Na een lange aanloop in de luwte staat Eric Van Meir (42) als hoofdtrainer van Lierse in de spotlights. ‘Over enkele wedstrijden zal ik weten of ik dit echt wil.’

De persmap ‘ Eric Van Meir‘ bevat een lijvig pak artikelen uit de periode 1992-2003 maar daarna zijn het maar een paar velletjes, tot half september. Dat er sinds hij in juli 2003 bij Lierse aan de slag ging, toen Emilio Ferrera hoofdtrainer was, amper iets over hem verscheen, kan de nieuwe hoofdtrainer van Lierse niets schelen, zegt hij, vanachter zijn bureau in de nieuwe container die sinds vorige week in Kessel achter het spelershome is gebouwd.

“Ik houd niet van interviews, fotoshoots, tv-optredens. Ik moet niet met mijn kop op tv komen, ik moet ervoor zorgen dat Lierse punten pakt. Daarom was ik zo blij na Anderlecht en Charleroi met die goals die we scoorden uit fases waarop we specifiek getraind hadden. Dan weet ik dat ik invloed heb op de groep, en dat zij vervolgens respect krijgen voor mij. Ik heb wel de ambitie om hoofdtrainer te worden, maar het pakket publiciteit zit niet bij mijn prioriteiten. Ik wil er vooral zijn voor mijn spelers, niet voor de media.”

Toch slaat Van Meir voor dit interview een maaltijd over, waardoor er een halfuur lang links en rechts van hem geen gekke bekken getrokken worden door Chris Janssens en Ives Serneels, die de container met hem delen. De vierde trainer, spitsentrainer Nico Jansen, is sinds vorige week voorlopig overgeheveld naar de jeugd. De Nederlander ondergaat het filosofisch: “Als ik maar kan werken!”

Op het eind van het interview komt ook voorzitter Maged Samy even langs. Is dat niet een papiertje met de ploegsamenstelling voor komend weekend dat hij daar in zijn hand heeft? Van Meir grijnst: “Kom binnen, voorzitter, we waren net over u bezig.” Maged Samy geeft iedereen een hand en zegt: “Doe gerust verder.”

Als opwarmertje een dilemma: kostuum of trainingspak?

Eric Van Meir: “In trainingspak voel ik me meer op mijn gemak, maar een trainer in kostuum heeft meer uitstraling dan een trainer in trainingspak. Als ik dan toch na thuiswedstrijden mijn kostuum aantrek, kan ik het evengoed anderhalf uur vroeger doen. Als hoofdtrainer ben je ook een beetje het uithangbord van de club, dus trek ik voortaan mijn kostuum aan, al zou ik het liever niet doen.”

Op Charleroi had je een trainingspak aan.

“Dat was geen thuismatch. Thuis zal het een kostuum zijn, bij uitwedstrijden in mijn eigen stijl.”

Nog een dilemma: T1 of T2?

“Ik heb de logische weg gevolgd, van jeugdtrainer en scout naar trainer met een diploma, in de schaduw van een stuk of zes hoofdtrainers. Eén keer was ik hoofdtrainer in eerste, met Patje Deman toen we op Germinal Beerschot verloren met 4-0. Vorig jaar nam ik over in afwachting van de komst van Aimé, tegen Club Luik. De laatste jaren onder Herman en vooral onder Aimé verzorgden Chris en ik meestal al de trainingen, dus werkte ik al voor een deel als T1, behalve op de wedstrijden en bij de ploegsamenstelling. Nu doe ik het minimaal tot het einde van de heenronde. Ik kan alleen maar proberen mijn best te doen.

“Veel spelers kennen me: Dreesen, Frans en Wils van bij de jeugd, Cavens en Gonzague Vandooren hebben nog met me gespeeld bij Lierse, Sonck bij de nationale ploeg. Het moeilijkste is keuzes maken: iemand die de week tevoren goed was, niet opstellen omdat iemand anders uit schorsing of blessure terugkomt, of omdat je tegen een bepaalde tegenstander een andere tactiek beoogt.”

Frédéric Frans maak je kapitein, terwijl Anthuenis niet in hem geloofde.

