Patrick Janssens, algemeen directeur van Racing Genk, kreeg in een woelige Cristal Arena een vuurdoop die kon tellen, met zwaar supportersprotest en een sportief directeur die dan toch vertrekt. ‘Ik werd burgemeester van Antwerpen net na de Visa-affaire. Dát was een crisis.’

Eind augustus 2014 maakte Patrick Janssens nog eens een verrassende carrièreswitch, deze keer door algemeen directeur te worden van Racing Genk. Alleen wie de voormalige reclamejongen en ex-burgemeester van Antwerpen goed kent, viel niet van zijn stoel. Janssens, een kind van het Kiel, is een fervente Beerschotsupporter; dat wist iedereen. Maar dat hij een voetbalclub wou gaan besturen? “Het zat al lang in mijn hoofd als iets wat mij wel zou interesseren”, zegt de 58-jarige ex-politicus. “Als ik daar dan eens over fantaseerde, zonder nog rekening te houden met de realiteit, dacht ik altijd aan Tottenham.” In Londen studeerde Janssens een jaar lang statistiek, nadat hij eerder in België een diploma sociologie en een diploma toegepaste economische wetenschappen op zak had gestoken. “Tottenham sprak mij aan omdat de ploeg altijd heel verzorgd probeerde te spelen. Het is ook een heel volkse club, die pal in een arbeiderswijk ligt. En toch is er een vorm van sofisticatie; je hebt er fanatieke maar intelligente voetbalsupporters die het onderscheid kennen tussen goed en slecht voetbal. In de periode dat ik in Londen zat, trok Tottenham net naar de beurs, als eerste club. Samen met mijn broer, die als freelancejournalist werkte voor het blad Trends, maakte ik toen een artikel over die beursgang. Zulke dingen interesseerden me altijd al.”

Commercieel entertainment

Om uw kandidatuur te stellen bij Racing Genk mailde u de voorzitter. Wat schreef u?

Patrick Janssens: “Eerst legde ik uit waarom ik dit een interessante club vind. Ik ben geen voetbalspecialist en zal dat nooit worden. Dus zag ik me dit niet om het even waar doen. Voor mij was het alleen zinvol als er een cultuur is die de club wat apart maakt. In deze regio heb je de mijngeschiedenis. Er is dus een verhaal, waarin men aan de andere kant ook niet is blijven vaststeken (Racing Genk ontstond uit de fusie van de mijnploegen Waterschei en Winterslag, nvdr). Toen de mijnen gesloten werden, ontstond hier een nieuw project, waarin voetbal maatschappelijk belangrijk was in termen van de reconversie, de samenhorigheid en de fierheid op de regio. Dat werd gekoppeld aan een sterke jeugdacademie, die almaar is blijven groeien. En er is langdurig sportief succes. Dat vormt een interessant en indrukwekkend geheel.

“Ik somde in mijn mail ook de dingen op die ik al deed en die interessant kunnen zijn in deze omgeving. Zo was ik het al gewend om te werken in de publieke belangstelling. En ik zat ook eerder al in situaties waarbij ik specialisten beter moest laten samenwerken zonder zelf een specialist te zijn. Dat was zo toen ik in de reclamewereld stapte en dat was weer zo toen ik de overstap naar de politiek maakte.

“In mijn mails sprak ik mij niet uit over wat ik dacht dat er fout zat in de club. Als buitenstaander weet je dat eigenlijk niet.”

Maar u had wel een idee over welke richting de club uit moet?

“De vraag is niet welke richting de club uit moet; dat is duidelijk. De band met de regio, de band met de historiek, de specifieke plaats van de jeugdacademie en goed voetbal vormen de kern van deze club. De vraag is of de club die richting misschien een beetje kwijt is. Ik denk dat deze club moeite heeft met de evolutie die het voetbal doormaakt. Als ik kijk naar de laatste vijftig jaar dat ik het voetbal volg, niet alleen als supporter, maar ook vanuit maatschappelijk en economisch standpunt, dan merk ik dat het voetbal enorm veranderd is. Het was een volkssport in neergang, met dalende toeschouwersaantallen en slechte stadions. Nu is het een onderdeel van een heel moderne entertainmentindustrie, met vernieuwde stadions, veel tv-belangstelling, hogere spelerslonen, globalisering en minder trouw aan één club. In die evolutie neemt Racing Genk een specifieke positie in. Net op het ogenblik dat het voetbal zijn maatschappelijke functie aan het verliezen was en overal een commercieel product werd, is deze club opgestart als een maatschappelijk project. Ik ben ervan overtuigd dat veel van de discussies met de fans daarmee te maken hadden en hebben. Anderlecht, een club van het establishment, die in de hoofdstad zit, ondervindt veel minder moeite met die omslag naar een commercieel entertainmentbedrijf.”

En toch moet ook Racing Genk zo’n commercieel entertainmentbedrijf worden?

