan je druk creëren op de tegenstander. Een van mijn taken is de ploeg op dat vlak mee te sturen en op te jagen.”

Twijfels waren er nochtans niet alleen buiten Club Brugge. Toen sportleider Marc Degryse hem haalde ter vervanging van Timmy Simons, merkte Jan Ceulemans op dat Vermant niet dezelfde balrecuperatie heeft als Simons, niet hetzelfde individuele vermogen om steekjes op te rapen. Zelf schoof de nieuwe hoofdtrainer Wim Mennes als een beter alternatief naar voor. “In het contact dat ik met Marc Degryse had, zag hij mij zonder de minste twijfel in de positie van verdedigende middenvelder”, aldus Vermant. “Ik denk dat hij wel weet dat mijn prestaties in Duitsland voldoende zeggen over mijn kwaliteiten als verdedigende middenvelder, dat het hem niet onbekend is dat je het in een fysiek en mentaal enorm zware competitie als de Bundesliga niet redt zonder voldoende loopvermogen, werkkracht en karakter. Zelfs een confrontatie tussen de eerste en de laatste in de stand is er één met veel tempo en wilskracht. Elke match is als een cupmatch.”

Maar was het niet Eddy Achterberg, al jarenlang assistent-trainer bij Schalke 04, die onlangs in Sport/Voetbal Magazine verklaarde dat Vermant het al eens te gemakkelijk durft op te nemen, wel eens uit positie wil lopen en af en toe een trap onder zijn kont nodig heeft ? “Je moet hem kennen”, reageert Vermant. “Je moet weten dat hij vooral diegene is die bij Schalke voor de sfeer moet zorgen. Ze noemen er hem een Spass-type. Grappig, plezierig, altijd goed gehumeurd. Als voetbalkenner zou ik hem niet meteen naar voor schuiven. Verder dan wat peptalk komt hij doorgaans niet. Hij is de man die tien speeldagen voor het einde van de competitie, toen wij met Bayern München op kop van de rangschikking prijkten, kort voor de aftrap in de kleedkamer met de twee duimen wijzend naar het nummer tien op zijn shirtje stond te roepen : ‘Komaan, jongens, nog tien matchen !’ En de week erna droeg hij het nummer negen, en veertien dagen later stond er een acht op zijn rug. Ik had met hem niet altijd een even goede relatie, omdat ik vind : je mag wel eens lachen, maar je moet ook eens ernstig kunnen zijn. Op het tactische vlak had Eddy er wel eens een andere kijk op ( lacht). Hij zei in dat verhaal ook dat we dikwijls met twee voor de verdediging speelden, terwijl we het bijna altijd in een ruit deden. Neen, ik kan niet zeggen dat ik het een geweldig idee van jullie vond om hem naar zijn mening over mij te vragen. Heynckes en Rangnick hadden jullie beter kunnen informeren.”

Club Brugge doet het ook onder Jan Ceulemans in 4-3-3 met ook nog altijd de offensieve driehoek van Trond Sollied op het middenveld. “Ik denk dat het momenteel een goed systeem voor ons is”, vindt Vermant. “Met drie man voorin is het ook gemakkelijker om de tegenstander vast te zetten, omdat je dan altijd de zijkanten bezet hebt. Maar het is zo dat er nog heel veel voor verbetering vatbaar is, dat we conclusies moeten trekken, leren uit onze fouten en nog een tandje bijsteken.

“We moeten elkaar nog veel beter vinden. Er wordt nog te gemakkelijk balverlies geleden, waardoor het spel dan een beetje heen en weer gaat. In de supercup tegen GBA is de tweede helft gebleken dat als we dat beter doen, we ook echt druk kunnen zetten en kansen creëren.” Opvallend was toen ook dat voor de rust Bosko Balaban op links vaak te vroeg het centrum opzocht en zich bij de omschakeling weinig van de rechtsback aantrok. “Als je op de zijkant speelt, is het belangrijk dat je in aanvallend opzicht het spel in eerste instantie breed houdt en dan op het juiste moment naar binnen komt”, legt Vermant uit. “In verdedigend opzicht is het belangrijk dat de drie posities voorin altijd zijn ingenomen, door wie dan ook, zodat je direct je tegenstander kunt vastzetten. Ook zulke dingen kunnen nog beter.”

Ander probleem was toen dat Ivan Leko regelmatig tot in de zone van Sven Vermant terugzakte om de bal op te halen, waardoor laatstgenoemde overgeslagen werd en Club een man minder in het offensief had. “De tweede helft heb ik mij meer naar voren toe ingeschakeld. Want als hij te veel terugkeert, sta je daar met twee, drie man. Dan kom je niet vooruit, terwijl het juist de bedoeling is om naar voren te voetballen. Daar moeten we nog een betere wisselwerking in krijgen. Als er een afhaakt, moet de andere diep gaan. Het is enorm belangrijk dat je ook in het middenveld mensen hebt die diepte zoeken en dat altijd de organisatie en het evenwicht in het elftal behouden blijft. Daar zijn we allemaal verantwoordelijk voor, want je functioneert altijd als ploeg. De aanvallers zijn de eerste verdedigers en die moeten daarin gestuurd worden van achteruit.”

Sven Vermant doet het even graag. “Als het goed georganiseerd is en de tegenstander er niet doorkomt, geeft mij dat een even grote kick als een actie naar voren kunnen maken”, benadrukt hij. “Speel je in een aanvallende positie, dan ben je niet altijd zo bezig met wat er achter je rug gebeurt. Dan redeneer je : dat moeten ze achter mij maar in orde maken. Als je zelf meer naar achteren staat, zie je meer het geheel.

“Ik denk wel dat het voor mij een goede positie is : van achteruit beginnen voetballen en mij regelmatig ook eens inschakelen in aanvallende acties”, besluit Vermant. “Uiteraard op voorwaarde dat de afstand niet te groot is en mijn positie wordt overgenomen. Dat zijn allemaal dingen die, denk ik, op den duur automatisch zullen worden. We beseffen goed genoeg dat we momenteel nog niet op het niveau zitten dat we moeten halen. Er geldt maar één ding : harder werken op training en in de matchen om uiteindelijk te bereiken wat we willen bereiken. Dat is : niet alleen mooi voetbal, maar ook productief voetbal brengen. Want uiteindelijk zijn het de resultaten die tellen.”

Christian Vandenabeele

‘Marc Degryse zag mij zonder de minste twijfel voor de positie van verdedigende middenvelder.’

‘Het zit in mij om het heft in handen te nemen en mee voor de organisatie te zorgen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content