“Ik vind: Frédéric moet in de ploeg staan, als hij zijn niveau haalt. Door hem kapitein te maken, hebben we hem opnieuw kunnen motiveren. Voor de tweede match heb ik met Cavens afgesproken dat Frédéric kapitein zou blijven, al is Jurgen dat in principe. Frans moet wel iemand naast zich hebben die hem leidt. Kurt Van Dooren kan dat. Kurt heeft 300 matchen ervaring in eerste.”

Heb je lang moeten nadenken om hoofdtrainer te worden? Want Lierse wil jou houden als clubman.

“Toen ik zaterdagavond na de nederlaag op Westerlo bij het bestuur werd geroepen, zei men me vlakaf dat men graag zou hebben dat ik overnam, op voorwaarde dat ik er zelf achter stond. Ik weet alleen dat, als het de komende matchen niet lukt of compleet misloopt, ik opnieuw aan de slag kan als T2. Ik wil even toetsen in hoeverre ik invloed heb op de groep, maar ik ben wel blij met dat vangnet dat men me biedt.”

Van wie is de volgende uitspraak: ‘Wat ik wil worden, is iemand die een constante bij Lierse kan zijn. Ik wil niet de hoofdtrainer van Lierse worden. Een functie als sportief manager zie ik wel zitten’?

“Heb ik dat gezegd? Vijf jaar geleden? Sindsdien is er veel gebeurd. Echt waar: ik ben er nog niet uit. Ik wil zien waar ik na die acht matchen sta.”

Sonck of Radzinski

Jullie hadden, meen ik te weten, wel eens andere ideeën dan Aimé.

“Op vrijdag vroeg hij altijd aan mij en Chris om onze ploeg te zetten. Dan vroeg hij waarom we die speler daar zetten. Soms hield hij daar rekening mee, soms niet. We hadden elke keer open discussies, daarna trok hij zijn conclusies. Tegen Turnhout haalt hij er vorig jaar Cavens en Thiebaut af terwijl we achter stonden, en bracht hij Job en Douala in. Ik zou dat toen niet gedaan hebben, maar Job en Douala maakten toen wel het verschil. Dat moet een hoofdtrainer ook doen: de beslissingen op het einde nemen.

“We zijn nu wel meer een drie-eenheid dan in de vorige constructie. We zijn bijna even oud, we hebben ook vaak dezelfde ideeën.”

Wat heb je van Anthuenis geleerd, en wat wil je zeker anders doen?

“Op Antwerp zette hij Kevin Janssens linksback in plaats van Garry De Graef terwijl ik met Seth De Witte, die al op het veld stond, zou hebben geschoven. Aimé vond dat je beter één schakel veranderde dan met drie spelers te schuiven. Wel zal ik minder snel wisselen dan hij. Als het niet goed loopt, zou ik aan de speler bij de rust zeggen: ‘Bewijs nog een kwartier dat het beter kan.’ Aimé wisselde direct. De vorige jaren durfde ik ook bij de beloften tijdens de wedstrijd van systeem te wisselen zodat sommige spelers op de duur niet meer wisten wat ze moesten doen.”

Je zal niet Wesley Sonck op het middenveld zetten.

“Nee. Wesley, Peter Kovacs en Tomasz Radzinski kunnen wel alle drie samen op het veld staan, maar twee diepe spitsen en een nummer tien is geen optie, tenzij we achter staan. Dus moet ik er één uit laten. Wesley moet in de laatste 40 meter opereren, niet in de middenstrook. Hij moet dicht bij het doel spelen. Het voordeel van Tomasz is dat hij op de flank kan spelen. Misschien is dat wel de oplossing, Tomasz op de flank. Tomasz en Wesley zijn niet de spelers die veel ballen gaan recupereren.”

Radzinski heeft nog niet echt goed gespeeld, hij heeft alleen nog maar achter lange ballen moeten aanlopen.

“Klopt. De eerste zes wedstrijden stond hij alleen in de spits, dat is niet zijn spel. Het probleem was dat Aimé gerekend had op Job als diepe spits, met Tomasz daarrond, maar Job was van begin af aan niet fit, dat heeft de plannen van Aimé in de war gestuurd. Nu komt Job er stilaan door.”