“Integendeel. Maar wij moeten er wel voor zorgen dat we in die nieuwe trend overeind blijven, in de eerste plaats door onze cultuur heel erg duidelijk te bewaren. Ik denk dat Dortmund een goed voorbeeld is, op een grotere schaal natuurlijk. Wij moeten ervoor opletten dat de drang naar professionalisering en commercialisering de club niet gaat dicteren. Zo is het belangrijk dat wij jeugdspelers laten doorgroeien en dat ze pas de stap uit de club zetten als ze echt naar de Europese top kunnen.”

Het Middlesbrough van België

Als Racing Genk zich in een globaliserende wereld net wil vastklampen aan zijn eigen regio, moet de club dan aanvaarden dat dat gevolgen heeft op sportief vlak?

“De laatste keer dat Genk kampioen speelde, gebeurde dat met een ploeg die goed beantwoordt aan wat ik net definieerde.”

Die titel werd behaald mede dankzij jeugdproducten als Kevin De Bruyne en Thibaut Courtois, maar de club zegt zelf dat je niet gauw twee zulke uitzonderlijke talenten hebt.

“Ik denk dat wij in staat zijn om op geregelde tijdstippen een generatie van dat niveau te hebben. Maar dat is dus wel een model waarin wij altijd cyclussen zullen blijven hebben. Ik geloof echt dat Genk nog kampioen zal worden. Maar ik denk ook dat het voor deze club altijd moeilijk zal blijven om twee of drie jaar na elkaar kampioen te worden.”

Als het behouden van de verbondenheid met de regio hier voor veel mensen zo belangrijk is, moet Racing Genk er vrede mee nemen dat het geen tweede Anderlecht zal worden?

“Ik denk dat dat effectief zo is. En die verbondenheid met de regio is niet alleen belangrijk voor veel mensen hier, het is ook een noodzakelijkheid. Anderlecht zal nooit problemen ondervinden om een shirtsponsor te strikken die megabedragen betaalt, want Anderlecht zit in de Brusselse agglomeratie, in de hoofdstad van Europa, waar veel hoofdkwartieren van bedrijven zijn, en financiële instellingen. Als je de economische kracht van deze regio vergelijkt met die van de Brusselse agglomeratie, dan zitten wij in een situatie zoals die van Middlesbrough in Engeland. In het licht daarvan kun je zeggen dat wij de voorbije jaren op sportief vlak overgepresteerd hebben. Dat moet onze ambitie zijn: beter doen dan wat je economisch gezien zou verwachten van deze club. Wij mogen niet de fout maken te denken dat wij een budget hebben zoals Anderlecht of dat we daarnaar moeten streven. Dat is niet realistisch. Maar het fantastische aan voetbal is net dat David ook van Goliath kan winnen. En meermaals. Dus moeten wij wel de ambitie hebben om het Anderlecht telkens moeilijk te maken. Wie naar hier komt, moet dit zien als een gevaarlijke plek, waar je de titel eventueel kunt verliezen, en waar wij hem af en toe eens kunnen winnen.”

Bijsturen

Het geld dat de voorbije jaren deze club rijkelijk binnenstroomde, is weer geïnvesteerd, maar naar het rendement is het zoeken.

“De kosten zijn na de titel van 2011 sterk gestegen, ook wat de spelerskern betreft, maar de resultaten zijn niet beter geworden. Normaal gezien worden je resultaten wel beter als je meer investeert in je spelerskern, de grafieken daarover zijn talloos. Dus is er hier iets fout gegaan; we hebben dingen gedaan die niet passen bij de ziel van deze club.”

Zijn de verkeerde spelers gehaald?

“Of misschien zijn ze te veel betaald, ik weet het niet. De structuur is ook gegroeid en uitgebreid. De kosten zijn in ieder geval onvoldoende onder controle gehouden. Er zijn heel veel middelen binnengekomen door grote transfers en de Champions League. Op zo’n moment kan je redelijk makkelijk de dingen doen waar je zin in hebt of waar een goed idee rond bestaat. Die periode is nu voorbij. We gaan moeten bijsturen.”

De loonlast moet omlaag?

“Of de inkomsten omhoog. Meestal is het een mengeling van beide.”

“Ten eerste zijn de kosten niet alleen de spelers, je hebt ook de sportieve staf en de niet-sportieve staf. Ten tweede haal je de loonlast niet alleen naar beneden door met minder mensen te werken, maar ook door gemiddeld minder te betalen of door variabeler te betalen.”

Tegengesproken worden

Voelde u zich hier de afgelopen maanden een puinruimer?

“Eigenlijk niet. Er was wel wat een crisissituatie, maar niet van die aard dat je niet redelijk snel voor toch wel een beetje stabiliteit kon zorgen. Ik werd burgemeester van Antwerpen na de Visa-affaire (een zaak van verduistering van overheidsgeld door topambtenaren, nvdr). Heel het college had ontslag genomen, de top van de politie, de top van de administratie; er waren gerechtelijke onderzoeken, een politiek gevecht. Dát was een crisis. Hier was er instabiliteit.”

Die lijkt nog niet weg; sportief directeur Gunter Jacob stapt op.

“Ik ging ervan uit dat dat niet zou gebeuren; we hadden een aantal constructieve gesprekken over hoe we zouden kunnen samenwerken, want wij zijn heel complementair. Ik ben er ook van overtuigd dat we goed hadden kunnen samenwerken als ík hem had aangeworven en we dan van bij de start goede afspraken gemaakt zouden hebben over hoe we zouden werken.”

Nu was hij iets anders gewend geraakt.

“Hij kon in ieder geval drie en een half jaar functioneren op een andere manier, die hem goed ligt. Misschien is Gunter minder georganiseerd en gestructureerd dan ik vind dat nodig is. Een voorbeeld: de momenten waarop je beslist wie wel en niet in het team zit, zijn heel cruciaal. Dus moet je dat grondig doen. Neem nu de beslissing of je een speler laat vertrekken. Dat zou je heel goed moeten kunnen doen, want dat gaat over iemand die we hier elke dag bezig zien. Maar wie anderen beoordeelt, laat zich enorm beïnvloeden door het recente verleden. Je hoort het dikwijls: ‘Een speler is maar zo goed als zijn laatste wedstrijd.’ Dat is niet waar. Het gaat over al zijn matchen en de evolutie die daar inzit. Dus moeten wij dat heel systematisch bijhouden. Op dat vlak is er nog veel ruimte voor verbetering.”

Voelde Gunter zich gekortwiekt door de uitbreiding van de sportieve cel?

“Ik denk het niet. Maar ik denk wel dat hij die uitbreiding niet noodzakelijk verstandig vindt. Zo leeft de vraag of het een goed idee is om de trainer daarin te zetten. Veel mensen, niet alleen Gunter, vinden dat een vergissing. Maar ik wil vermijden dat Genk spelers haalt die het vervolgens niet gebruikt.

En die andere mensen willen de trainer niet in de sportieve cel omdat hij een passant is?

“Het is niet zozeer dat. Dat speelt misschien mee, maar ze vinden ook dat de trainer in die sportieve cel minder vrijuit kan praten. Stel dat hij zich daar zeer kritisch uitlaat over een van onze spelers en dat verhaal begint de ronde te doen in de club, dan is dat wel moeilijk. Maar ik geloof heel erg in overleg, in draagvlak. Ik geloof niet in een model waarbij één persoon alles weet. Ik geloof in een model waar je tegengesproken wordt. En ik vind niet dat een unieke vaardigheid, het herkennen van voetbaltalent bijvoorbeeld, iemand ervan ontslaat om systematisch te werken.”

‘Ga terug naar Antwerpen!’

In uw verhaal vandaag kwam de verbondenheid met de regio vaak aan bod. Het is toch contradictorisch dat een niet-Limburger dat hier moet komen fiksen?

“Nadat ik tien jaar een reclamebureau geleid had, ging ik de SP.A leiden. Een reclamejongen, een bedrijfsleider, die aandeelhouder was in dat bedrijf dat hij leidde, die ging uit het niets een arbeiderspartij in crisis eens uitleggen wat socialisme is. Je zou een keer moeten lezen wat er toen allemaal gezegd, geschreven en gevraagd werd. Vijftien jaar later worden die vragen niet meer gesteld. Het is hier voor een algemeen directeur veel belangrijker om te voelen dat die verbondenheid met de regio belangrijker is dan om zelf Limburger te zijn. Maar ik heb het wel gehoord hoor, dat op de open supportersavond iemand riep: ‘Ga terug naar Antwerpen, je hebt hier niks te zoeken!'”

Als u dat niet gehoord had, was u potdoof. Die man stond bijna met zijn neus tegen de uwe toen hij dat schreeuwde. En toch blijft u zeggen dat u zich hier heel welkom voelt.

“Maar dat is ook zo. Met die ene man heb ik nadien een heel fijn gesprek gehad tijdens een barbecue voor de jeugd. Op die supportersvergadering is alles uitvergroot.

“Wij hebben de afgelopen maanden veel met de supporters gepraat en op hun mails geantwoord. En ik kreeg redelijk wat reacties waarin mensen lieten blijken dat ze het een aangename verrassing vonden dat er consequent op alle mails geantwoord werd. Vaak heeft men de neiging om te denken: we gaan toch niet luisteren naar de supporters? Dan zeg ik: dat hangt af van waar het over gaat. Onlangs hadden we hier nog een vergadering over hoe we omgaan met mensen die ontevreden zijn. Toen merkte iemand op: ‘Als mensen ons mails sturen met beledigingen, dan moeten we daar toch niet op antwoorden?’ Dat moeten we juist wel. Iemand die op je begint te schelden, is heel emotioneel betrokken. Pas als er onverschilligheid is, heb je een probleem. Iedere klacht is een opportuniteit om de relatie met die persoon te verbeteren. En ik maakte het al vaak mee dat ik in mijn antwoord op een agressieve mail schreef dat ik het wel fijn zou vinden als die persoon de volgende keer wat beleefder zou zijn. Meestal krijg je dan excuses.”

DOOR KRISTOF DE RYCK / FOTO’S KOEN BAUTERS

“Ik denk dat deze club moeite heeft met de evolutie die het voetbal doormaakt.”

“Misschien is Gunter minder georganiseerd en gestructureerd dan ik vind dat nodig is.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content