Heeft de ploeg die vorig jaar kampioen werd, te weinig kansen gekregen?

“Vooral in de verdediging kregen we klappen. Toen Gonzague Vandooren uitviel, was er paniek. Toen hadden we nog enkel Garry De Graef als linksback. Bruno Camacho is namelijk geen linksback. Gonzague is een voortrekker. Ik vergelijk hem een beetje met Jelle Van Damme: technisch niet de meest verfijnde, maar een voortrekker, sterk in de duels, goed kopspel, iemand die altijd de drive heeft om voluit te gaan.”

Welk soort voetbal wil jij brengen?

“Ik probeer realistisch voetbal te brengen, vanuit een goede organisatie, misschien omdat ik van origine verdediger ben. Na Westerlo begon ik met mijn vier verdedigers te zetten, en daarvoor twee centrale middenvelders, en dan de rest. Met vijf achterin starten was geen optie. Dan houd je tegen Anderlecht misschien met veel geluk de nul, maar je moet op zijn minst de intentie hebben om opbouwend iets te brengen. Dat kan niet door de drie spelers voorin aan hun lot over te laten tegen een numerieke meerderheid.”

Er wordt nu meer over de grond gespeeld, de keeper gooit al eens uit in plaats van de bal naar voren te trappen. Was dat toeval?

“Nee. Ik vraag de keeper niet om hoge ballen te trappen naar Peter Kovacs. Als ex-verdediger weet ik hoe makkelijk het verdedigen is tegen een diepe spits die de bal recht op zich af ziet komen. Het wordt pas gevaarlijk wanneer het gevaar ook langs de flanken komt. Dus vraag ik om niet recht op recht te spelen, moet de keeper kijken of de verdedigers opengaan, om zo te proberen uit te voetballen. Zet een tegenstander ons vast, dan kunnen we het nog met de hoge bal proberen, op voorwaarde dat niet alleen de diepe spits daar staat, maar ook de andere spelers centraal rond hem aansluiten.”

De zaak-Ye

“Als je een nieuwe start neemt, moet je ook investeren in jezelf. Toen ik in 1991 bij Charleroi voor het eerst prof werd, verdiende ik 2500 euro bruto per maand. Weinig spelers in eerste klasse verdienen nu zo weinig. Was ik in derde blijven voetballen, en daar overdag bij gaan werken, had ik maandelijks meer verdiend. Maar ik wilde investeren in mezelf, zoals ik dat ook bekeek toen ik hier in 2003 een kans kreeg van toenmalig voorzitter Gaston Vets.”

Je vond het goed dat je eerst met de jeugd werkte?

“Absoluut. Omdat je bij de jeugd al eens recht hebt op een slechte opstelling, een slechte vervanging, een slechte tactiek. Daar springt de pers niet meteen op, daar kan je uit leren. Ik vind het parcours profvoetballer-jeugdtrainer-hulptrainer-hoofdtrainer een logische weg.”

Is Lierse jouw club?

“Toch wel. Zowel bij Berchem en Lierse als bij Charleroi werd ik verkozen in het elftal van de eeuw, maar de prijzen die ik hier pakte – titel, beker, vier keer topschutter van de club – maken het verschil. Lierse heeft me veel gegeven. Van Gaston Vets kreeg ik de kans om hier te beginnen toen mijn knie kapot was, Leo Theyskens verzette zich tegen mijn vertrek toen het niet klikte met Rekdal en er sprake van was om me door te sturen.”

Toch heb je hier ook zwarte pagina’s beleefd. De affaire-Ye, bijvoorbeeld, waar jij als een van de weinigen buiten schot bleef.

“Van die zaak ben ik nog niet helemaal bekomen. Ik ben iemand die graag alles weet en alles plant, maar toen zag ik op het veld zo veel dingen die ik niet begreep. Toen heb ik mijn vertrouwen in de mensen verloren. Tevoren dacht ik dat ik een flinke dosis mensenkennis had, maar dat bleek dus niet zo te zijn … Spelers met wie ik een fantastische band had, bleken dingen te hebben gefikst waar ik niets van afwist en toen ik hen erover aansprak, ontkenden ze het nog staalhard ook.

“Achteraf werd me een en ander duidelijk. De trainers zaten toen in een container, maar keeperstrainer René Cool en ik kleedden ons gewoon om in de kleedkamers. Een kwartier voor aanvang van de training gingen we dan bij Put ( toenmalig hoofdtrainer Paul Put, nvdr) en bij Patje vragen wat we die dag moesten doen. Ik heb nog aan Put gevraagd of ik niet bij hen in de container kon zitten, maar Put wuifde dat weg: ‘Je ziet toch dat hier geen plaats is voor nog een stoel.’ Ik aanvaarde dat, ik ben niet iemand die zich opdringt. Achteraf snapte ik wel waarom ik niet in die container mocht zitten.”

Heb je je nooit afgevraagd waarom ze jou niet gevraagd hebben om mee te doen?

“Patje heeft me verteld dat ze op een bepaald moment de vraag gesteld hebben: pakken we er Eric bij, of laten we hem erbuiten? Ze deden dat om twee redenen niet. Ten eerste twijfelden ze of ik met ze mee zou doen. Ten tweede was de beste vriendin van mijn vrouw de vrouw van een bestuurder, en ze vreesden dat het op die manier zou uitlekken naar het bestuur. Ik ben bijna zeker dat ik het niet gedaan zou hebben als ze het me gevraagd hadden. Ik vind de boel belazeren op het veld, ten koste van de spelers die rond jou staan en hun inkomen, het ergste wat je kan doen.”

Wat doe je als morgen Cliff Mardulier vraagt om hier mee te trainen, of als Put je een job voorstelt als assistent in Afrika?

“Put zou ik zelfs geen hand geven, een aanbod van hem zou ik nooit aanvaarden. Mardulier heeft zich laten meeslepen, hij stond in het begin van zijn carrière. Moeilijker heb ik het met Yves Van Der Straeten met wie ik dacht een goeie band te hebben. Die had in Portugal goed de kost verdiend en die heeft tot de laatste dag gezworen dat hij er niets mee te maken had. Dan liever Patje, die veel spijt heeft en die dat heeft proberen goed te maken door spijtoptant te zijn. Iedereen maakt fouten in zijn leven, maar geef dat dan toe als het uitkomt.”

Dankzij de zaak-Ye is Maged Samy wel gekomen.

“Dat klopt, maar het was op het randje. Op een woensdag kwamen we samen en werd er gezegd: als vrijdag de lonen niet betaald zijn, is het hier afgelopen.”

Is het makkelijk om sportieve lijnen te zetten in een club die geleid wordt door een buitenlander die ook bij de samenstelling van de kern aandacht heeft voor commerciële aspecten?

“Toch wel. Maged komt bijna elke dag langs. Als hem iets niet zint, vraagt hij wel waarom we die speler opgesteld hebben en een andere niet …”

Waarom Gilberto, een speler die hij haalde, niet in de basis stond, bijvoorbeeld.

“Dan zeg ik hem dat ik Dequevy daar beter vind op dit moment.”

Wat is dit Lierse in jouw ogen waard?

“We moeten zeker negende of tiende kunnen worden. Met de kern aan het begin van het seizoen was play-off 1 niet haalbaar.”

Wat doe je als het bestuur in december toch voor een naam als trainer gaat?

“Dan word ik gewoon weer T2. Als Gerets morgen zijn job beu is en weer Lierse wil trainen, bijvoorbeeld. Daar is al over gepraat, maar nu zit hij bij Marokko. Ik verwacht niet dat hij daar snel weg wil, maar Lierse kan altijd om mij rekenen.”

Uiteindelijk zaten er in die kampioensploeg van 1997 wel wat toekomstige trainers.

“Dat verbaast me niet, maar we hebben allemaal veel te danken aan Glen De Boeck. Glen heeft de deur geopend voor de jonge garde. Slaagde hij niet bij Cercle, dan had Cercle nooit Bob Peeters genomen. Alle jonge trainers profiteren van het succes van De Boeck.”

door geert foutré – beelden: jelle vermeersch

“Ik moet niet met mijn kop op tv komen, ik moet ervoor zorgen dat Lierse punten pakt.”

“Put zou ik zelfs geen hand geven, en een aanbod van hem zou ik nooit aanvaarden.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content